ECLI:NL:GHSGR:2010:BO6296

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.045.528
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Labohm
  • M. Stollenwerck
  • J. Mulder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en verdeling van de gemeenschap; verzoek tot (partiële) verdeling ten onrechte in eerste aanleg gedaan en toegewezen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin de echtscheiding is uitgesproken en de inboedel van de echtelijke woning aan haar is toegedeeld zonder verrekening met de man. De vrouw is op 28 september 2009 in hoger beroep gekomen van deze beschikking, die op 29 juni 2009 is gegeven. De zaak is op 5 november 2010 mondeling behandeld, waarbij de advocaat van de vrouw aanwezig was, maar de man niet. De vrouw heeft betoogd dat in eerste aanleg niet de juiste verzoeken zijn ingediend, en dat er geen geschil meer bestond over de verdeling van de huwelijksgemeenschap.

Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw en de man in eerste aanleg kennelijk waren overeengekomen dat alleen de echtscheiding zou worden verzocht, en niet de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De vrouw heeft op 13 januari 2010 afstand gedaan van de huwelijksgemeenschap. Het hof overweegt dat de rechter alleen kan ingrijpen in de verdeling als er geen overeenstemming is tussen de deelgenoten. Aangezien er geen geschil meer was over de verdeling, had het verzoek in eerste aanleg niet toegewezen kunnen worden.

Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en het verzoek tot verdeling alsnog afgewezen. De beslissing is genomen op 1 december 2010 door het Gerechtshof 's-Gravenhage, waarbij de rechters A. Labohm, M. Stollenwerck en J. Mulder betrokken waren, met mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 1 december 2010
Zaaknummer : 200.045.528.01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 09-172
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. P.A. den Hollander te Portugaal,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 28 september 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 29 juni 2009 van de rechtbank Rotterdam.
Op 5 november 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de advocaat van de vrouw. De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De advocaat van de vrouw heeft het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Daarin is de echtscheiding uitgesproken, en – voor zover hier van belang – uitvoerbaar bij voorraad de inboedel, welke zich in de echtelijke woning bevindt, zonder verrekening met de man, aan de vrouw toegedeeld.
De echtscheidingsbeschikking is op 11 november 2009 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de toedeling aan de vrouw, zonder verrekening met de man, van de inboedel welke zich in de (voormalige) echtelijke woning bevindt.
2. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het betreft de toedeling aan haar, zonder verrekening met de man, van de inboedel welke zich in de (voormalige) echtelijke woning bevindt, en (zo begrijpt het hof) het inleidende verzoek om te bepalen dat zonder verrekening met de man, de inboedel welke zich in de (voormalige) echtelijke woning bevindt, aan de vrouw toe te delen, af te wijzen.
3. Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken is gebleken dat de advocaat van beide partijen in eerste aanleg bij de rechtbank een verzoek tot echtscheiding heeft ingediend en daarnaast – onder meer – een verzoek heeft gedaan om tot verdeling van de huwelijksgemeenschap over te gaan. De vrouw is van de bestreden beschikking, waarin beide verzoeken zijn toegewezen, in appel gegaan en heeft in haar appelschrift betoogd dat de advocaat van beide partijen niet datgene in het verzoekschrift eerste aanleg heeft opgenomen wat partijen voor ogen hadden.
4. Uit haar appelschrift en uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat de man en de vrouw klaarblijkelijk zijn overeengekomen dat in eerste aanleg slechts de echtscheiding zou worden verzocht en niet de verdeling van de huwelijksgemeenschap, zodat de vrouw de mogelijkheid zou hebben afstand te doen van de huwelijksgemeenschap als bedoeld in artikel 1:103 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Op 13 januari 2010 heeft de vrouw afstand gedaan van de huwelijksgemeenschap.
5. Het hof stelt voorop dat van (vaststelling van de wijze van) verdeling door de rechter op grond van artikel 3:185 BW alleen dan sprake kan zijn indien deelgenoten niet tot overeenstemming kunnen komen over een verdeling. De beslissing van de rechter vervangt dan de wilsovereenstemming van de deelgenoten. Artikel 3:185 BW biedt slechts een oplossing als de deelgenoten niet tot overeenstemming kunnen geraken. Indien er overeenstemming is over de verdeling tussen de deelgenoten, is er voor de rechter geen taak meer weggelegd ter zake de verdeling van de voormalige huwelijksgemeenschap.
6. Uit het verzoekschrift in eerste aanleg blijkt dat partijen – volgens de vrouw ten onrechte – het eens waren over de verdeling van hun ontbonden huwelijksgemeenschap. Om die reden had hun verzoek in eerste aanleg tot verdeling niet kunnen worden toegewezen, aangezien er geen geschil meer omtrent de verdeling bestond. Ook in hoger beroep is noch gesteld noch gebleken dat partijen verdelingsgeschillen hebben.
7. Wat er ook overigens zij van de door de vrouw aangevoerde gronden om de bestreden beschikking te vernietigen waar het de verdeling betreft, zal het hof op grond van het bovenstaande de bestreden beschikking vernietigen en het verzoek tot verdeling alsnog afwijzen.
8. Het hof zal aldus beslissen
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het inleidende verzoek van partijen om te bepalen dat zonder verrekening met de man, de inboedel welke zich in de echtelijke woning bevindt, aan de vrouw toe te delen, alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Stollenwerck en Mulder, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 december 2010.