ECLI:NL:GHSGR:2010:BO8302

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.065.685-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Dusamos
  • M. Husson
  • J. Mink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring voor recht dat de man de vader van het kind is; wettelijke grondslag ontbreekt

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 1 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder tot vaststelling van het vaderschap van de man over de minderjarige [X], geboren in 2008. De moeder was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 februari 2010, waarin haar verzoeken tot vaststelling van het vaderschap en een verklaring voor recht dat de man de vader is, waren afgewezen. De bijzondere curator, M.N.G.N.H. Brech, heeft zich als belanghebbende aangemeld en een verweerschrift ingediend. De moeder verzocht het hof om de zaak op de stukken af te doen, wat door de bijzondere curator werd ondersteund.

Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank waren vastgesteld, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen was gericht. De moeder stelde dat de rechtbank ten onrechte het verzoek had afgewezen en dat het belang van de minderjarige niet in aanmerking was genomen. Dit belang zou zijn dat de minderjarige door middel van een verklaring voor recht bij de Turkse autoriteiten geregistreerd kan worden, wat hem een identiteitsdocument en reisdocumenten zou opleveren.

De bijzondere curator betwistte het beroep van de moeder en stelde dat de rechtsverhouding, dat de man de vader is van de minderjarige, al een vaststaand feit is. Het hof overwoog dat voor het verzoek om een verklaring voor recht te geven, inhoudende dat de man de vader is, een wettelijke grondslag ontbreekt. Het hof concludeerde dat de afwijzing van het verzoek door de rechtbank terecht was en bekrachtigde de bestreden beschikking. De uitspraak werd gedaan door de rechters A. Dusamos, M. Husson en J. Mink, bijgestaan door griffier mr. Van der Kamp.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 1 december 2010
Zaaknummer : 200.065.685/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 09-6648
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. F. Arslan te ‘s-Gravenhage.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. M.N.G.N.H. Brech,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator over de hierna te noemen minderjarige
[X],
kantoorhoudende te ‘s-Gravenhage,
hierna te noemen: de bijzondere curator,
2. [de man],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de man.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 6 mei 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 8 februari 2010 van de rechtbank ‘s-Gravenhage.
De bijzondere curator heeft op 5 juli 2010 een verweerschrift ingediend.
Bij faxbericht van 11 november 2010 heeft de advocaat van de moeder het hof verzocht om de zaak op de stukken af te doen. Zoals blijkt uit de inhoud van het faxbericht kan de bijzondere curator zich verenigen met het verzoek van de moeder om de zaak op de stukken af te doen.
De mondelinge behandeling, bepaald op 23 december 2010, zal gelet op het voorgaande geen doorgang vinden en de beschikking is bepaald op heden.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank, de verzoeken van de moeder, primair strekkende tot vaststelling van het vaderschap van de man over het kind en subsidiair tot een verklaring voor recht dat de man de vader van de minderjarige is en meer subsidiair een zodanige voorziening te treffen als de rechtbank juist acht, afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het verzoek voor recht te verklaren dat de man de vader is van de minderjarige [X] (hierna: de minderjarige), geboren [in] 2008 te [woonplaats].
2. De moeder verzoekt het hof haar beroep gegrond te verklaren, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de moeder tot afgifte van een verklaring voor recht toe te wijzen met handhaving van al het overige.
3. De bijzondere curator bestrijdt het beroep van de moeder en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. De moeder stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte het verzoek, voor recht te verklaren dat de man de vader van het kind is, heeft afgewezen. De moeder stelt dat de rechtbank het belang van de minderjarige niet in aanmerking heeft genomen, terwijl dit wel had moeten prevaleren. Het belang van de minderjarige is daarin gelegen dat hij door middel van een verklaring voor recht bij de Turkse autoriteiten kan worden geregistreerd waarna hij een identiteitsdocument kan krijgen en kan reizen, aldus de moeder. Voorts betoogt de moeder dat een verklaring voor recht een declaratoire handeling is en slechts bevestigt wat er al is.
5. De bijzondere curator stelt zich op het standpunt dat voormeld verzoek van de moeder moet worden afgewezen omdat de betreffende rechtsverhouding, dat de man de vader is van de minderjarige, al een vaststaand feit is.
6. Het hof overweegt als volgt. De moeder heeft haar verzoek in hoger beroep blijkens het petitum beperkt tot de afwijzing door de rechtbank van de verzochte verklaring voor recht. Voor het verzoek, een verklaring voor recht af te geven, inhoudende dat de man de vader is van het kind, ontbreekt een wettelijke grondslag, zodat dit verzoek terecht is afgewezen. Dat de man de vader van het kind is, volgt overigens uit de akte van erkenning van 11 november 2008.
7. Het hof zal de bestreden beschikking, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, bekrachtigen.
8. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dusamos, Husson en Mink, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 december 2010.