ECLI:NL:GHSGR:2010:BO9671

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.053.087/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mos-Verstraten
  • A. Kamminga
  • L. Linsen-Penning de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijfplaats minderjarige na scheiding; contactregeling en psychische problemen bij moeder

In deze zaak, die op 1 december 2010 door het Gerechtshof 's-Gravenhage werd behandeld, ging het om de hoofdverblijfplaats van een minderjarige na de scheiding van haar ouders. De vader, verzoeker in hoger beroep, had in eerste aanleg de beschikking gekregen dat de minderjarige bij hem zou verblijven, terwijl de moeder, verweerster in hoger beroep, verzocht om de verblijfplaats van de minderjarige bij haar te bepalen. De moeder voerde aan dat de vader psychische problemen had en dat het niet in het belang van de minderjarige was om bij hem te verblijven. De vader betwistte deze claims en stelde dat de moeder zelf psychische problemen had, wat de zorg voor de minderjarige in gevaar zou brengen.

Het hof oordeelde dat de huidige verblijfplaats van de minderjarige bij de vader moest worden gehandhaafd, omdat deze in staat was om de zorg en opvoeding te bieden die de minderjarige nodig had. Het hof vond dat de minderjarige zich goed ontwikkelde bij de vader en dat er continuïteit in haar leefomgeving moest blijven. De moeder had niet voldoende bewijs geleverd dat haar situatie verbeterd was en dat het in het belang van de minderjarige was om bij haar te wonen.

Daarnaast was er een geschil over de contactregeling tussen de moeder en de minderjarige. De vader stelde dat onbegeleide contacten niet in het belang van de minderjarige waren, terwijl de moeder betwistte dat er sprake was van psychische problematiek. Het hof oordeelde dat de contactregeling zoals vastgesteld door de rechtbank niet in het belang van de minderjarige was en dat het aan Jeugdzorg was om een begeleide contactregeling te bepalen. De beslissing van het hof leidde tot de vernietiging van de contactregeling en de bekrachtiging van de verblijfplaats bij de vader.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 1 december 2010
Zaaknummer : 200.053.087/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 08-7197
[De vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. Kreté-Marres te ‘s-Gravenhage,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J. Frissen te 's-Gravenhage.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord,
locatie Den Haag,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 5 januari 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 20 oktober 2009 van de rechtbank 's-Gravenhage.
De moeder heeft op 23 februari 2010 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De vader heeft op 30 maart 2010 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 14 en 19 oktober 2010 aanvullende stukken ingekomen.
De raad heeft het hof bij brief van 22 januari 2010 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 29 oktober 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en namens Jeugdzorg mevrouw E.M. Post. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de vader onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnota.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is tussen partijen, met elkaar gehuwd op [in] 1996, de echtscheiding uitgesproken. Voorts is, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald dat de hierna te noemen minderjarige haar hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben en dat de hierna te noemen minderjarige bij de moeder zal zijn iedere week op zaterdag of zondag, de dag in onderling overleg te bepalen, van ’s-morgens 10.00 uur tot ’s-avonds 19.00 uur, welke regeling in onderling overleg kan worden uitgebreid.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil zijn de hoofdverblijfplaats van de [in] 2000 te [geboorteplaats] uit de moeder geboren [naam minderjarige], hierna: de minderjarige, alsmede de contactregeling.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de vastgestelde contactregeling terzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en, in zoverre opnieuw beschikkende, te bepalen dat de opbouw van de contacten tussen de moeder en de minderjarige door de voogd zal worden bepaald waarbij het belang van de minderjarige, haar wil en haar veiligheid bepalend zullen zijn bij de snelheid waarmee het contact wordt opgebouwd.
3. De moeder bestrijdt het beroep van de vader en verzoekt in incidenteel appel de bestreden beschikking voor wat betreft de verblijfplaats van de minderjarige te vernietigen en in zoverre opnieuw beschikkende, primair de verblijfplaats van de minderjarige bij haar te bepalen, subsidiair de raad te gelasten onderzoek te doen naar de beste verblijfplaats voor de minderjarige. De vader verzet zich daartegen.
4. Gelet op de wettelijke terminologie zal het hof in deze zaak daar waar partijen de term “omgang” hanteren, deze opvatten in de betekenis van “toedeling van de zorg- en opvoedingstaken”, in het hierna volgende aangeduid met het begrip contact of contactregeling.
