ECLI:NL:GHSGR:2010:BO7136

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-002912-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan overval op bejaarde man door verstrekken vertrouwelijke informatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 3 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Dordrecht. De verdachte, geboren in 1987, is beschuldigd van medeplichtigheid aan een overval op een bejaarde man. De overval vond plaats op 27 juni 2009, waarbij de verdachte vertrouwelijke informatie die zij had verkregen uit haar functie in de thuiszorg, heeft verstrekt aan een medeverdachte. Deze informatie betrof onder andere het adres van het slachtoffer en de aanwezigheid van geld en sieraden in zijn woning. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verstrekken van deze informatie, wat heeft bijgedragen aan de uitvoering van de overval. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar jonge dochter. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder begeleiding door de Reclassering en opname in een opvanghuis. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat het slachtoffer niet ten gevolge van het misdrijf is overleden. Het hof heeft de strafmotivering gebaseerd op de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers van woningovervallen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002912-10
Parketnummer: 11-500470-09
Datum uitspraak: 3 november 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 18 mei 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek
op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 20 oktober 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
[persoon 1] tezamen en in vereniging met één of meer anderen op of omstreeks 20 juni 2009 en/of 21 juni 2009 te Zwijndrecht ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een geldbedrag, althans goederen van zijn/hun gading geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [persoon 1] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, en daarbij die
voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, die [persoon 1] al dan niet met zijn mededader(s)
- zich heeft begeven naar de woning waar die [slachtoffer] woonde en/of
- (vervolgens) heeft aangebeld bij de [slachtoffer] en/of
- (vervolgens) (via een intercom) aan die [slachtoffer] heeft gevraagd de deur te openen en/of heeft gevraagd of [persoon 1] en/of zijn mededader(s) mocht bellen (omdat [persoon 1] en/of zijn mededader(s) een lekke band zou(den) hebben) en/of
-(vervolgens) toen die [persoon 1] de deur niet opende een ruit heeft vernield terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot het plegen van welk voorgenomen misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 01 mei 2009 tot en met 21 juni 2009 te Dordrecht en/of Zwijndrecht en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door (middellijk of onmiddellijk) aan die [persoon 1] en/of zijn mededader(s) (de) informatie te verschaffen
- waar die [slachtoffer] woonde en/of
- dat die [slachtoffer] over een aanzienlijk geldbedrag en/of siera(a)d(en) zou beschikken en/of
- over de indeling van de woning van voornoemde [slachtoffer];
2.
[persoon 1] op of omstreeks 27 juni 2009 te Zwijndrecht, tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en/of (een) siera(a)d(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [persoon 1] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [persoon 1] en/of zijn mededader(s) tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of gestompt
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 01 mei 2009 tot en met
27 juni 2009 te Zwijndrecht en/of te Dordrecht en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door (middelijk of onmiddellijk) aan die [persoon 1] en/of zijn mededader(s) (de) informatie te verschaffen
- waar die [slachtoffer] woonde en/of
- dat die [slachtoffer] over een aanzienlijk geldbedrag en/of siera(a)d(en) zou beschikken en/of
- over de indeling van de woning van voornoemde [slachtoffer];
3.
zij op of omstreeks 29 oktober 2009 te Zwijndrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (van 1.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van gebruik van een valse sleutel (het onbevoegd gebruik maken van een pincode).
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 en 3 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering en dat de verdachte zich zal laten opnemen en behandelen bij de Stichting Exodus te Venlo, of een soortgelijke instelling. Voorts is er een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Standpunt van de verdachte en de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend dat zij aan medeverdachte [persoon 3] onder meer heeft verteld waar de heer [slachtoffer] woonde, hoe de indeling van de woning van de heer [slachtoffer] was en dat de heer [slachtoffer] in een kluis over een geldbedrag zou beschikken. De verdachte heeft tevens verklaard dat zij deze inlichtingen aan [persoon 3] heeft gegeven toen zij met hem over haar werk in de thuiszorg sprak en dat zij pas later, nadat de overval had plaatsgevonden, desgevraagd door [persoon 3] specifiekere inlichtingen heeft verstrekt.
