ECLI:NL:GHSGR:2010:BO7633

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK-10/00578
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.T. Sanders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en verzuimboete

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin de rechtbank het beroep van belanghebbende gegrond verklaarde. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting en een opgelegde verzuimboete. Belanghebbende was van 10 april 2009 tot en met 28 juli 2009 houder van een Hyundai Excel, waarvan het kentekenbewijs op 10 april 2009 was geschorst. De Inspecteur stelde dat belanghebbende met de auto gebruik heeft gemaakt van de openbare weg tijdens de schorsing, wat leidde tot de naheffingsaanslag. De rechtbank oordeelde dat de Inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat de auto op het betreffende tijdstip op de openbare weg was waargenomen.

In hoger beroep werd de vraag of het beroepschrift tijdig was ingediend en of er daadwerkelijk gebruik was gemaakt van de openbare weg tijdens de schorsing opnieuw aan de orde gesteld. De Inspecteur had in zijn brief van 8 januari 2010 aangegeven dat de brief van belanghebbende als beroepschrift had moeten worden aangemerkt, wat het Hof bevestigde. Het Hof oordeelde dat de kenmerken van de waargenomen auto overeenkwamen met die van de auto van belanghebbende, en dat de stelling van belanghebbende dat de auto defect was, niet geloofwaardig was. Het Hof concludeerde dat er met de auto gebruik was gemaakt van de openbare weg tijdens de schorsing, waardoor de naheffingsaanslag terecht was opgelegd.

De boeteoplegging werd ook bevestigd, aangezien deze voortvloeide uit de overtreding van de motorrijtuigenbelasting. Het Hof oordeelde dat de boete passend was en dat het hoger beroep gegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de uitspraak op bezwaar werd bevestigd. De beslissing werd op 10 december 2010 in het openbaar uitgesproken door mr. J.T. Sanders, in tegenwoordigheid van de griffier drs. F. van Veen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-10/00578
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de tweede enkelvoudige belastingkamer d.d. 10 december 2010
in het geding tussen:
de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Centrale administratie, hierna: de Inspecteur,
en
[belanghebbende], wonende te [Z], hierna: belanghebbende,
op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 29 juli 2010, nummer AWB 10/826 MRB, betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting, aanslagnummer [xxxx.xx.xxx.xx.xxxx] en de bij beschikking opgelegde verzuimboete.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 30 november 2010, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn verschenen [A] namens de Inspecteur en belanghebbende in persoon.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank,
- bevestigt de uitspraak op bezwaar.
Gronden
1. Belanghebbende is van 10 april 2009 tot en met 28 juli 2009 houder geweest van de personenauto, merk Hyundai, type Excel, kleur blauw, met kenteken [kenteken 1] (hierna: de auto).
2. De geldigheid van het kentekenbewijs van de auto is door het RDW geschorst met ingang van 10 april 2009.
3. Tot de gedingstukken behoort een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, waarin een politieambtenaar verklaart te hebben waargenomen dat de bestuurder van een personenauto, merk Hyundai, type Excel, kleur blauw, met kenteken [kenteken 1], op 3 juli 2009 om 20:51 aan de Schiedamsevest te Rotterdam een gebod tot het volgen van de aangegeven rijrichting overtrad.
4. Deze gebeurtenis is aan de Belastingdienst Centrale/administratie gemeld, waarop de Inspecteur met dagtekening 5 november 2009 een naheffingaanslag in de motorrijtuigenbelasting voor de tijdvakken gelegen in de periode 10 april 2009 tot en met 28 juli 2009 heeft opgelegd. De nageheven belasting bedraagt € 91. Bij gelijktijdig genomen beschikking is tevens een verzuimboete opgelegd van honderd percent van de nageheven belasting.
5. Het tegen de naheffingsaanslag en de verzuimboete gemaakte bezwaar is afgewezen. De rechtbank heeft het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, op de overweging dat de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat met de auto op het hiervoor genoemde plaats en tijdstip gebruik heeft gemaakt van de openbare weg.
6. In hoger beroep is in geschil of belanghebbende zijn beroepschrift tijdig heeft ingediend, en zo ja, of met de auto tijdens een voor de auto geldende schorsing gebruik van de openbare weg is gemaakt, zoals de Inspecteur stelt en belanghebbende betwist.
7. De uitspraak op bezwaar is gedagtekend 11 december 2009. De beroepstermijn eindigde met 22 januari 2010. In de brief van 8 januari 2010 van de Inspecteur is het volgende vermeld: "In uw brief van december 2009 maakt u bezwaar tegen de beslissing op uw bezwaarschrift". Hieruit volgt reeds dat de Inspecteur deze brief van belanghebbende als beroepschrift had moeten aanmerken en aan de rechtbank had moeten doorzenden. Het beroepschrift is derhalve, gelet op artikel 6:15, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, tijdig ingediend.
8. De stelling van de Inspecteur steunt op het hiervoor vermelde proces-verbaal van de politieambtenaar. Belanghebbende betwist dat de auto is waargenomen en voert aan dat de auto defect was en in een garage stond. Hij heeft een verklaring van een familielid, [B], in het geding gebracht van wie hij de auto heeft gekocht, en die verklaart dat de auto niet rijklaar was wegens een kapotte versnellingsbak. De politieambtenaar moet zich hebben vergist met een geregistreerde personenauto van het hetzelfde merk en type met het op één cijfer na gelijke kenteken [kenteken 2]. Dat de houder van dit voertuig in Limburg woont, sluit niet uit dat dit voertuig niet op de bewuste plaats is geweest. De administratieve sanctie, opgelegd wegens het begaan van een verkeersovertreding, is komen te vervallen.
9. Het Hof acht voldoende aannemelijk gemaakt dat met de auto tijdens de schorsing van de openbare weg gebruik is gemaakt. De in het proces-verbaal van de politie opgenomen kenmerken van de waargenomen personenauto stemmen geheel overeen met de kenmerken van de auto van belanghebbende. In dit licht is niet geloofwaardig dat niet met de auto is gereden omdat deze defect was.
10. Voorts acht het Hof niet aannemelijk dat het hiervoor genoemde voertuig met het kenteken [kenteken 2] op de bewuste plaats moet zijn waargenomen. Uit de gedingstukken blijkt dat het kenteken [kenteken 2] pas in beeld komt door vermelding in het kenmerk van de brief met de uitspraak op bezwaar, wat, naar de Inspecteur heeft gesteld en het Hof aannemelijk acht, abusievelijk is gebeurd. Bovendien blijkt uit de gegevens van het RDW dat het een ander type voertuig betreft, dat de kleur groen is en dat de houder in [P] (Zuid-Limburg) woont. Dat mensen van buitenaf op de Schiedamsevest hebben kunnen rijden in verband met het in de nabije omgeving liggende oogziekenhuis, doet daar niets aan af.
11. Nu het ervoor moet worden gehouden dat met de auto tijdens een voor de auto geldende schorsing gebruik van de openbare weg is gemaakt, moet de conclusie zijn dat ingevolge artikel 35 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 de belasting terecht is nageheven.
12. De boeteoplegging vloeit voort uit artikel 67c, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in samenhang met paragraaf 34 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst. Uit het voorgaande volgt niet anders dan dat de verzuimboete terecht is opgelegd. Het Hof acht de boete passend en ook, uit een oogpunt van normhandhaving, geboden. Het hoger beroep is gegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.T. Sanders, in tegenwoordigheid van de griffier drs. F. van Veen. De beslissing is op 10 december 2010 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog te verstrekken of aan te vullen. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.