ECLI:NL:GHSGR:2010:BO6883

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-000087-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige beroving met mishandeling van een ambtenaar tijdens aanhouding

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 23 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die was veroordeeld voor diefstal met geweld en mishandeling van een ambtenaar. De verdachte was betrokken bij een gewelddadige beroving op 3 juli 2009 in Rotterdam, waarbij twee aangevers, [aangever 1] en [aangever 2], werden beroofd van hun persoonlijke bezittingen, waaronder een schoudertas en mobiele telefoons. De beroving ging gepaard met bedreiging en geweld, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten een mes en een schroevendraaier gebruikten. De aangevers verklaarden dat zij door de verdachten werden bedreigd en geslagen, wat resulteerde in letsel. De verdachte werd ook beschuldigd van het mishandelen van een politieambtenaar, [aangever 3], tijdens zijn aanhouding. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangevers betrouwbaar waren en dat het geweld dat werd gebruikt om de beroving te plegen, niet kon worden gerechtvaardigd door een eventuele ruzie over een drugsdeal. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [aangever 3].

Uitspraak

Rolnummer: 22-000087-10
Parketnummer: 10-631144-09
Datum uitspraak: 23 september 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 17 december 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
(voorheen bekend als [naam]),
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] (Litouwen),
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond - Stadsgevangenis Rotterdam te Hoogvliet.
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 2 juni 2010, 24 augustus 2010 en 10 september 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 03 juli 2009 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of aan de openbare weg, te weten de [straat] en/of in een auto op of aan de openbare weg, te weten de [straat], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een (bruine) schoudertas (van het merk Gucci) (met daarin een mobiele telefoon (van het merk Samsung
SGH-C170, kleur rood) en/of een identiteitskaart en/of huissleutels) (toebehorende aan [aangever 1]) en/of
- een rijbewijs en/of een (zwart(e)) vest/jas en/of een spijkerbroek (merk Levi's ) en/of een (zwart) schoudertasje (van het merk Armani jeans) en/of een geldbedrag van 50 euro, althans enig geldbedrag en/of 2 gouden oorbellen en/of een mobiele telefoon (van het merk Nokia 1680, kleur zwart) (toebehorende aan [aangever 2]),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] en/of [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [aangever 2] en/of [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- roepen van de woorden "Give me, give", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- het tonen en/of voorhouden van een mes, althans een scherp/puntig voorwerp aan die [aangever 1] en/of
- het maken van één of meer stekende bewegingen (met dat mes, althans dat scherpe puntige voorwerp) in de richting van (het (boven)lichaam en/of het hoofd van) die [aangever 1] en/of
- het (daarbij) steken/snijden/raken (met dat mes, althans scherpe/puntige voorwerp) van die [aangever 1] in het gelaat/de lip en/of
- het trekken/rukken aan (het hengsel van) de schoudertas van die [aangever 1] (waardoor dat hengsel is gebroken en/of die schoudertas is gevallen)
en/of
- het tonen en/of voorhouden van een schroevendraaier, althans een scherp/puntig voorwerp aan die [aangever 2] en/of
- het wijzen met de punt van die schroevendraaier, althans dat scherpe/puntige voorwerp naar de nek/hals van die [aangever 2] en/of
- het slaan van die [aangever 2] tegen het hoofd en/of
- het geven van één of meer 'knietjes' tegen het hoofd/(boven)lichaam van die [aangever 2] en/of
- het schoppen en/of slaan van die [aangever 2] tegen het hoofd en/of het lichaam (terwijl die [aangever 2] op de grond lag) en/of
- het rukken/trekken aan het vest en/of de spijkerbroek, althans een of meer kledingstukken van [aangever 2];
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 juli 2009 te Rotterdam , op of aan de openbare weg, te weten de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 1] en/of [aangever 2], welk geweld bestond uit
- het tonen en/of voorhouden van een mes, althans een scherp/puntig voorwerp aan die [aangever 1] en/of
- het maken van één of meer stekende bewegingen (met dat mes, althans dat scherpe puntige voorwerp) in de richting van (het (boven)lichaam en/of het hoofd van) die [aangever 1] en/of
- het (daarbij) steken/snijden/raken (met dat mes, althans scherpe/puntige voorwerp) van die [aangever 1] in het gelaat/de lip
en/of
- het tonen en/of voorhouden van een schroevendraaier, althans een scherp/puntig voorwerp aan die [aangever 2] en/of
- het wijzen met de punt van die schroevendraaier, althans dat scherpe/puntige voorwerp naar de nek/hals van die [aangever 2] en/of
- het slaan van die [aangever 2] tegen het hoofd en/of
- het geven van één of meer 'knietjes' tegen het hoofd/(boven)lichaam van die [aangever 2] en/of
- het schoppen en/of slaan van die [aangever 2] tegen het hoofd en/of het lichaam (terwijl die [aangever 2] op de grond lag);
2.
hij op of omstreeks 03 juli 2009 te Rotterdam, opzettelijk mishandelend een persoon/ambtenaar, te weten [aangever 3], zijnde een buitengewoon opsporingsambtenaar (werkzaam als arrestantenverzorger bij de politie Rotterdam-Rijnmond), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, (met kracht) met de (rechter)voet in de (rechter)zij heeft getrapt/geschopt, waardoor voornoemde persoon/ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Verzoeken verdediging
Ter terechtzitting van 2 juni 2010 heeft de raadsman meerdere verzoeken gedaan, zoals weergegeven op pagina's 19 en 20 van het proces-verbaal van die terechtzitting.
