Rolnummer: 22-006750-08
Parketnummers: 09-757954-08 en 09-925917-08
Datum uitspraak: 23 december 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 december 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van
29 maart 2010 en 9 december 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het bij dagvaarding onder parketnummer 09-757954-08 impliciet primair tenlastegelegde (poging tot moord), alsmede ter zake van het bij dagvaarding onder parketnummer
09-925917-08 onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 102 maanden met aftrek van voorarrest en met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis.
Voorts is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, <slachtoffer>, toegewezen tot een bedrag van € 18.252,86 en is aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer, <slachtoffer>, opgelegd tot een bedrag van € 18.252,86, subsidiair 121 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is bij beide voornoemde dagvaardingen achtereenvolgens en door het hof doorlopend genummerd ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 juli 2008 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachten rade) <slachtoffer> van het leven te beroven, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in het lichaam van die <slachtoffer>, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 19 juli 2008 te 's-Gravenhage een wapen van categorie III, te weten een (semi-automatisch) pistool (HS95) en/of munitie van categorie III, te weten 14 patronen (9mm), voorhanden heeft gehad;
(afkomstig uit tas in tuin Cantaloupenbrug 60b)
3.
hij in of omstreeks de periode van 19 juli 2008 tot en met 23 juli 2008 te 's-Gravenhage
- een wapen van categorie III, te weten een (semi-automatisch) pistool (Remington Ranc Inc. M1911A1) (uit kluis Cantaloupenburg 60b) en/of
- een onderdeel van een wapen van categorie III, te weten een patroonmagazijn (uit kluis Cantaloupenburg 60b) en/of - munitie van categorie III, te weten:
- 36, althans één of meer patronen .45 (kartonnen doosje uit kluis Cantaloupenburg 60b)) en/of
- 83, althans één of meer patronen .45 (zak uit kluis Cantaloupenburg 60b)) en/of
- 36, althans één of meer patronen 9mm Luger (2 zakjes uit kluis Cantaloupenburg 60b)) en/of
- 50, althans één of meer patronen .380 (2 zakjes uit kluis Cantaloupenburg 60b) en/of
- 17, althans één of meer (knal)patronen 9mm (kunststof doosje uit kluis Cantaloupenburg 60b)) en/of
- 24, althans één of meer patronen 9mm Luger (kunststof doosje uit kluis Cantaloupenburg 60b)
- 14 patronen .45 (uit woning verdachte, gewikkeld in doek),
voorhanden heeft gehad;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 19 juli 2008 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachten rade) <slachtoffer> van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in het lichaam van die <slachtoffer>, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 19 juli 2008 te 's-Gravenhage een wapen van categorie III, te weten een (semi-automatisch) pistool (HS95) en/of munitie van categorie III, te weten 14 patronen (9 mm), voorhanden heeft gehad;
3.
hij in de periode van 19 juli 2008 tot en met 23 juli 2008 te 's-Gravenhage
- een wapen van categorie III, te weten een semi-automatisch pistool (Remington Ranc Inc. M1911A1) en
- een onderdeel van een wapen van categorie III, te weten een patroonmagazijn en - munitie van categorie III, te weten:
- 36 patronen .45 en
- 83 patronen .45 en
- 36 patronen 9mm Luger en
- 50 .380 en
- 17 (knal)patronen 9mm en
- 24 patronen 9mm Luger en
- 14 patronen .45,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder
1 impliciet primair (poging tot moord) tenlastegelegde, nu hij, kort gezegd, niet met voorbedachten rade heeft gehandeld.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en de cd met camerabeelden alsmede het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep van 9 december 2010, stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte is op 19 juli 2008 in coffeeshop Jukebox te Den Haag het latere slachtoffer <slachtoffer> tegen gekomen en heeft met hem daar gesproken over de betaling van schilderwerkzaamheden die <slachtoffer> voor verdachte had uitgevoerd en die de verdachte nog niet geheel betaald had. Over het uiteindelijk nog te betalen bedrag waren verdachte en <slachtoffer> het niet eens. Volgens verdachte is hij, om tot een betalingsoplossing te komen, vervolgens naar huis gereden om de urenstaten van <slachtoffer> na te kijken. Verdachte besloot dat hij niet meer dan 500 euro wilde betalen. Hierna heeft verdachte in zijn woning van zolder een wapen, dat zat verstopt in een boxzak, gepakt. Verdachte heeft verklaard dat hij dit wapen tegenover <slachtoffer> wilde gebruiken als "overtuigingsmiddel" en ging er vanuit dat het mogelijk geladen zou zijn. Met het wapen
- en volgens hem ook met geld - is hij weer teruggereden naar de Jukebox in Den Haag op zoek naar <slachtoffer>. Aldaar aangekomen zag hij de scooter van <slachtoffer> niet staan en is verdachte naar coffeeshop The Crow gegaan omdat hij vermoedde dat <slachtoffer> zich daar mogelijk bevond, hetgeen juist bleek te zijn.
