ECLI:NL:GHSGR:2010:BP0349

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-004711-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met hakbijl en bedreiging met de dood

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 7 juli 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in Marokko in 1980, werd beschuldigd van poging tot moord, bedreiging met de dood en vernieling. De feiten vonden plaats op 10 mei 2009, toen de verdachte met een hakbijl de voordeur van het slachtoffer openhakte en hem bedreigde met de woorden: 'Jij gaat dood'. Tijdens de confrontatie heeft de verdachte het slachtoffer met de hakbijl op de rug geslagen, wat leidde tot ernstig letsel. Het hof oordeelde dat de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard, waardoor voorwaardelijk opzet bewezen werd geacht. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachte raad, maar het hof verwierp dit argument. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering. Het hof verklaarde de hakbijl verbeurd, aangezien dit het voorwerp was waarmee het delict was gepleegd. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsmisdrijven en de impact daarvan op de rechtsorde.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004711-09
Parketnummer: 09-757761-09
Datum uitspraak: 7 juli 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 9 september 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1980,
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond - Gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 17 maart 2010 en 23 juni 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 10 mei 2009 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [aangever] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk die [aangever] met een bijl tegen zijn rug heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 10 mei 2009 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [aangever], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [aangever] met een bijl tegen diens rug heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 10 mei 2009 te 's-Gravenhage [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een bijl de voordeur van de woning van die [aangever] open gehakt en/of is hij door de aldus onstane opening met de bijl in zijn hand de woning van die [aangever] binnen gegaan en/of is hij die [aangever] met de bijl in zijn hand tot op korte afstand genaderd en/of heeft hij (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Jij gaat dood. Jij gaat eraan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 10 mei 2009 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur van perceel [adres], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk met een bijl op die deur in te hakken.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair (poging tot moord), 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en onder de bijzondere voorwaarde dat hij zich - kort gezegd - gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. Voorts is een beslissing genomen omtrent het inbeslaggenomen voorwerp, als nader in het vonnis waarvan beroep omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair (poging tot moord), 2 en 3 tenlastegelegde. Daartoe heeft hij ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde aangevoerd - kort weergegeven - dat onaannemelijk is dat de verdachte de bijl niet de woning van het slachtoffer in heeft meegenomen, gelet op de verdenking van de verdachte jegens het slachtoffer, de verklaring van het slachtoffer en de vindplaats van de bijl. Op basis van de aard en de plaats van het letsel is het aannemelijk dat de bijl bij het toebrengen daarvan is gebruikt. Voorts is er sprake van voorbedachte raad nu de verdachte voldoende tijd heeft gehad zich te bezinnen, mede gelet op het meebrengen van de bijl en het meenemen van de bijl in de kamer waar aangever zich bevond.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Namens de verdachte is overeenkomstig de overgelegde pleitnota bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde.
In de kern weergegeven heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, nu de verklaring van de aangever terughoudend dient te worden gebruikt, omdat hij een motief heeft om over de verdachte een belastende verklaring af te leggen, en zijn verklaringen op cruciale punten tegenstrijdig zijn. Voorts is namens de verdachte bepleit dat, indien het hof al vaststelt dat de verdachte de aangever met de bijl heeft geslagen - de verdachte betwist dit -, er geen sprake is van voorwaardelijk opzet op dodelijk letsel danwel zwaar lichamelijk letsel, nu bij het ontbreken van een aantal gegevens niet is vast te stellen of er sprake is van een aanmerkelijke kans. Ten slotte is betoogd dat uit de bewijsmiddelen niet kan volgen dat er sprake is van voorbedachte raad.
Verzoek van de verdediging
Bij pleidooi heeft de raadsman van de verdachte gepersisteerd bij het ter terechtzitting op 17 maart 2010 gedane verzoek om een deskundige te benoemen die zich kan uitlaten over de aard van het letsel van het slachtoffer en de vraag of er kan worden vastgesteld of er sprake is van een aanmerkelijke kans op overlijden, en zo ja, of dat in casu het geval was.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft dit verzoek ter terechtzitting van 17 maart 2010 vooralsnog afgewezen, vanwege het ontbreken van enige noodzaak tot het benoemen van een dergelijke deskundige.
Het hof vermag ook thans niet in te zien dat het benoemen van een deskundige zoals verzocht in redelijkheid van belang kan zijn voor enige in de onderhavige strafzaak te nemen beslissing. Daarnaast is het verzoek onvoldoende concreet onderbouwd in het licht van na te melden vastgestelde feiten en omstandigheden over de wijze waarop er met de bijl is geslagen.Derhalve wijst het hof dit verzoek af.