Het hof heeft ter terechtzitting van 2 juni 2010 besloten de verzoeken bij de beraadslaging mee te nemen en daarop bij arrest dan wel tussenarrest te beslissen.
Op de pro forma zitting van 24 augustus 2010 is het verzoek tot toevoeging aan het dossier van de geweldsrapportage afgewezen.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 10 september 2010 heeft de raadsman meegedeeld dat hij de verzoeken tot toevoeging aan het dossier van camerabeelden uit het politiebureau waar de verdachte was ingesloten en van eventueel door de politie van de verdachte gemaakte foto's laat vallen, evenals het verzoek tot onderzoek aan de historische telefoongegevens van de medeverdachte [medeverdachte]. Het verzoek tot het als getuige horen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft de raadsman gehandhaafd.
Het hof wijst het verzoek deze verbalisanten als getuige te horen af. Ter terechtzitting in hoger beroep zijn de verbalisanten [aangever 3], [verbalisant 3] en [verbalisant 4] over de voor deze strafzaak relevante punten gehoord. Op grond van hun ter terechtzitting afgelegde verklaringen alsmede de processen-verbaal van bevindingen d.d. 3 juli 2009 met nr. 2009228889-12 en d.d. 4 juli 2009 met nr. 2009228889-27 in het dossier, gaat het hof ervan uit dat door de politie stevig geweld tegen de verdachte is gebruikt en dat verbalisant [verbalisant 1] de verdachte heeft geschopt. Gelet hierop is het verzoek om ook de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] te horen teneinde vast te stellen dat er (fors) geweld tegen de verdachte is gebruikt onvoldoende onderbouwd. Redelijkerwijs valt aan te nemen dat de verdachte door het niet horen van de laatstgenoemde getuigen niet in zijn verdediging wordt geschaad.
5. Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
6. Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
7. Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 2 juni 2010 ontkend zich aan de hem tenlastegelegde feiten te hebben schuldig gemaakt. Over het onder 1 tenlastegelegde heeft de verdachte verklaard dat hij in de auto lag te slapen omdat hij "lazarus" was, waardoor hij niets van het gevecht heeft gemerkt, laat staan dat hij daaraan heeft deelgenomen. Over feit 2 heeft de verdachte verklaard dat hij verbalisant [aangever 3] een trap heeft gegeven, maar dat hij niet de intentie had [aangever 3] te raken. De trap was een reactie op het door de politie tegen hem aangewende excessieve geweld. Ter terechtzitting in hoger beroep van 10 september 2010 heeft de verdachte verklaard te blijven bij de verklaringen die hij op 2 juni 2010 heeft afgelegd.
In aansluiting hierop heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep primair vrijspraak van beide tenlastegelegde feiten bepleit.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat moet worden uitgegaan gaan van de juistheid van de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte], zoals afgelegd bij de politie op 5 juli 2009 en ter terechtzitting in hoger beroep op 2 juni 2010.
Deze verklaringen komen hierop neer dat de aangevers bij de verdachten in de auto hebben gezeten in verband met een drugsdeal, dat er vervolgens ruzie ontstond naar aanleiding van deze deal omdat de aangevers te weinig drugs hadden geleverd voor de afgesproken prijs en dat de aangevers toen uit de auto van de verdachten zijn gevlucht. Daarbij zouden er, aldus [medeverdachte], spullen van de aangevers in de auto zijn achtergelaten. Volgens [medeverdachte] is bovendien één van de aangevers door het raam van de auto naar buiten geklommen, waardoor de auto "met bloedvlekken (is) komen te zitten". Eén van de medeverdachten zou aan de broek van de aangever hebben getrokken om te verhinderen dat hij naar buiten klom. Vervolgens heeft [medeverdachte] deze naar buiten gegooid.
De aangevers hebben deze lezing van de gebeurtenissen betwist, doch hun verklaringen zijn naar de mening van de raadsman niet betrouwbaar te achten.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman verwezen naar de door aangever [aangever 3] ter terechtzitting in hoger beroep van 2 juni 2010 afgelegde getuigenverklaring, die onder meer inhoudt dat de verdachte zelf lopend naar de isoleercel is gebracht, waarbij [aangever 3] en een collega hem begeleidden. Zij hadden de verdachte elk aan een arm vast. [aangever 3] liep aan de rechterzijde van de verdachte en derhalve met de linkerzijde van zijn lichaam naast de verdachte. De raadsman heeft aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - dat [aangever 3] heeft verklaard dat de verdachte hem met een achterwaartse schop in zijn rechterzij raakte, hetgeen praktisch onmogelijk is nu de aangever met de linkerzijde van zijn lichaam naast de verdachte liep.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces.