Uit eigen waarneming van het hof van de camerabeelden die op 19 juli 2008 in The Crow zijn gemaakt en die ter terechtzitting in hoger beroep zijn vertoond, blijkt het volgende:
Verdachte en <slachtoffer> hebben daar een aantal minuten naast elkaar op een bankje zitten praten. Verdachte beweegt tijdens dit gesprek niet veel, terwijl <slachtoffer> veel handgebaren maakt en voornamelijk aan het woord is. Op een gegeven moment pakt de verdachte met zijn rechterhand zijn wapen uit zijn buideltas en plaatst hij zijn wapen ter hoogte van de buikstreek van <slachtoffer>. Vervolgens is een mondingsvlam te zien en valt <slachtoffer> vanuit een zittende positie vanaf het bankje over het tafeltje voor hem.
Verdachte blijft dan nog even zitten, staat vervolgens op en doet tijdens het naar buiten lopen zijn wapen weer terug in zijn buideltas.
Het hof leidt uit deze feiten en omstandigheden met betrekking tot de voorbedachten raad het volgende af.
Door een (mogelijk) (door)geladen pistool mee te nemen van huis heeft de verdachte zichzelf reeds in de mentale toestand gebracht dat hij tijdens een eventuele confrontatie met <slachtoffer> het pistool zou kunnen gaan gebruiken. Doordat hij vervolgens minutenlang, ogenschijnlijk rustig, met <slachtoffer> op een bankje heeft zitten praten en er tussen hen vlak voor het pistoolschot ook nog een moment is gezwegen, is de verdachte in de gelegenheid geweest om enige tijd te kunnen nadenken over de gevolgen en de betekenis van zijn daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Aldus is aan het vereiste van voorbedachten raad voldaan. Dat de verdachte met voorbedachten raad heeft gehandeld, acht het hof bovendien bevestigd door de rustige wijze waarop de verdachte na het schot wegloopt en zijn pistool opbergt, en zich op geen enkele wijze bekommert om het slachtoffer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 impliciet primair bewezenverklaarde
Ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte wegens het onder 1 impliciet primair, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord, door met een pistool in een coffeeshop in aanwezigheid van andere mensen op een persoon, het slachtoffer <slachtoffer>, een kogel af te vuren.
Dat het slachtoffer daarbij niet dodelijk gewond is geraakt, is een gelukkig toeval en zeker niet aan het handelen van de verdachte te danken. De verdachte heeft aldus op even koelbloedige als zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Blijkens de slachtofferverklaring die zich in het procesdossier bevindt, wordt het slachtoffer nog dagelijks geconfronteerd met de psychische en lichamelijke gevolgen van het schietincident en heeft het voorval ook een enorme impact gehad op de familie en vrienden van het slachtoffer.
Delicten als het onderhavige, gepleegd in de openbare ruimte, dragen een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en daarnaast brengen deze bij de burgers grote angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Voorts heeft de verdachte twee pistolen, munitie en een patroonmagazijn voorhanden gehad. De omstandigheid dat de verdachte daadwerkelijk een vuurwapen heeft gebruikt bij de schietpartij in de coffeeshop illustreert hoe onveilig het illegaal voorhanden hebben van wapens is. Tegen onbevoegd wapenbezit dient dan ook krachtig te worden opgetreden.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat met de door de rechtbank opgelegde straf uit oogpunt van normhandhaving niet kan worden volstaan en dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen goederen, zoals vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 tot en met 7, worden onttrokken aan het verkeer.
De inbeslaggenomen voorwerpen (blijkens de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7), volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. Daarnaast kunnen deze voorwerpen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten als onder 1 bewezen is verklaard.
Vordering tot schadevergoeding <slachtoffer>
In het onderhavige strafproces heeft <slachtoffer> zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder
1 tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 18.663,41.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van EUR 18.252,86.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële en immateriële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer <slachtoffer>
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
EUR 18.252,86 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer <slachtoffer>.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet primair, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij <slachtoffer> tot het gevorderde bedrag van
EUR 18.252,86 (achttienduizend tweehonderdtweeënvijftig euro en zesentachtig cent),
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op om ten behoeve van <slachtoffer> aan de Staat een bedrag te betalen van
EUR 18.252,86 (achttienduizend tweehonderdtweeënvijftig euro en zesentachtig cent)
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
125 (honderdvijfentwintig) dagen,
met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerpen genummerd 1 tot en met 7.
Dit arrest is gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels, mr. R.M. Bouritius en mr. C.J. van der Wilt, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 december 2010.
Mr. M.P.J.G. Göbbels is buiten staat dit arrest te ondertekenen.