Rolnummer: 22-001590-10
Parketnummers: 13-410164-09 en 13-447350-08 (TUL)
Datum uitspraak: 2 september 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Amsterdam
meervoudige kamer voor strafzaken
zitting houdende te 's-Gravenhage
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 juni 2009 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Huis van Bewaring Demersluis te Amsterdam.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 19 augustus 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 07 februari 2009 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, die [aangever] één of meerma(a)l(en) heeft/hebben vastgepakt (waardoor hij op de grond is gevallen) en/of (vervolgens) met een (vlinder)mes op die [aangever] is/zijn afgelopen/afgekomen en/of die [aangever] met dat (vlinder)mes in het been heeft gestoken;
subsidiair:
hij op of omstreeks 07 februari 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [aangever] één of meerma(a)l(en) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in het been/de benen heeft gestoken;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 07 februari 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk mishandelend [aangever] één of meerma(a)l(en) in het been/de benen heeft gestoken, waardoor voornoemde [aangever] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2:
hij op één of meer tijdstippen of omstreeks de periode van 07 februari 2009 tot en met 12 februari 2009 te Amsterdam een of meer wapens van categorie I, te weten een vlindermes (met een lemmet van 10.2 centimeter), heeft overgedragen en/of gedragen en/of vervoerd en/of voorhanden heeft gehad.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Voorts is de tenuitvoerlegging gelast van de door de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam op 19 september 2008 onder parketnummer 13-447350-08 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie van 7 dagen, met dien verstande dat deze jeugddetentie wordt vervangen door 7 dagen gevangenisstraf.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg onder feit 2 gegeven vrijspraak.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder
1 primair en 1 subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 07 februari 2009 te Amsterdam, opzettelijk mishandelend [aangever] in het been heeft gestoken, waardoor voornoemde [aangever] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft niet geschroomd om op de openbare weg een persoon te mishandelen. Misdrijven als de onderhavige veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij in het algemeen.
Blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 augustus 2010, is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder mishandeling, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de kinderrechter Amsterdam van 19 september 2008 onder parketnummer 13-447350-08 is de verdachte onder meer veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 18 dagen, met bevel dat een gedeelte, groot
7 dagen, van die jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
In hoger beroep is komen vast te staan, dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
Naar het oordeel van het hof is de vordering in beginsel voor toewijzing vatbaar. Het hof zal echter, gelet op de in hoger beroep op te leggen straf en het feit dat de verdachte zijn in eerste aanleg opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf (vijf maanden) in zijn geheel heeft ondergaan, de vordering afwijzen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het 1 meer subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst de vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter Amsterdam van 19 september 2008 onder parketnummer 13-447350-08 opgelegde voorwaardelijke straf af.
Dit arrest is gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels, mr. M.A. van der Ham en mr. S.J.A.M. van Gend, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 september 2010.