Het hof zal de door de verdediging gevoerde bewijsverweren hieronder in de rechtsoverwegingen 8a en 8b behandelen. Het beroep op noodweer(exces) komt aan de orde in rechtsoverweging 11, betreffende de strafbaarheid van de verdachte.
8. Bewijsmotivering
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met registratienummer 2009228889. Verklaringen zijn zakelijk weergegeven.
Feit 1
Verklaringen aangevers
Door de aangever [aangever 1] is het volgende verklaard: op 3 juli 2009 liep hij omstreeks 04:15 uur samen met zijn vriend [aangever 2] op de [straat] te Rotterdam. Hij had een bruine schoudertas bij zich. Op een bepaald moment hoorde hij de deuren van een auto opengaan. Toen hij vervolgens iemand snel achter hem en zijn vriend hoorde lopen, keek hij om en zag hij dat er een man met een oranje trui achter hem stond (dader 1). De man zei "Give me, give me" en [aangever 1] zag dat de man met een mes in zijn richting zwaaide. Het lemmet van het mes was zilverkleurig en het handvat was zwart. Inmiddels was er een andere man met een blauw T-shirt bijgekomen (dader 2). Dader 2 had een voorwerp in zijn hand. De man met het mes maakte stekende bewegingen in de richting van [aangever 1]. Het mes raakte daarbij de onderlip van [aangever 1]. Op het moment dat [aangever 1] weg wilde rennen, trok één van de mannen met kracht aan zijn schoudertas. Het hengsel van de schoudertas brak en de tas viel op de grond. [aangever 1] wilde zijn tas pakken, maar omdat de man weer stekende bewegingen met het mes maakte, heeft hij zijn schoudertas laten liggen en is hij weggerend.
Met betrekking tot zijn vriend [aangever 2] heeft [aangever 1] voorts het volgende verklaard: hij hoorde [aangever 2] heel hard "help, help" schreeuwen en is naar hem toegelopen. Hij zag dat twee mannen [aangever 2] helemaal in elkaar sloegen. Toen de mannen hem zagen hielden ze op met slaan en stapten ze weer in de auto waar ze eerder uitgestapt waren (merk: Renault, kleur grijs). (proces-verbaal van aangifte d.d. 3 juli 2009)
In een aanvullende verklaring heeft de aangever [aangever 1] voorts nog het volgende verklaard: dader 1 maakte de stekende bewegingen met het mes in de richting van zijn borst en hoofd. Dader 1 was ook degene die vervolgens zijn schoudertas heeft afgerukt. (proces-verbaal van verhoor d.d. 4 juli 2009)
Met betrekking tot de inhoud van zijn schoudertas heeft aangever [aangever 1] verklaard dat daarin een GSM, zijn identiteitskaart en huissleutels zaten. (proces-verbaal bevindingen nr. 2009228889-2 d.d. 3 juli 2009)
Ten aanzien van het op de buitenzijde van de Renault aangetroffen bloed heeft [aangever 1] verklaard dat hij denkt dat het bloed niet van hem is omdat zijn lip maar minimaal gebloed heeft, maar van [aangever 2]. Hem is later gebleken dat [aangever 2] door de daders aardig te pakken was genomen. (proces-verbaal van verhoor d.d. 10 juli 2009)
Aangever [aangever 2] heeft verklaard dat hij op 3 juli 2009 op de [straat] te Rotterdam is beroofd van zijn rijbewijs, een zwart vest voorzien van een capuchon met oranje binnenzijde, een spijkerboek van het merk Levi's, een zwart schoudertasje van het merk Armani Jeans, alsmede van een geldbedrag, in ieder geval een biljet van € 20. Uit de goederenbijlage bij de aangifte blijkt dat zijn mobiele telefoon van het merk Nokia, kleur zwart, eveneens is weggenomen. Het batterijklepje van zijn telefoon had hij zelf nog. Over de omstandigheden waaronder de beroving plaatsvond heeft [aangever 2] het volgende verklaard: op de genoemde datum liep hij samen met [aangever 1] op de genoemde straat te Rotterdam. Ze passeerden een grijze auto van het merk Renault, type Megane, met een Litouws kenteken. Er zaten drie mannen in de auto. Op een bepaald moment kwamen de drie mannen uit de auto. Eén van de mannen hield een mes vast en een andere man hield een schroevendraaier in zijn hand. Twee van de mannen liepen direct naar [aangever 1]. [aangever 2] zag dat zij [aangever 1] sloegen. De derde man kwam voor [aangever 2] staan. Hij zag dat de man op een dreigende manier met de punt van de schroevendraaier naar zijn nek wees. Hij zag voorts dat [aangever 1] zich van de twee mannen had weten vrij te maken en dat de mannen toen alle drie om hem heen stonden. Hij voelde dat 'de derde man' hem opzettelijk en met kracht tegen de linkerzijde van zijn hoofd sloeg. [aangever 2] heeft verklaard dat alles vervolgens heel snel ging en dat zijn T-shirt gedeeltelijk over zijn hoofd werd getrokken waardoor hij niets meer kon zien. Hij voelde dat zijn spijkerbroek tot op zijn enkels werd getrokken en vervolgens voelde hij dat hij ongeveer zeventien zogenoemde 'knietjes' tegen zijn hoofd kreeg. Op een bepaald moment viel hij op de grond en hij voelde dat hij door de mannen over zijn hele lichaam werd geschopt en geslagen. Hij voelde dat de mannen zijn schoenen en zijn broek uittrokken. Op een bepaald moment wist hij los te komen en is hij een stukje weggerend. Hij zag vervolgens dat de drie mannen met zijn spullen in de auto stapten en wegreden.
