ECLI:NL:GHSGR:2010:BO6955

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-004667-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging en mishandeling binnen familierechtelijke relatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 21 oktober 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Dordrecht. De verdachte was beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling en mishandeling van zijn vader, waarbij de feiten zich hebben voorgedaan op 9 mei 2009 te Leerdam. De verdachte werd veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf van 80 uur, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder het volgen van een agressietraining en het naleven van voorschriften van de Reclassering.

De raadsvrouw van de verdachte heeft tijdens de zitting in hoger beroep gepleit voor vrijspraak, stellende dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De verdediging voerde aan dat zowel de vader als de stiefmoeder van de verdachte, die als getuigen optraden, ontkenden dat de verdachte hen had mishandeld of bedreigd. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verklaringen van de getuigen betrouwbaar waren, ondanks de betrokkenheid van niet beëdigde tolken bij eerdere verklaringen.

Het hof overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de bedreiging van zijn stiefmoeder en de mishandeling van zijn vader, wat een ernstige inbreuk op hun integriteit betekende, vooral gezien het feit dat deze gebeurtenissen plaatsvonden in hun eigen woning. Bij de strafoplegging hield het hof rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld en dat hij zijn leven een positieve wending had gegeven. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en bevestigde de veroordeling, maar met een voorwaardelijke straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004667-09
Parketnummer: 11-500211-09
Datum uitspraak: 21 oktober 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht van
11 september 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 7 oktober 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 mei 2009 te Leerdam [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend meerdere, althans een, (keuken)mes(sen) in de richting van die [aangever 1] gehouden en/of met die/dat mes(sen) stekende en/of snijdende bewegingen gemaakt in de richting van die [aangever 1] en/of meerdere, althans een, goed(eren) in de richting van die [aangever 1] gegooid en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: dat als ze zich ergens mee zou bemoeien dat zij aan de beurt zou zijn en/of dat als hij opgepakt zou worden door de politie hij haar zou afmaken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 09 mei 2009 te Leerdam opzettelijk mishandelend zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking stond, althans een persoon, te weten [aangever 2], tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of meerdere, althans een, goed(eren) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft gegooid, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 09 mei 2009 te Leerdam [aangever 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend meerdere messen in de richting van die [aangever 1] gehouden en met die messen snijdende bewegingen gemaakt in de richting van die [aangever 1];
2.
hij op 09 mei 2009 te Leerdam opzettelijk mishandelend zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking stond, te weten [aangever 2], tegen het lichaam heeft geslagen goederen tegen het hoofd en/of het lichaam heeft gegooid, waardoor deze letsel heeft bekomen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het onder
1 en 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en met name overtuigend bewijs.
De raadsvrouw heeft daartoe, kort gezegd, aangevoerd dat de verdachte beide feiten van meet af aan heeft ontkend en dat ook zijn vader en stiefmoeder zowel schriftelijk als ter terechtzitting in eerste aanleg - in de hoedanigheid van getuigen - hebben verklaard niet door de verdachte te zijn mishandeld respectievelijk bedreigd.
Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de belastende verklaringen die de vader en de stiefmoeder eerder tegenover de politie hebben afgelegd zijn getolkt door daartoe niet beëdigde tolken en derhalve buiten beschouwing dienen te worden gelaten.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Vooropgesteld wordt dat het hof vrij is in de keuze en waardering van bewijsmiddelen, alsmede dat geen rechtsregel eraan in de weg staat verklaringen van getuigen die tegenover de politie zijn afgelegd met bijstand van een niet beëdigd tolk als bewijs te bezigen.
Het hof vindt de gang van zaken overigens minder wenselijk en dit geldt met name voor het als tolk optreden van de broer van de verdachte. Desalniettemin zal het hof de verklaringen van de getuigen voor het bewijs bezigen, gelet op het navolgende.