Hoofdverblijf minderjarige
5. In incidenteel appel verzet de moeder zich tegen het oordeel van de rechtbank om het hoofdverblijf van de minderjarige bij de vader te bepalen en voert daartoe het volgende aan. Vanwege het meer dan zorgelijke, fanatieke, agressieve en soms suïcidale gedrag van de vader is het niet in het belang van de minderjarige dat zij bij haar vader verblijft. Bovendien wordt de minderjarige thuis bij de vader aan haar lot overgelaten en krijgt zij geen gezonde voeding. Dankzij de vader is er een verkeerd beeld bij onder meer het AMK, de raad en de school van de minderjarige over de moeder ontstaan. Dat de minderjarige zich bij de vader goed ontwikkelt betekent volgens de moeder niet dat de minderjarige zich onder haar zorg niet goed ontwikkelde. De bedreigde ontwikkeling die heeft geleid tot de ondertoezichtstelling van de minderjarige was de ontstane strijd tussen de ouders. De moeder is prima in staat om voor de minderjarige te zorgen. Het contact dat de moeder in het kader van het raadsonderzoek heeft gehad wordt gekleurd door de veronderstelling van de raadsonderzoeker dat de moeder kennelijk geestelijk niet in orde was. Indien nodig verzoekt de moeder het hof de raad een onderzoek te gelasten waarbij de reeds ter tafel liggende informatie die tot de ondertoezichtstelling van de minderjarige heeft geleid niet als uitgangspunt mag worden genomen. Op grond van het vorenstaande verzoekt de moeder de verblijfplaats van de minderjarige bij haar te bepalen. Ter zitting van het hof heeft de moeder ontkend dat zij, zoals door de vader is gesteld, recent gedwongen opgenomen is geweest in een psychiatrisch ziekenhuis in Rusland omdat zij in verwarde en sterk vermagerde toestand aangetroffen zou zijn vóór een hotel in Moskou. Volgens de moeder heeft zij zich op vrijwillige basis in een psychiatrisch ziekenhuis in Moskou laten onderzoeken en behandelen en is uit dat onderzoek en die behandeling naar voren gekomen dat zij thans gezond is.
6. De vader ontkent het door de moeder gestelde gedrag ten tijde van het huwelijk. De vader stelt nimmer fysiek geweld jegens de moeder te hebben gebruikt noch suïcidaal gedrag te hebben vertoond. Volgens de vader is de moeder psychisch ziek en heeft zij diverse keren valse aangiften jegens hem gedaan. De minderjarige is sinds 23 september 2008 onder toezicht gesteld en krijgt begeleiding van een voogd en een kinderpsycholoog teneinde om te leren gaan met een moeder met psychische problemen. Zowel de voogd als de kinderpsycholoog vinden begeleide contacten tussen de moeder en de minderjarige momenteel het maximaal haalbare, mede vanwege het feit dat de onbegeleide contacten die in juni 2009 en op 23 januari 2010 hebben plaatsgevonden zijn geëscaleerd. Aangezien onbegeleide contacten al niet van de grond komen meent de vader dat er van het gaan wonen van de minderjarige bij haar moeder geen sprake kan zijn. De minderjarige maakt volgens de vader bij hem een positieve en leeftijdsadequate ontwikkeling door zodat een wijziging van haar verblijfplaats niet in haar belang is. Ter zitting van het hof heeft de vader verklaard dat hij van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de recent gedwongen opname van de moeder heeft vernomen. Voor de vader is dat een bevestiging dat de moeder nog steeds ernstige psychische problemen heeft en hij acht het dan ook van het grootste belang dat de minderjarige bij hem mag blijven wonen.
7. Het hof oordeelt als volgt. Uit de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de ouders elkaar diskwalificeren. Ter beantwoording van de vraag bij wie van de ouders de minderjarige haar hoofdverblijf dient te hebben laat het hof zich niet leiden door het rapport van de raad, aangezien dit rapport op 27 augustus 2008 is opgemaakt en derhalve gedateerd is. Het hof acht het echter niet nodig nader onderzoek te laten verrichten, zoals door de moeder is verzocht. Het hof acht zich, gelet op de stukken en het verhandelde ter terechtzitting, voldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen. Het hof ziet geen reden om de huidige verblijfplaats van de minderjarige te wijzigen. Het hof acht de vader in staat de minderjarige de verzorging en opvoeding te bieden die aansluit op haar behoeften . De minderjarige woont sinds 22 juli 2008 bij de vader en mede gelet op haar leeftijd is het in haar belang dat er een continuïteit blijft in haar leefomgeving, temeer daar zij zich goed lijkt te ontwikkelen, hetgeen ter zitting door Jeugdzorg is bevestigd. Bovendien werkt de vader in het belang van de minderjarige mee aan hulpverlening in de vorm van een ondertoezichtstelling, zodat naar het oordeel van het hof, haar veiligheid in alle opzichten voldoende is gewaarborgd. Het hof weegt voorts mee dat de moeder ter zitting heeft erkend dat zij in Moskou opgenomen is geweest in een psychiatrisch ziekenhuis en dat naast de vader ook Jeugdzorg door het Ministerie van Buitenlandse Zaken op de hoogte is gesteld van die opname. Naar het oordeel van het hof heeft de moeder over haar opname geen openheid van zaken gegeven. De stelling van de moeder, dat zij zich vrijwillig in Moskou heeft laten onderzoeken en behandelen, teneinde aan te tonen dat zij gezond is, komt het hof niet aannemelijk voor. Indien de moeder zich in het kader van de onderhavige procedure had willen laten onderzoeken, had het voor de hand gelegen dat zij zich voor een onderzoek tot een arts in Nederland had gewend. Bovendien heeft de moeder geen bewijsstukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat zij daadwerkelijk in Rusland gezond is verklaard. Evenmin is duidelijk waarom het Ministerie van Buitenlandse Zaken de vader en Jeugdzorg op de hoogte heeft gebracht van de opname van de moeder indien er sprake is geweest van een vrijwillige opname, zoals de moeder stelt. Ook de advocaat van de moeder heeft met betrekking tot de opname van de moeder geen openheid van zaken gegeven, althans kunnen geven, aangezien hij ter zitting heeft verklaard dat hij niets over de opname van de moeder kan zeggen. De moeder heeft verklaard dat zij medicijnen gebruikt om “stabiel” te blijven; niet bekend is welke gevolgen het eventueel niet innemen van die medicijnen kan hebben, noch hoe lang de moeder die medicijnen moet blijven gebruiken.