(proces-verbaal van aangifte d.d. 3 juli 2009)
Bevindingen politie
Op 3 juli 2009 omstreeks 04:12 uur gaat de politie naar aanleiding van een melding naar de beide aangevers. De verbalisanten constateren dat de aangever [aangever 2] bebloede en opgezwollen lippen heeft en een grote bult op zijn voorhoofd. Op zijn gescheurde shirt zitten diverse rode bloedvlekken. Ten aanzien van de aangever [aangever 1] constateren de verbalisanten dat hij een bebloede en gezwollen onderlip heeft. Terwijl de verbalisanten bij de aangevers staan om hun gegevens te noteren, krijgen zij via hun mobilofoon van de meldkamer het bericht door dat er in Rotterdam-Zuid een grijze Renault Megane is gesignaleerd met een Litouws kenteken en met drie inzittenden.
(proces-verbaal bevindingen met nr. 2009228889-2, d.d. 3 juli 2009)
De verbalisanten [verbalisant 3], [verbalisant 1], [verbalisant 4] en [verbalisant 2], op dat moment belast met de surveillance, begeven zich vervolgens in een herkenbare politieauto en in uniform gekleed naar de locatie waar de auto is gesignaleerd. Wanneer de auto voor hen rijdt, zien zij dat daarin drie mannen zitten. Twee mannen zitten voorin de auto en één man zit rechts achterin de auto. Eén van de verbalisanten geeft een stopteken en de auto stopt. Wanneer de verbalisanten in de richting van het voertuig lopen zien zij dat de mannen onrustig in het motorvoertuig zitten; ze kijken om zich heen, hun monden bewegen en de man achterin stopt mogelijk iets weg onder de bijrijderstoel. De bestuurder van de auto stapt uit zichzelf uit de auto. De verbalisanten zien dat hij een oranje T-shirt draagt. De bestuurder blijkt later te zijn genaamd [medeverdachte 2]. Vervolgens wordt de man die rechts achterin de auto zit door verbalisant [verbalisant 4] uit de auto geleid. Hij blijkt tijdens de insluitingsfouillering te zijn genaamd [alias verdachte] (gegevens conform identiteitskaart en rijbewijs van Litouwen). Als laatste wordt de man rechts voorin de auto uit de auto gehaald. Hij geeft desgevraagd op [medeverdachte] te zijn genaamd. De verbalisanten zien dat [medeverdachte] een wit T-shirt draagt en een donkere korte broek. Op de linkermouw van het T-shirt zitten diverse bloedvlekken. Op de achterbank van de auto ziet verbalisant [verbalisant 3] een rijbewijs liggen dat op naam blijkt te zijn gesteld van [aangever 2] [aangever 2].
De auto is vervolgens inclusief inhoud ter plaatse inbeslaggenomen en afgevoerd voor nader onderzoek.
(proces-verbaal bevindingen nr. 2009228889-12, d.d. 3 juli 2009)
Op het politiebureau wordt waargenomen dat op de voor- en achterkant van de bruine korte broek van de medeverdachte [medeverdachte], die in zijn fouilleringkast wordt aangetroffen, eveneens opgedroogde, op bloed gelijkende spetters zitten.
(proces-verbaal bevindingen nr. 2009228889-22, d.d. 3 juli 2009)
Bij de doorzoeking van de eerdergenoemde personenauto zijn onder meer de volgende goederen aangetroffen:
- schoudertasje merk Gucci, kleur bruin
bijzonderheid: afgebroken hengsel
- mobiele telefoon merk Samsung SGH-C170, kleur rood, aangetroffen in het bruine Gucci-tasje;
- jas (het hof begrijpt, gelet op de aangifte van [aangever 2]: vest), kleur zwart
bijzonderheid: voorzien van een capuchon met oranje binnenvoering;
- mobiele telefoon merk Nokia 1680, kleur zwart, bijzonderheid: niet voorzien van een batterijklepje
- biljet van € 20, aangetroffen in het opbergvak van het rechtervoorportier.