Door het hof op basis van wettige bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden1
Op 23 juni 2010 is het slachtoffer [aangever] ter terechtzitting in hoger beroep gehoord als getuige. Hij heeft verklaard dat hij op 10 mei 2009 net in zijn woning aan het [adres] te 's-Gravenhage was, toen hij kabaal hoorde. Hij hoorde meerdere klappen, waarbij hij bij de derde klap een bijl door de voordeur van zijn woning zag komen. Hij heeft voorts verklaard dat er daarvóór niet was aangebeld of aangeklopt. Vervolgens zag hij dat er door werd gehakt totdat er een klein gaatje in de deur zat. Op dat moment hoorde de getuige de persoon met de bijl zeggen: "Ik maak je dood", waarna er verder op de deur werd ingehakt. Toen het gat groot genoeg was heeft het slachtoffer de verdachte via dat gat de woning binnen zien komen. Het slachtoffer heeft verklaard dat de verdachte één keer met een schuin omhooggaande beweging naar hem heeft uitgehaald met de hakbijl. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij voor 100 procent zeker weet dat hij de scherpe kant van de bijl op zich af zag komen en dat hij met de scherpe kant van de bijl is geraakt. Tevens heeft het slachtoffer verklaard dat hij met het scherpe gedeelte van de bijl het onderste gedeelte bedoeld van de foto van de bijl op bladzijde 100 van het proces-verbaal.2 Tijdens of vlak na de slag heeft hij de bijl kunnen vastpakken, waarna hij deze heeft afgepakt van de verdachte. De bijl heeft hij op bed gegooid.3 Hij heeft verklaard dat hij niet is gevallen.
Terwijl er op de voordeur werd ingehakt heeft het slachtoffer het alarmnummer 112 gebeld. Het gesprek van het slachtoffer met de meldkamer is opgenomen en ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 17 maart 2010 afgespeeld. Het gesprek zelf is woordelijk in een proces-verbaal van bevindingen vastgelegd. Blijkens dit proces-verbaal is op de geluidsopname het navolgende te horen.4 Er is te horen dat iemand zegt: "Je gaat dood jij". Daarbij is te horen dat er met een zwaar voorwerp ergens hard op wordt ingeslagen. De melder zegt dat er iemand met een hakbijl zijn deur staat in te hakken. Kort daarna is te horen hoe het slachtoffer kennelijk wordt aangevallen. Te horen is dat de aanvaller roept: "Je gaat eraan", waarna de melder "neen... neen... neen" zegt en "auw auw" zegt. Vervolgens wordt de verbinding verbroken en na ongeveer 2 minuten weer hersteld. De melder vertelt dan dat de man bij hem binnen is geweest en de man hem met een hakbijl heeft geslagen. Tevens vertelt de melder dat hij de hakbijl heeft afgepakt van zijn belager en dat deze zichzelf [naam] noemt.
Op 10 mei 2009 werden verbalisanten naar het adres van het slachtoffer gestuurd. Ter plaatse aangekomen zien de verbalisanten dat er een groot gat in de voordeur van de woning zit. In de woning wordt het slachtoffer aangetroffen. Tevens wordt op het bed in de woning een hakbijl aangetroffen. Het slachtoffer verklaart tegenover de verbalisanten dat ene '[naam]' zijn voordeur kapot heeft geslagen met de aangetroffen hakbijl, dat '[naam]' door het gat in de voordeur binnen is gekomen, heeft gezegd: 'Ik maak je dood", en dat hij is geraakt door de hakbijl.5 De verbalisant die de eerste aangifte van het slachtoffer heeft opgenomen heeft op zijn rug, net onder zijn linker schouderblad, een bloeddoorlopen streep met een lengte van ongeveer 12 centimeter gezien. De huid rondom deze streep was al licht opgezwollen en ietwat blauw verkleurd.6
Blijkens de medische informatie heeft de aangever een schaafwond aan de linkerzijde van zijn borstkas. Tevens is een rib gebroken en is de onderliggende long beschadigd, waarbij luchtlekkage is opgetreden en waarschijnlijk een beperkte bloeding is ontstaan.7
In een aanvullende aangifte heeft het slachtoffer verklaard dat hij de politie de woning van 'naam' aan de [adres] heeft aangewezen. Vervolgens heeft hij de politie de woning zien binnengaan en zien terugkomen met een paspoort. Het slachtoffer heeft aan de hand van de foto van het paspoort vastgesteld dat de man niet '[naam]' heet, maar [naam verdachte].8
Voor de deur van de woning van [aangever] is een plastic vuilniszak aangetroffen.9 De op het bed aangetroffen hakbijl heeft een scherpe zijde van ongeveer 12 à 13 centimeter10 en een steel van ongeveer 66 centimeter11.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 23 juni 2010 verklaard dat hij op 10 mei 2009 naar de woning van [aangever] is gegaan en daar met een bijl op de voordeur van de woning heeft ingehakt. Toen het gat in de voordeur groot genoeg was is hij daardoor de woning binnengegaan. Voorts heeft de verdachte verklaard dat het best zou kunnen dat hij het slachtoffer in zijn woede heeft bedreigd door de zeggen: "Je gaat dood, je gaat eraan".