Het hof stelt vast dat de stiefmoeder van de verdachte bij een drietal gelegenheden tegenover verschillende verbalisanten heeft verklaard dat de verdachte haar heeft bedreigd en/of zijn vader heeft mishandeld, welke verklaringen telkens zijn neergelegd in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van bevindingen. De eerste keer trad een buurman op als tolk, de tweede keer sprak de getuige met een Turkssprekende verbalisant en de derde keer werd bijstand geboden door de broer van de verdachte. De vader van de verdachte heeft tegenover verbalisant [verbalisant 1] verklaard dat de verdachte zijn stiefmoeder met messen heeft bedreigd; daarbij heeft de broer van de verdachte als tolk gefungeerd.
Het hof acht deze verklaringen betrouwbaar, nu deze op essentiële punten overeenkomen en bovendien worden ondersteund door het door de betreffende verbalisanten gerelateerde met betrekking tot hetgeen zij ter plaatse aantroffen, een en ander zoals uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt. Met name wijst het hof op de door verbalisant [verbalisant 2] waargenomen wond op het gezicht van de vader.
Dat de aangevers op enig moment in meer of mindere mate de inhoud van deze eerder afgelegde verklaringen hebben betwist, doet aan deze betrouwbaarheid niet af.
Voorts is niet aannemelijk geworden de stelling van de verdachte dat zijn stiefmoeder vanwege psychische problematiek, in feite onder invloed van flashbacks, niet over de verdachte zou hebben verklaard, maar over haar voormalige echtgenoot die haar ernstig zou hebben mishandeld.
Gelet op het bovenstaande zal het hof derhalve uitgaan van de tegenover de politie afgelegde verklaringen. Op basis daarvan acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de hem tenlastegelegde mishandeling van zijn vader en bedreiging van zijn stiefmoeder.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Bedreiging met zware mishandeling.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Mishandeling, begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen gegeven door en/of namens de Stichting Reclassering Nederland.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn stiefmoeder en
mishandeling van zijn vader.
Dusdoende heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de psychische respectievelijk lichamelijke integriteit van de slachtoffers, hetgeen des te verwerpelijker is nu de onderhavige feiten plaatshadden in hun eigen woning, een plaats waar zij zich bij uitstek veilig zouden moet kunnen voelen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof ten voordele van de verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat hij, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 september 2010, niet eerder is veroordeeld ter zake van het plegen van strafbare feiten.
Daarenboven is ter terechtzitting in hoger beroep aannemelijk geworden dat de verdachte zijn leven een wending ten goede heeft gegeven en dat het contact tussen hem en de slachtoffers inmiddels verbeterd is.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof voorts acht geslagen op:
- het verdachte betreffende rapport Psychologisch onderzoek Pro Justitia d.d. 29 juli 2009, opgemaakt en ondertekend door A. van der Donk, gz-psycholoog, alsmede
- het Voorlichtingsrapport van de Stichting Reclassering Nederland, regio Dordrecht, d.d. 19 augustus 2009, opgesteld en ondertekend door G. Koelink, reclasseringsmedewerker, en medeondertekend door
K. Kruger, leidinggevende.
Mede tegen de achtergrond van de inhoud van voornoemde rapportages is het hof - alles overwegende en overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur in combinatie met de na te melden bijzondere voorwaarde een passende en geboden reactie vormt.
Anders dan verdachte, die zonder dit nader te motiveren heeft aangevoerd dat enige veroordeling hem het zicht op verwezenlijking van zijn ambities als medisch specialist zal ontnemen, ontleent het hof aan artikel 24 van de Regeling specialismen en profielen geneeskunst, van welke regeling het hof de inhoud als kenbaar via de website van de KNMG beschouwt als feit van algemene bekendheid, dat na te melden beslissing aan die verwezenlijking op zichzelf geenszins in de weg zal staan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 40 (veertig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Beveelt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet
heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt het volgen van een behandeling bij een daartoe aangewezen instelling van GGZ Nederland of het volgen van een training in agressiebeheersing bij Reclassering Nederland.
Verstrekt aan deze instelling opdracht om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. A.H. de Wild, mr. R.M. Bouritius en mr. H.C. Wiersinga, in bijzijn van de griffier mr. L.S. van Es.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 oktober 2010.