Voorts worden in de auto een bestekmes met een zwart handvat en een zilver lemmet aangetroffen en twee schroevendraaiers. (proces-verbaal bevindingen nr. 2009228889-37, d.d. 6 juli 2009)
De aangever [aangever 1] herkent de rode mobiele telefoon van het merk Samsung en de bruine schoudertas van het merk Gucci als zijn eigendommen.
De aangever [aangever 2] herkent de zwarte mobiele telefoon van het merk Nokia, het zwarte vest met de capuchon met oranje binnenvoering en het eerder in de auto aangetroffen rijbewijs op zijn naam als zijn eigendommen.
(proces-verbaal bevindingen nr. 2009228889-40, d.d. 10 juli 2009)
Bij het aan de auto ingestelde forensisch onderzoek wordt waargenomen dat er op beide portieren aan de rechterzijde van de auto en op het dak boven de portieren door contactafgifte veroorzaakte bloedspatten en door contactafgifte veroorzaakte bloedsporen zitten. Gelet op het uiterlijk voorkomen van de bloedspatten is er een meer dan geringe mate van energie uitgeoefend op een bloedend persoon of een bebloed object, die of dat zich op dat moment aan de rechterzijde van de auto, ter hoogte van het rechterachterportier bevond. In de auto zijn op het rechterdeel van de rugleuning van de achterbank en aan de bovenzijde van de rechterzijde van de rechter voorstoel eveneens enkele door contactafgifte veroorzaakte bloedsporen aangetroffen. Er zijn in de auto geen bloedspatten aangetroffen.
(proces-verbaal bevindingen nr. 2009228889-34, d.d. 13 juli 2009)
Verklaringen medeverdachte
De medeverdachte [medeverdachte] heeft tijdens zijn derde politieverhoor verklaard dat hij op 3 juli 2009 omstreeks 04:00 uur bij een vechtpartij met twee personen betrokken is geweest, die hij 'zwartjes' noemt. Op de vraag hoe het bloed op zijn kleding is gekomen, heeft hij geantwoord "Van die zwarten, dan wel van een bloedneus die ik heb gehad." Over de aangevers is door [medeverdachte] voorts verklaard: "Zij verkopen cocaïne. Zij zaten in onze auto en zij hebben aan ons cocaïne gegeven.", "Ze wilden ons belazeren", "In plaats van vijf gram hebben zijn drie gram gegeven", "Wij hadden € 250,- gegeven. Wij wilden geld terug." Op de vraag of er toen geweld is gebruikt, heeft [medeverdachte] geantwoord: "Ja, wij hebben ze op hun donder gegeven." Desgevraagd heeft [medeverdachte] vervolgens verklaard dat ze inderdaad met z'n drieën waren (het hof begrijpt: [medeverdachte], de verdachte en [medeverdachte 2]). Op straat is volgens [medeverdachte] ook nog geweld gebruikt. Hij heeft één van de twee zwartjes een paar keer opzettelijk geslagen.
(proces-verbaal van verhoor d.d. 5 juli 2009)
Identiteit verdachte
Uit identiteitsonderzoek is gebleken dat de verdachte niet is [alias verdachte], maar [verdachte], geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] (Litouwen). Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte bevestigd dat laatstgenoemde persoonsgegevens zijn juiste gegevens zijn.(zie het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond d.d. 4 maart 2010, V-nummer/zaak 2736708506/Zaak - 06/07/2009)
Feit 2
Aangever [aangever 3] (aangesteld als algemeen opsporingsambtenaar, zie proces-verbaal van bevindingen nr. 2009228889-44, d.d. 10 juli 2009) was op 3 juli 2009 omstreeks 5:15 uur als arrestantenverzorger werkzaam op [politiebureau] te Rotterdam. Hij heeft verklaard dat er op dat tijdstip twee arrestanten werden binnengebracht, onder wie [alias verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte [verdachte]). Toen de verdachte uit het dienstmotorvoertuig werd gehaald verleende hij geen enkele medewerking en moest hij met enige drang uit het motorvoertuig worden gehaald. Gezien het agressieve gedrag van de verdachte werd besloten om hem direct naar een cel te transporteren en daar gecontroleerd zijn handboeien af te doen en de insluitingsfouillering te verrichten. De verdachte gedroeg zich in de cellengang bijzonder agressief. Daarom werd besloten de verdachte in een observatiecel in te sluiten. Daar werd de verdachte op zijn buik op het in die cel aanwezige bed gelegd. Omdat de verdachte stevig bleef tegenstribbelen en zich agressief bleef gedragen, werd besloten om de verdachte in een isoleercel te plaatsen. De verdachte is toen vastgepakt en naar de cellengang gedragen. Daar werd de verdachte op zijn voeten gezet, zodat hij lopend naar de isoleercel getransporteerd kon worden. De verdachte zag vervolgens kans om zijn rechtervoet met kracht achterwaarts te bewegen. [aangever 3] zag en voelde dat de verdachte met zijn rechtervoet met kracht achterwaarts trapte en hem in zijn rechterzij raakte. [aangever 3] voelde daardoor een hevige pijn in zijn rechterzij en hij voelde tevens dat de onderste rib aan de rechterzijde van zijn lichaam door de trap geraakt werd. [aangever 3] is in het politiebureau onderzocht door een politiearts. De arts deelde hem mee dat de onderste rib aan de rechterzijde van zijn lichaam gekneusd was. (proces-verbaal aangifte d.d. 3 juli 2009)