Oordeel van het hof
Op basis van het bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het slachtoffer met de hakbijl heeft geslagen en dat daarbij de rug van het slachtoffer is geraakt met de scherpe kant van de hakbijl. Daartoe is redengevend dat het slachtoffer 100 procent zeker weet dat de verdachte met de scherpe kant van de bijl op hem af kwam en hem daarmee raakte alsmede dat de hakbijl is aangetroffen op het bed. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij de hakbijl op het bed heeft gegooid nadat hij deze van de verdachte had afgepakt. Bovendien heeft het slachtoffer tijdens zijn melding tegenover de politiemeldkamer verklaard te zijn geslagen met de hakbijl, welke verklaring hij heeft herhaald toen kort daarna een aantal verbalisanten ter plaatse was gekomen.
Ten aanzien van de verklaring van de verdachte overweegt het hof als volgt. Het is onaannemelijk dat het slachtoffer het bij hem geconstateerde letsel zou hebben opgelopen ten gevolge van een val tegen een kastje tijdens een worsteling met de verdachte, en dat hij naar de gang is gelopen, de hakbijl heeft opgepakt om deze vervolgens op het bed te leggen en daarna tegenover de politie zou hebben verklaard te zijn geslagen met de hakbijl. Bij dit oordeel betrekt het hof bovendien dat uit de ter terechtzitting afgeluisterde opname van de melding door het slachtoffer blijkt dat hij zowel vóór als na het incident in paniek was, alsmede dat de door verdachte bedoelde kastjes blijkens de door de Technische Recherche genomen foto's na het incident op geen enkele wijze sporen van een eventuele valpartij vertonen en het slachtoffer ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard niet te zijn gevallen. Het hof acht de verklaring van de verdachte derhalve volstrekt ongeloofwaardig.
Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat de verdachte de hakbijl naar de woning van het slachtoffer heeft meegenomen om zich de toegang tot de woning te verschaffen. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vloeit echter niet wettig en overtuigend voort dat de verdachte een vooropgezet plan had om het slachtoffer van het leven te beroven. De omstandigheid dat hij heeft geroepen "Ik maak je dood" en "Je gaat er aan" maakt zulks niet anders in de gegeven omstandigheden. Het hof acht aannemelijk dat de verdachte onder invloed van een ogenblikkelijke gemoedsbeweging heeft gehandeld en dat niet zonder redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat hij in de gelegenheid is geweest om over de betekenis en de gevolgen van zijn daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Derhalve acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. De verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van de onder 1 primair impliciet tenlastegelegde poging tot moord.
Het hof komt voorts tot het oordeel dat de verdachte het voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad. De verdachte heeft met een hakbijl uitgehaald en heeft het slachtoffer daarbij op zijn rug geraakt met de scherpe zijde van die hakbijl. Naar het oordeel van het hof behoeft geen betoog dat dergelijk handelen levensbedreigende risico's met zich meebrengt. Door zo te handelen heeft de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard, dat het slachtoffer zou komen te overlijden, zodat het hof opzet in de zin van voorwaardelijk opzet bewezen acht.