De raadsman van de verdachte heeft verweer gevoerd overeenkomstig zijn overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnota. De raadsman heeft vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd -kort en zakelijk weergegeven- dat de verdachte geen opzet heeft gehad op haar eigen bijdrage (het geven van inlichtingen) noch op de diefstal en dat de door de verdachte verstrekte inlichtingen niet van ondersteunende betekenis voor de diefstal zijn geweest.
Het oordeel van het hof
Het hof acht de ter terechtzitting in hoger beroep door de verdachte afgelegde verklaring omtrent de tijdstippen waarop zij inlichtingen over de aangever heeft verstrekt ongeloofwaardig, nu uit de verklaringen van medeverdachten [persoon 3], [persoon 1] en [persoon 4] blijkt dat zij reeds vóórdat de overval plaatsvond bekend waren met de door de verdachte aan [persoon 3] verstrekte inlichtingen. Het hof is van oordeel dat de verdachte zich door het desgevraagd verstrekken van gedetailleerde inlichtingen aan medeverdachte [persoon 3] -gezien de inhoud van die inlichtingen- willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat die inlichtingen diefstal (met geweld) van geld en/of goederen van aangever tot gevolg zouden hebben.
Anders dan de verdediging acht het hof de door de verdachte verstrekte inlichtingen van ondersteunende betekenis voor het gepleegde misdrijf. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt immers dat die inlichtingen betrekking hebben op feiten en omstandigheden die de plegers van de overval op het moment dat de verdachte die inlichtingen verstrekte nog niet (volledig) bekend waren en dat die inlichtingen ertoe hebben geleid dat de plegers uitvoering konden geven aan hun voornemen tot het plegen van het misdrijf.
Door het hof op basis van de wettige bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden1
[slachtoffer] heeft bij de politie aangifte gedaan van diefstal met geweld. De aangever heeft verklaard dat hij nadat hij op 27 juni 2009 de deur van zijn woning in Zwijndrecht had geopend werd geslagen. De aangever heeft verklaard dat er geld en sieraden in de kluis lagen.2
Medeverdachte [persoon 1] heeft hieromtrent tegenover de politie verklaard dat hij heeft aangebeld bij de woning van de aangever en dat een ander op het moment dat de deur openging op de aangever sprong. Hij zag dat die ander op de aangever insloeg. Hij zag dat die ander de kluis leeghaalde. In de kluis lagen onder meer sieraden en een geldbedrag. Die ander nam de goederen mee en daarop zijn zij weggegaan.3 [persoon 1] heeft voorts verklaard dat de informatie van [bijnaam persoon 3] (het hof begrijpt: medeverdachte [persoon 3]) kwam, dat er tussen de 20.000 en 30.000 euro binnen zou liggen en dat de vriendin van [persoon 3] volgens hem in Zwijndrecht werkt.4
Medeverdachte [persoon 3] heeft tegenover de politie verklaard dat [voornaam persoon 1] (het hof begrijpt: medeverdachte [persoon 1]) aan hem vroeg of hij iets wist waar geld te halen was, dat hij tegen [persoon 1] heeft gezegd dat hij misschien wel iets wist, en dat hij het betreffende adres van [voornaam verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) heeft gekregen. [persoon 3] heeft verklaard dat hij aan [persoon 1] verteld heeft dat er mogelijk geld zou liggen, dat er een kluis zou zijn, dat er een oude man woonde, en dat hij het huisnummer heeft gegeven. [persoon 3] heeft voorts verklaard dat hij vanaf april 2009 een relatie heeft met de verdachte.5
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat [bijnaam persoon 3] (het hof begrijpt: medeverdachte [persoon 3]) haar vroeg of zij iemand wist met veel geld en dat zij hem daarop heeft verteld dat de heer [slachtoffer] geld in zijn kluis had, hoe de indeling van de woning van de heer [slachtoffer] was en waar de kluis was.6
Medeverdachte [persoon 4] heeft toen zij door de politie werd gehoord over haar betrokkenheid bij een poging tot overval op de aangever op 20 en/of 21 juni 2009 verklaard dat de informatie over wat er in de kluis zou moeten liggen en waar de sleutels zouden kunnen liggen van de [bijnaam persoon 3] (het hof begrijpt: medeverdachte [persoon 3]) kwam. Ze verklaart voorts dat de [bijnaam persoon 3] heeft uitgelegd hoe de indeling van de woning van de aangever was.7
Bewezenverklaring
Het hof acht op grond van genoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2
tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[persoon 1] op 27 juni 2009 te Zwijndrecht, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en sieraden toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan door en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat zijn mededader tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 01 mei 2009 tot en met 27 juni 2009 in Nederland opzettelijk inlichtingen heeft verschaft door (middelijk) aan die [persoon 1] en/of zijn mededade de informatie te verschaffen