Ter terechtzitting in hoger beroep van 2 juni 2010 is de aangever [aangever 3] als getuige gehoord. Bij dat verhoor is de getuige voorgehouden dat in de medische verklaring van de Forensisch Artsen Rotterdam Rijnmond (FARR) die zich in het dossier bevindt niet is vermeld dat hij een gekneusde rib had. [aangever 3] verklaarde daarop dat de politiearts tegen hem had gezegd dat hij een gekneusde rib had en dat de arts daar zeker over was. [aangever 3] heeft hiervan meerdere weken last gehad. (proces-verbaal van hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep van 2 juni 2010 is voorgevallen)
Door verbalisant [verbalisant 4] is waargenomen dat de arrestant [alias verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte [verdachte]) kennelijk opzettelijk en met kracht een trappende beweging maakte naar [aangever 3]. Zij zag dat [aangever 3] ter hoogte van zijn maag dan wel ribben werd geraakt en dat hij daardoor naar lucht moest happen en pijn had. [aangever 3] gaf aan dat hij pijn aan zijn ribben had (proces-verbaal bevindingen nr. 2009228889-26, d.d. 4 juli 2009).
8a. Bespreking bewijsverweren feit 1
Wijze waarop de goederen van de aangevers in de auto terecht zijn gekomen
Vooraf dient te worden opgemerkt dat het hof niet uitsluit dat inderdaad een cocaïnedeal aanleiding is geweest tot de ontmoeting tussen de verdachten en de aangevers, zoals door medeverdachte [medeverdachte] is gesteld, en dat de aangevers over dit specifieke punt hebben gelogen. Dat brengt echter nog niet met zich mee dat geen geloof dient te worden gehecht aan de verklaringen van de aangevers, voor zover deze betrekking hebben op de beroving en het jegens hen uitgeoefende geweld.
Het hof acht deze laatste verklaringen betrouwbaar aangezien deze kort na het incident zijn afgelegd en in hoofdlijnen onderling consistent zijn, terwijl de aangevers naderhand in grote lijnen bij hun verklaringen zijn gebleven. Bovendien vinden deze verklaringen steun in ander bewijsmateriaal, waaronder de processen-verbaal van bevindingen van 6 juli 2009 en 13 juli 2009 met betrekking tot de in de auto aangetroffen goederen respectievelijk het aan de auto verrichte forensisch onderzoek. Dit laatste onderzoek ondersteunt de verklaring van de aangevers dat er buiten de auto is gevochten, aangezien alleen aan de buitenzijde van de auto bloedspetters zijn aangetroffen. Gelet op het uiterlijk voorkomen van de bloedspatten zijn deze veroorzaakt doordat er een meer dan geringe mate van energie is uitgeoefend op een bloedend persoon of een bebloed object, welke persoon of welk object zich op dat moment aan de rechterzijde van de auto, ter hoogte van het rechterachterportier van de auto heeft bevonden.
Hieraan doet niet af dat in de auto enkele door contactafgifte veroorzaakte bloedsporen zijn aangetroffen. Deze kunnen immers ook zijn veroorzaakt doordat de verdachten bloed van de aangevers op hun lichaam of kleding hadden. Ten aanzien van [medeverdachte] is in ieder geval vastgesteld dat er op bloed gelijkende vlekken op zijn kleding zaten.
Het hof overweegt voorts dat - ook in het geval men ervan uitgaat dat ruzie over een drugsdeal aanleiding is geweest tot de vechtpartij, zoals door de medeverdachte [medeverdachte] is verklaard - dit niet wegneemt dat het bij de vechtpartij toegepaste geweld tenminste (mede) in dienst stond van het afhandig maken van eigendommen van de aangevers. De in rechtsoverweging 7 weergegeven verklaring van [medeverdachte] over de wijze waarop de goederen van de aangevers in de auto van de verdachten zijn achtergebleven acht het hof ongeloofwaardig, gezien de verklaringen van de aangevers en gelet op het proces-verbaal van bevindingen van 6 juli 2009 waarin wordt gerelateerd dat een medewerker van de Forensische Opsporing aan verbalisant [verbalisant 6] heeft verklaard dat het bloedsporenbeeld het verhaal van [medeverdachte] niet ondersteunt (proces-verbaal bevindingen nr. 2009228889-37, d.d. 6 juli 2009, blad 1 en 2).