8. Gelet op het vorenstaande komt het hof tot de conclusie dat het in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige noodzakelijk is om de huidige status quo te handhaven, hetgeen met zich brengt dat de bestreden beschikking ten aanzien van de verblijfplaats van de minderjarige dient te worden bekrachtigd.
Contactregeling
9. De vader stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat de minderjarige iedere week op zaterdag of zondag, in onderling overleg te bepalen, van ’s morgens 10.00 uur tot ’s avonds 19.00 uur onbegeleid bij de moeder zal verblijven. Ter onderbouwing van zijn stelling voert de vader - kort weergegeven - aan dat een onbegeleide contactregeling vanwege de psychische gesteldheid van de moeder en als gevolg daarvan haar onvoorspelbare gedrag, niet in het belang van de minderjarige is, nog afgezien van het feit dat de beslissing van de rechtbank in strijd is met het advies van de voogd van de minderjarige, de in de onderhavige procedure betrokken gedragswetenschapper en de wil van de minderjarige. Bovendien zijn twee onbegeleide contacten tussen de moeder en de minderjarige in juni 2009 en op 23 januari 2010 geëscaleerd, zodanig dat ingrijpen van derden noodzakelijk was. De moeder is niet in staat om contact met de minderjarige te hebben zonder ruzie te maken. Het wankele evenwicht dat er was tussen de moeder en de minderjarige is daardoor ernstig verstoord. De vader vindt het wel belangrijk dat de minderjarige contact houdt met haar moeder maar meent dat dit niet zonder begeleiding kan.
10. De moeder stelt dat zij door toedoen van de vader tot twee keer toe is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Zij betwist echter dat er sprake is van psychische problematiek. Uit het medische dossier van haar komt naar voren dat zij wellicht slachtoffer is geworden van ingewikkelde systeemproblematiek maar niet duidelijk is geworden of er sprake is van een psychische stoornis, aldus de moeder. De moeder betwist het positieve beeld dat de vader van zichzelf wenst neer te zetten. De vader is veranderd in een wantrouwende agressieve man, zowel verbaal als fysiek. De vader gaat volgens de moeder voorbij aan het feit dat de raad het van belang acht dat er een zo uitgebreid mogelijke zorgregeling met de moeder wordt vastgesteld. Tevens gaat hij eraan voorbij dat het de rechtbank niet is gebleken dat de moeder haar medicatie niet zou innemen en haar behandelafspraken niet na zou komen. Volgens de moeder heeft de rechtbank een weloverwogen beslissing genomen, waarbij tevens rekening is gehouden met de kennelijke angst van de minderjarige voor onbegeleid contact met haar.
11. Het hof oordeelt als volgt. Vaststaat dat twee onbegeleide contacten tussen de moeder en de minderjarige zijn geëscaleerd vanwege de onberekenbaarheid van de moeder. De minderjarige heeft aangegeven dat zij zich niet veilig voelt bij de moeder, bang voor haar is en haar moeder alleen onder begeleiding wil zien. Gelet hierop acht het hof de door de rechtbank vastgestelde contactregeling niet in het belang van de minderjarige. Aangezien de minderjarige onder toezicht is gesteld acht het hof het in de rede liggen het aan de gezinsvoogd over te laten welke invulling aan de contactregeling tussen de moeder en de minderjarige dient te worden gegeven. De gezinsvoogd dient naar bevind van zaken te handelen. Ter zitting heeft Jeugdzorg aangegeven dat de minderjarige een Kopp-cursus gaat volgen. Dat is een cursus voor kinderen van een ouder met psychische dan wel psychiatrische problemen omdat de minderjarige eerst meer vertrouwen moet krijgen in de moeder. Er zullen vanuit Jeugdzorg begeleide bezoeken gaan plaats vinden met een vast interval en van daaruit zal toegewerkt worden naar mogelijk een wekelijks contact. Het vorenstaande brengt met zich dat het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de contactregeling zal vernietigen en het aan Jeugdzorg zal laten een begeleide contactregeling tussen de moeder en de minderjarige te bepalen en vorm te geven.
12. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het de contactregeling tussen de moeder en de minderjarige betreft en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat er een door Jeugdzorg nader te bepalen, begeleide contactregeling zal zijn tussen de moeder en de minderjarige;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover voorts aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mos-Verstraten, Kamminga en Linsen-Penning de Vries, bijgestaan door Suderée als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 december 2010.