ECLI:NL:GHSGR:2010:BO6970

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-000669-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke teelt van hennep en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 16 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar. De verdachte, geboren in Turkije in 1960, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en voor diefstal van elektriciteit. De feiten vonden plaats tussen 1 januari 2008 en 19 maart 2008 in Alkmaar, waar de verdachte een hennepkwekerij had opgezet met ongeveer 503 hennepplanten en elektriciteit had gestolen van Continuon NV Netbeheer. De verdediging had verzocht om de liaison officier als getuige te horen, maar dit verzoek werd door het hof afgewezen. Het hof oordeelde dat de verbalisanten rechtmatig hadden gehandeld bij het binnentreden van de woning van de verdachte, op basis van informatie die zij hadden ontvangen. Het hof achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en vernietigde het eerdere vonnis, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte werden ook in overweging genomen. Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van de feiten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000669-10
Parketnummer: 14-701279-09
Datum uitspraak: 16 september 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Amsterdam
meervoudige kamer voor strafzaken
zitting houdende te 's-Gravenhage
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar van 19 oktober 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1960,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
2 september 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 19 maart 2008 in de gemeente Alkmaar opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 503 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 19 maart 2008 in de gemeente Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Continuon NV Netbeheer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Verzoek van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 2 september 2010 verzocht om de liaison officier [naam officier] als getuige te horen, op gronden zoals in zijn ter terechtzitting overgelegde appelschriftuur vermeld.
Het hof beslist als volgt:
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 maart 2008, nr. PL10AL/08-130513, bevonden de verbalisanten
[verbalisant 1] en[verbalisant 2] zich op 19 maart 2008 op de [adres] ter hoogte van perceel [perceelnummer] te Alkmaar omdat er via de liaison officier vanuit Boekarest informatie binnen was gekomen dat in voornoemd perceel een hennepkwekerij aanwezig zou zijn.
Ter plaatse zagen de verbalisanten aan de zijde van de uitbouw van voornoemd perceel dat een deur was voorzien van glas en dat het raam van de deur geblindeerd was met plastic folie. Verder was op het raam te zien dat er vocht aan de binnenzijde van het raam zat. Voorts zagen zij in de tuin van betreffende woning aan de zijde van de uitbouw een klein raam die op een kier stond en die eveneens was geblindeerd. Ook op dit raam zagen zij vochtaanslag op het raam zitten. Daarnaast roken de verbalisanten toen zij rond de woning liepen, de hen ambtshalve bekende geur van hennep. Genoemde feiten en omstandigheden gaven voldoende aanleiding voor een verdenking van het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verbalisanten, naar aanleiding van wat zij hadden waargenomen en hadden vastgesteld, wettelijk gerechtigd waren op te treden zoals ze hebben gedaan. Het verzoek tot het horen van de liaison officier [naam officier] als getuige wordt afgewezen, nu naar het oordeel van het hof de verdachte door deze afwijzing redelijkerwijs niet in zijn verdediging kan worden geschaad.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1:
"hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 19 maart 2008 in de gemeente Alkmaar opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [adres] een hoeveelheid van in totaal 503 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;"
feit 2:
"hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 19 maart 2008 in de gemeente Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Continuon NV Netbeheer, waarbij verdachte die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking".
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep van 2 september 2010 heeft de raadsman van de verdachte bepleit dat de doorzoeking in de woning aan de [adres] te Alkmaar onrechtmatig is geweest, op gronden zoals in zijn ter terechtzitting overgelegde appelschriftuur vermeld.
Het hof overweegt als volgt.
Blijkens het proces-verbaal van politie heeft de hulp- officier van justitie op 19 maart 2008 een machtiging tot binnentreden voor voornoemde woning aan daartoe bevoegde opsporingsambtenaren afgegeven. Voorts blijkt uit het verslag van binnentreden woning dat op 19 maart 2008 door bevoegde opsporingsambtenaren in voornoemde woning is binnengetreden.
Naar het oordeel van het hof is van onrechtmatig binnentreden in de woning derhalve geen sprake.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 60 (zestig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. P.J. Wurzer, mr. H.C. Wiersinga en dr. G.J. Fleers, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 september 2010.
Dr. G.J. Fleers is buiten staat dit arrest te ondertekenen.