Rol verdachte
Het hof acht de ter terechtzitting in hoger beroep van
2 juni 2010 door de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] afgelegde verklaringen dat de verdachte niets van het gevecht tussen de medeverdachten en de aangevers heeft gemerkt omdat hij "lazarus" was en lag te slapen ongeloofwaardig. Het hof komt tot dit oordeel op grond van de verklaringen van de aangevers, inhoudende dat zij door drie personen werden overvallen, en de op 5 juli 2009 door [medeverdachte] bij de politie afgelegde verklaring. Daarin spreekt [medeverdachte] immers steeds over "ons" en "wij" en verklaart hij dat ze met zijn drieën waren en ze samen de zwartjes op hun donder hebben gegeven.
Op grond van het voorgaande wordt de verdachte aangemerkt als medepleger van de straatroof.
8b. Bespreking bewijsverweer feit 2
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman dat het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde praktisch niet uitvoerbaar is, zodat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ook verwerpt het hof het verweer dat de verdachte niet de intentie had verbalisant [aangever 3] te raken.
Het hof overweegt hiertoe dat uit de aangifte van [aangever 3] bij de politie volgt dat de verdachte op weg naar de isoleercel hevig tegenwerkte. De getuige [verbalisant 3] heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 2 juni 2010 ook verklaard dat de verdachte op weg naar de isoleercel tegenstribbelde. Hieruit leidt het hof af dat de verdachte niet netjes in het gareel tussen [aangever 3] en een collega, die hem elk aan een arm vast hadden en hem zo naar de isoleercel transporteerden, in heeft gelopen, maar zijn lichaam kon wenden en dat ook heeft gedaan. Om die reden acht het hof het goed mogelijk dat de verdachte trappend met zijn rechtervoet verbalisant [aangever 3] in de rechterzij heeft geraakt, ondanks het feit dat hij links van [aangever 3] liep.
Het hof overweegt voorts dat het door de verdachte met kracht achterwaarts trappen terwijl twee personen hem bij zijn armen vasthielden en zich derhalve in zijn directe nabijheid bevonden, een gedraging is die naar haar uiterlijke verschijningsvorm, ook gelet op de weerstand die de verdachte bood, redelijkerwijs niet anders kan worden opgevat dan als een handeling erop gericht die personen of één van hen te raken. Het hof concludeert dan ook dat de verdachte aangever [aangever 3] opzettelijk heeft geschopt.
9. Bewezenverklaring
Het hof acht op grond van de vorenstaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 03 juli 2009 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, op de openbare weg, te weten de [straat], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een bruine schoudertas van het merk Gucci met daarin een mobiele telefoon van het merk Samsung
SGH-C170, kleur rood en een identiteitskaart en huissleutels toebehorende aan [aangever 1] en
- een rijbewijs en een (zwart vest en een spijkerbroek merk Levi's en een zwart schoudertasje van het merk Armani jeans en enig geldbedrag en een mobiele telefoon van het merk Nokia 1680, kleur zwart toebehorende aan [aangever 2, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 2] en [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- roepen van de woorden "Give me, give", en
- het tonen van een mes aan die [aangever 1] en
- het maken van stekende bewegingen met dat mes in de richting van het bovenlichaam en het hoofd van die [aangever 1] en
- het daarbij raken met dat mes van die [aangever 1] in de lip en
- het trekken/rukken aan de schoudertas van die [aangever 1] waardoor het hengsel is gebroken en die schoudertas is gevallen
en
- het tonen van een schroevendraaier,aan die [aangever 2] en
- het wijzen met de punt van die schroevendraaier, naar de nek van die [aangever 2] en
- het slaan van die [aangever 2] tegen het hoofd en
- het geven van 'knietjes' tegen het hoofd van die [aangever 2] en
- het schoppen en slaan van die [aangever 2] tegen het lichaam terwijl die [aangever 2] op de grond lag en
- het trekken aan kledingstukken van [aangever 2].
2.
hij op 03 juli 2009 te Rotterdam, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [aangever 3], zijnde een opsporingsambtenaar werkzaam als arrestantenverzorger bij de politie Rotterdam-Rijnmond, gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, (met kracht) met de rechtervoet in de rechterzij heeft getrapt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
10. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Mishandeling, gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
11. Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - dat de verdachte, toen hij bij het politiebureau aankwam, werd geconfronteerd met door de politie jegens hem uitgeoefend excessief en disproportioneel geweld, waartegen de verdachte gerechtigd was zich te verdedigen. Ter onderbouwing van het beroep op noodweerexces heeft de raadsman voorts nog aangevoerd dat bij de verdachte als gevolg van het door de politie uitgeoefende geweld, omdat de verdachte de Nederlandse taal niet machtig is en hij daardoor niet kon uitspreken dat de politie met de geweldplegingen moest stoppen, een hevige gemoedsbeweging is ontstaan waardoor hij de grenzen van de noodzakelijke verdediging mogelijk heeft overschreden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het dossier - met name de processen-verbaal van bevindingen d.d. 3 juli 2009, nr. 2009228889-12 en d.d.