- waar die [slachtoffer] woonde en
- dat die [slachtoffer] over een geldbedrag zou beschikken en
- over de indeling van de woning van voornoemde [slachtoffer];
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplichtigheid tot diefstal, voorafgegaan door en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan alsook op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een overval op een weerloze, bejaarde man door vertrouwelijke informatie die zij uit hoofde van haar functie in de thuiszorg had, aan een medeverdachte te verstrekken. Daarmee heeft de verdachte met name het door het slachtoffer en haar werkgever in haar gestelde vertrouwen beschaamd. Woningovervallen veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers als ook in de maatschappij in het algemeen, juist omdat de eigen woning een plek is waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Slachtoffers lijden veelal geruime tijd onder de psychische gevolgen van een dergelijke ingrijpende gebeurtenis.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof er rekening mee gehouden dat het opzet van de verdachte niet gericht
was op het voorafgaand aan de diefstal gebruikte geweld.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
6 oktober 2010, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit, alsmede op het Reclasseringsadvies van het Leger des Heils d.d. 22 februari 2010, waaruit blijkt dat opname en behandeling in een opvanghuis voor vrouwen met kinderen en begeleiding door de Reclassering geïndiceerd is.
Het hof is -alles overwegende- van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf een passende en geboden reactie vormt. Gelet op de omstandigheid dat de verdachte thans een dochter van 9 maanden oud heeft, volstaat het hof ten aanzien van de op te leggen duur van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf met een periode gelijk aan de tijd die door de verdachte in voorarrest is doorgebracht.
Vordering tot schadevergoeding [persoon 5]
In het onderhavige strafproces heeft [persoon 5] zich in eerste aanleg als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van de door wijlen [slachtoffer] geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 3000,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep door [persoon 5] gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij.
De benadeelde partij dient naar het oordeel van het hof niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding nu het slachtoffer blijkens het zich in het dossier bevindende proces-verbaal van bevindingen van de politie Zuid-Holland-Zuid d.d. 14 februari 2010 niet tengevolge van het onderhavige misdrijf is overleden en nabestaanden zich ingevolge het bepaalde in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering in dat geval niet als benadeelde partij in het strafproces kunnen voegen.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 48, 49, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een op 8 (acht) maanden bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de verdachte zich in de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt;
- dat de verdachte zich zal laten opnemen en behandelen bij Stichting Exodus te Venlo, of een soortgelijke instelling, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Verstrekt aan deze instellingen opdracht om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarden.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [persoon 5] niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser, mr. D. Jalink en mr. C.M.P. Flint-Van Noort, in bijzijn van de griffier mr. H. Biemond.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 november 2010.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt
-tenzij anders vermeld- bedoeld een ambtsedig proces-verbaal van de politie Zuid-Holland-Zuid met nr. PL1810/09-070206, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Verklaringen zijn zakelijk weergegeven.
2 Proces-verbaal van aangifte, d.d. 30 juni 2009, paragraaf AG1.1.
3 Proces-verbaal van verhoor, d.d. 28 oktober 2009, paragraaf VV2.3, p. 2-4.
4 Proces-verbaal van verhoor, d.d. 5 november 2009, paragraaf VV2.7, p. 3.
5 Proces-verbaal van verhoor, d.d. 11 november 2009, paragraaf VV5.3, p. 5, 9 en 10.
6 Proces-verbaal van verhoor verdachte, nr. 2009014021-18, d.d.
10 november 2009, paragraaf VV4.3, p. 5, 6 en 7.
7 Proces-verbaal van verhoor, d.d. 8 november 2009, paragraaf VV3.4, p. 2.