Het hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsman op dit punt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 10 mei 2009 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever] van het leven te beroven, met dat opzet die [aangever] met een bijl tegen zijn rug heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 10 mei 2009 te 's-Gravenhage [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een bijl de voordeur van de woning van die [aangever] open gehakt en is hij door de aldus ontstane opening met de bijl in zijn hand de woning van die [aangever] binnen gegaan en is hij die [aangever] met de bijl in zijn hand tot op korte afstand genaderd en heeft hij daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd: "Jij gaat dood. Jij gaat eraan";
3.
hij op 10 mei 2009 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur van perceel [adres], toebehorende aan een ander dan aan verdachte, heeft vernield door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk met een bijl op die deur in te hakken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op grond van de feiten en omstandigheden die in de hiervoor weergegeven - in de voetnoten 1 tot en met 11 aangeduide - bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Poging tot doodslag.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair (poging tot moord), 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en onder de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen van de reclassering.
Namens de verdachte is overeenkomstig de overgelegde pleitnotities bepleit dat - indien het hof tot een bewezenverklaring mocht komen - bij de strafoplegging rekening zal worden gehouden met het overlijden van het broertje van de verdachte tijdens zijn detentie alsmede met de nieuwe VI-regeling.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf acht geslagen op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer met een hakbijl tegen zijn rug te slaan. Vóór deze brute inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer heeft de verdachte het slachtoffer doodsangsten doen uitstaan door met de hakbijl een gat in de voordeur van de woning van het slachtoffer te hakken en hem vervolgens met de dood te bedreigen. De verdachte had met zijn handelwijze het slachtoffer zodanig kunnen verwonden dat deze zou zijn komen te overlijden. Delicten als het onderhavige schokken de rechtsorde en brengen bij slachtoffers en burgers in het algemeen gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Het hof heeft voorts acht geslagen op het psychologisch rapport d.d. 27 juli 2009, opgesteld door W.J.L. Lander, klinisch psycholoog en het voorlichtingsrapport van GGZ Reclassering Palier d.d. 4 augustus 2009, opgesteld door J. van Mil, reclasseringswerker. In beide rapportages wordt geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van alcoholproblematiek, en beide rapporteurs adviseren een behandeling op dit gebied.
De psycholoog concludeert voorts dat de persoonlijkheid van de verdachte wordt gekenmerkt door narcistische en antisociale trekken, in de zin van zelfoverschatting en ontkenning van problematiek. Maatschappelijke normen en waarden zijn minder geïnternaliseerd en de verdachte heeft de neiging om ongeremd, impulsief gedrag te vertonen. De kans op recidive, wanneer de verdachte in een soortgelijke situatie komt te verkeren, is niet uit te sluiten. De psycholoog adviseert een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarde een behandeling bij De Waag, alwaar de verdachte kan leren adequater met gevoelens van boosheid en frustratie om te gaan en minder impulsief te reageren.
De reclasseringsmedewerker komt mede op basis van de bagatelliserende houding van de verdachte, hetgeen wordt aangemerkt als een criminogene factor, eveneens tot het advies om de verdachte een behandeling bij De Waag te laten volgen voor grensoverschrijdend gedrag en begeleiding bij delictpreventie.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Het hof zal aan het voorwaardelijke deel de na te melden bijzondere voorwaarde verbinden.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het inbeslaggenomen voorwerp, een hakbijl, zal worden verbeurdverklaard.
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een hakbijl, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het onder 1 primair bewezenverklaarde is begaan. Het hof zal daarom dit voorwerp verbeurdverklaren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 33, 33a, 45, 57, 285, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat een op 12 (twaalf) maanden bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich in de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens GGZ Reclassering Palier, zolang deze instelling dit nodig oordeelt, zoals hiervoor omschreven.
Verstrekt aan deze instelling opdracht om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd: de inbeslaggenomen hakbijl.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser, mr. S.A.J. van 't Hul en mr. I.P.A. van Engelen, in bijzijn van de griffier mr. R. van den Bosch.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 juli 2010.
Mr. S.A.J. van 't Hul is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal van de Regiopolitie Haaglanden, nr. PL1514/200/24761, d.d. 19 mei 2009, met bijlagen.
2 Politiefoto, blz. 100.
3 De verklaring van de getuige [aangever] ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 23 juni 2010.
4 Het proces-verbaal van bevindingen (blz. 82-85).
5 Het proces-verbaal van bevindingen (blz. 58-60).
6 Het proces-verbaal van aangifte (blz. 44-47).
7 Formulier medische informatie d.d. 21 augustus 2009, als bijlage gevoegd bij het aanvraagformulier medische informatie.
8 Het proces-verbaal van aangifte (blz. 50-52).
9 Politiefoto, blz. 62.
10 Politiefoto, blz. 100.
11 Politiefoto, blz. 99.