4 juli 2009, nr. 2009228889-27 - en uit de ter terechtzitting in hoger beroep van 2 juni 2010 door de verbalisanten afgelegde getuigenverklaringen volgt dat de verdachte zich vanaf het moment dat hij werd aangehouden hevig tegen de politie heeft verzet en zich agressief ten opzichte van de politie heeft gedragen. Direct na zijn aanhouding verzette de verdachte zich al hevig tegen het boeien. Eenmaal in het dienstmotorvoertuig geplaatst schopte hij tegen de deur, de ruiten en de wand van het voertuig en is daarmee - schreeuwend en om zich heen spugend - tijdens het transport doorgegaan. Bij het politiebureau aangekomen blééf de verdachte zich verzetten en zich agressief gedragen. Hij stribbelde tegen toen hij vanuit het dienstvoertuig naar de observatiecel werd gebracht en bood zodanig verzet tijdens de poging van de verbalisanten hem aldaar uit te kleden en te boeien, dat besloten werd hem over te brengen naar een isoleercel. Tijdens het transport daar naartoe bleef de verdachte zich verzetten en zag hij kans verbalisant [aangever 3] met kracht in de rechterzij te schoppen zoals bewezenverklaard. Ook begon de verdachte toen weer te spugen.
Uit zowel de verklaring van de verdachte als uit de verklaringen van de verschillende politiemensen blijkt dat de politie op verschillende momenten fors geweld tegen de verdachte heeft gebruikt. Zo is de verdachte door verbalisant [verbalisant 1] geschopt.
Uit het bovenstaande wordt echter duidelijk dat de politie dit geweld telkens heeft moeten aanwenden als reactie op het voortdurende verzet en de voortdurende agressieve gedragingen van de verdachte, teneinde hem in bedwang te krijgen en te houden. Ter terechtzitting in hoger beroep van 2 juni 2010 heeft de verdachte verklaard dat hij begreep dat hij door de politie werd gearresteerd. Het hof volgt dan ook niet de stelling van de raadsman dat het gedrag van de verdachte (mede) is terug te voeren op het feit dat hij de Nederlandse taal niet beheerste. De verdachte had kunnen en moeten begrijpen dat hij zich moest voegen naar hetgeen de politie van hem verlangde. Doordat hij dat niet heeft gedaan heeft de verdachte het jegens hem door de politie gepleegde geweld geheel aan zichzelf te wijten. Het door de politie aangewende geweld is gelet op de bovenomschreven hevige en agressieve wijze waarop de verdachte zich vanaf het moment van zijn aanhouding bij voortduring heeft verzet in redelijkheid niet disproportioneel te achten. Op geen enkel moment is sprake geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte door de politie en daarmee van een noodweersituatie. Het beroep op noodweer faalt derhalve. Nu er op geen enkel moment sprake is geweest van een noodweersituatie waarin de verdachte zich moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, faalt het beroep op noodweerexces eveneens.
Ook overigens is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
12. Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan een gewelddadige beroving. Door hun handelen hebben de verdachte en zijn mededaders de slachtoffers ongetwijfeld veel angst aangejaagd en is er inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit. Wat er van de aanleiding tot die beroving ook zij, eigenrichting kan niet worden toegestaan. Nadat de verdachte voor dat feit was aangehouden heeft hij zich bovendien schuldig gemaakt aan mishandeling van een politieambtenaar. Deze heeft daardoor een gekneusde rib opgelopen. De verdachte heeft door deze mishandeling blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het bevoegde gezag. Ter terechtzitting heeft de verdachte op geen enkele wijze ervan blijk gegeven het verwerpelijke en strafwaardige van zijn handelen in te zien.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf anderzijds ook meegewogen dat de verdachte een kleiner aandeel in de beroving heeft gehad dan zijn ook voor dit feit veroordeelde mededader [medeverdachte] en dat niet is komen vast te staat dat de verdachte, anders dan de mededader, vóór de onderhavige feiten eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. De verdachte heeft zich evenwel, anders dan [medeverdachte], tevens schuldig gemaakt aan mishandeling van een politieagent. Het hof ziet daarom geen aanleiding om aan de verdachte een lagere straf op te leggen dan aan de mededader [medeverdachte] is opgelegd.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van gelijke duur als in eerste aanleg opgelegd een passende en geboden reactie vormt.
13. Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 3] zich - middels zijn gemachtigde mr. F.B.P.D. de Vries - als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 175,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Naar het oordeel van het hof is aannemelijk geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 100,-. Het hof wijst de vordering voor het overige af.
Dit brengt met zich mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
14. Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 100,- aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van [aangever 3].
15. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 300, 304, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 3] tot een bedrag van € 100,- (honderd euro) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij. Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op om ten behoeve van [aangever 3] aan de Staat een bedrag te betalen van € 100,- (honderd euro)
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 (twee) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Dit arrest is gewezen door mr. A.L.J. van Strien, mr. G.J.W. van Oven en mr. M.C.R. Derkx, in bijzijn van de griffier mr. S.N. Keuning.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 september 2010.