ECLI:NL:GHSGR:2010:BO4298

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-005723-08
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dood door schuld in het verkeer met hoge snelheid en verlaten van de plaats van het ongeval

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 18 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Middelburg. De verdachte werd beschuldigd van dood door schuld in het verkeer en het verlaten van de plaats van het ongeval. Op 24 juni 2008 reed de verdachte met een snelheid van ongeveer 80 km/uur op de Nieuwlandseweg in Nieuw- en Sint Joosland, waar de maximumsnelheid 50 km/uur was. Hij raakte een vangrail en kwam in botsing met een fietser, waardoor deze overleed. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, maar het hof oordeelde dat de behandeling van de zaak niet binnen een redelijke termijn had plaatsgevonden, zoals vereist door artikel 6 van het EVRM. Het hof besloot de straf te verlagen en legde een werkstraf op van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van EUR 9.420,87 toegewezen. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de gevolgen voor de nabestaanden van het slachtoffer, en oordeelde dat de verdachte blijk had gegeven van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005723-08
Parketnummer: 12-715269-08
Datum uitspraak: 18 november 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Middelburg van 22 oktober 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] [dag] 1980,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 4 november 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van tweehonderdenveertig uren, subsidiair honderdentwintig dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest en een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van twee jaren. Daarnaast is aan de verdachte terzake het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde telkens een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingehouden of ingevorderd is geweest.
Voorts zijn beslissingen gegeven omtrent de vordering van de benadeelde partij, de toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en het inbeslaggenomene, zoals in het vonnis nader omschreven.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 juni 2008 te Nieuw- en Sint Joosland, gemeente Middelburg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Nieuwlandseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met een snelheid van ongeveer 80 km/uur, althans met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 km/uur, in elk geval met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse, en/of zonder af te remmen een bocht in en/of door te rijden en/of (daarbij) over een verdrijvingsvlak te rijden, waarbij hij, verdachte, met zijn voertuig in botsing, althans in aanrijding is gekomen met een vangrail en/of waarna hij, verdachte met zijn voertuig op het weggedeelte bestemd voor het hem tegemoetkomende verkeer is geraakt en/of in botsing, althans in aanrijding is gekomen met een hem over dat weggedeelte tegemoet rijdende fietser, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair:
hij op of omstreeks 24 juni 2008 te Nieuw- en Sint Joosland, gemeente Middelburg, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) heeft gereden met een snelheid van ongeveer 80 km/uur, althans met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 km/uur, in elk geval met eensnelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse, en/of (vervolgens) zonder af te remmen een bocht in en/of door is gereden en/of (daarbij) over een verdrijvingsvlak is gereden, waarbij hij, verdachte, met zijn voertuig in botsing, althans in aanrijding is gekomen met een vangrail en/of waarna hij, verdachte met zijn voertuig op het weggedeelte bestemd voor het hem tegemoetkomende verkeer is geraakt en/of in botsing, althans in aanrijding is gekomen met een hem over dat weggedeelte tegemoet rijdende fietser, door welke gedraging(en) van verdachte op de weg, de Nieuwlandse weg, gevaar werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij op of omstreeks 24 juni 2008 te Nieuw- en Sint Joosland, gemeente Middelburg, als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Nieuwlandseweg, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 24 juni 2008 te Nieuw- en Sint Joosland, gemeente Middelburg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Nieuwlandseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend, met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 km/uur een bocht in en door te rijden en daarbij over een verdrijvingsvlak te rijden, waarbij hij, verdachte, met zijn voertuig in botsing is gekomen met een vangrail en waarna hij, verdachte met zijn voertuig op het weggedeelte bestemd voor het hem tegemoetkomende verkeer is geraakt en in aanrijding is gekomen met een hem over dat weggedeelte tegemoet rijdende fietser, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
2.
hij op 24 juni 2008 te Nieuw- en Sint Joosland, gemeente Middelburg, als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval op de Nieuwlandseweg, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en schade was toegebracht;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl het feit is veroorzaakt doordat hij een krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld. De advocaat-generaal heeft medegedeeld dat zij in beginsel oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest, alsmede een werkstraf voor de duur van honderdenveertig uren, subsidiair zeventig dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid ter zake van elk van deze feiten voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingehouden of ingevorderd is geweest passend en geboden acht, doch dat zij -rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden- vordert dat aan de verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van tien weken, met aftrek van voorarrest, alsmede een werkstraf voor de duur van honderdenveertig uren, subsidiair zeventig dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid ter zake van elk van deze feiten voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingehouden of ingevorderd is geweest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft met een te hoge snelheid op de openbare weg gereden, waardoor hij een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij het slachtoffer het leven heeft gelaten. Door zo te handelen heeft de verdachte blijk gegeven van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid en een gebrek aan respect voor de gezondheid en integriteit van zijn medeweggebruikers en voor de veiligheid op de openbare weg. Daarnaast heeft de verdachte, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat bij dat ongeval aan het slachtoffer letsel en schade was toegebracht, de plaats van het ongeval verlaten.
De verdachte zal moeten leven met de wetenschap dat door zijn handelen een ander om het leven is gekomen, waardoor de nabestaanden van het slachtoffer groot verdriet is aangedaan.
In beginsel acht het hof een korte, onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende reactie.
In verband met de navolgende omstandigheden komt het hof evenwel tot een keuze voor een andere strafmodaliteit.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 oktober 2010, waaruit blijkt dat de verdachte geen terzake relevante documentatie op zijn naam heeft staan.
Voorts constateert het hof dat in de onderhavige strafzaak op 3 november 2008 hoger beroep is ingesteld. De stukken van het geding zijn eerst op 14 augustus 2009 - zijnde meer dan 8 maanden na het instellen van hoger beroep - ter griffie van het hof binnengekomen. Bij de bepaling van de straf houdt het hof rekening met het ontstane tijdsverloop, zoals hiervoor aangegeven, welk tijdsverloop de conclusie wettigt dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen een
redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM.
Het hof is - alles overwegende en gelet op de generale en de speciale preventie - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur naast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Daarnaast acht het hof het passend en geboden de verdachte voor elk van de beide bewezen verklaarde feiten een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur op te leggen.
Beslag
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp vermeld onder 1. op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde met behulp van dit voorwerp is begaan. Het hof zal dit voorwerp, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, verbeurd verklaren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 9.420,87.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist in zoverre, dat door de benadeelde partij geleden schade inmiddels door de verzekeringsmaatschappij, waarbij voor de auto van de verdachte een verzekering was afgesloten, is vergoed, aldus de verdediging, onder verwijzing naar eventuele verrekening.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van de schadevergoedingsmaatregel acht het hof niet geïndiceerd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 120 (honderdtwintig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 12 (twaalf) maanden.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de duur van de beide ontzeggingen van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen bij de tenuitvoerlegging van deze bijkomende straffen wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingehouden of ingevorderd is geweest.
Verklaart verbeurd het voorwerp vermeld onder 1. op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij tot het gevorderde bedrag van
EUR 9.420,87 (negenduizend vierhonderdtwintig euro en zevenentachtig cent),
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Dit arrest is gewezen door mr. A.S.M. Horstink, mr. N. Zandbergen en mr. M.J.J. van den Honert, in bijzijn van de griffier mr. C. Hol.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 november 2010.