ECLI:NL:GHSGR:2010:BP0434

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-003382-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor verkeersdelicten en overtredingen van de Wegenverkeerswet en de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 16 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld voor overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken en een voorwaardelijke hechtenis van drie weken, met een proeftijd van twee jaren. De zaak betreft onder andere bedreiging met een vuurwapen en het rijden zonder geldig rijbewijs.

Het hof heeft overwogen dat de verdachte niet-ontvankelijk kan worden verklaard in de vervolging indien er ernstige inbreuken zijn gemaakt op de procesorde. Het hof heeft echter geoordeeld dat dit in deze zaak niet het geval was. De verdachte is vrijgesproken van de eerste twee tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij deze had begaan. Wel is bewezen dat hij zonder rijbewijs een motorrijtuig heeft bestuurd en geen verzekering had afgesloten voor het voertuig.

De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en hechtenis van zes weken. Het hof heeft echter besloten om de straffen voorwaardelijk op te leggen, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak, waaronder het disproportionele geweld bij de aanhouding van de verdachte. Het hof heeft ook beslist over de verbeurdverklaring van inbeslaggenomen voorwerpen en de teruggave van andere voorwerpen aan de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003382-10
Parketnummer: 09-535343-08
Datum uitspraak: 16 december 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van
26 januari 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 2 december 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 4 tenlastegelegde vrijgesproken, ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest en ter zake van het onder 5 tenlastegelegde veroordeeld tot hechtenis voor de duur van zes weken. Voorts is met betrekking tot de inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen beslist als nader in het vonnis omschreven.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 juni 2008 te Alphen aan den Rijn [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk tegen [getuige 1] en/of [getuige 2] gezegd: "Ik zorg echt dat ik de volgende keer een pistool bij me heb en ik zweer het op het graf van mijn moedertje, ik knal hem het leven uit. Ik heb er al zes vermoord dus dat maakt me ook niet uit" en/of "Ik zoek die collega wel op", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 15 juni 2008 te Hazerswoude-Rijndijk, gemeente Rijnwoude, en/of te Hazerswoude-Dorp, gemeente Rijnwoude, althans in Nederland, [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn auto gereden met een snelheid van ongeveer 167 kilometer per uur, althans met (zeer) hoge snelheid, en vervolgens, toen die [aangever] hem met de auto links wilde inhalen en bijna naast hem, verdachte, reed, zijn, verdachtes, auto (met een snijdende beweging) naar links gestuurd, ten gevolge waarvan die [aangever] (hard) moest remmen om een aanrijding te voorkomen;
3.
hij op of omstreeks 15 juni 2008 te Hazerswoude-Dorp, gemeente Rijnwoude, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, het Raadhuisplein, een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd;
5.
hij op of omstreeks 15 juni 2008 te Hazerswoude-Dorp, gemeente Rijnwoude,, althans in Nederland, als bezitter althans houder in de zin van artikel 2 tweede lid van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, voor een motorrijtuig (personenauto), gekentekend [kenteken], waarvoor een kentekenbewijs was afgegeven, niet een verzekering overeenkomstig genoemde Wet had gesloten enin stand gehouden;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Gevoerde verweer
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging, dan wel strafvermindering bepleit, nu - kort en zakelijk weergegeven - de aanhouding van zijn cliënt met buitenproportioneel geweld gepaard is gegaan en deze aanhouding dientengevolge onrechtmatig is geweest.
Het hof overweegt dienaangaande dat slechts sprake kan zijn van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging als de met opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak te kort werd gedaan. Het hof is van oordeel dat, gelet op hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht, hiervan in de onderhavige zaak geen sprake is geweest.
Het openbaar ministerie is dan ook ontvankelijk in de vervolging.
Het hof betrekt bij zijn beoordeling van het gebruikte geweld dat de wilde achtervolging, alsmede de omstandigheid dat de verdachte, die vlak voor zijn aanhouding zijn identiteit kenbaar had gemaakt, bij de aanhoudende verbalisant bekend stond als vuurwapengevaarlijk, aanleiding gaven grote voorzichtigheid ten opzichte van de verdachte in acht te nemen.
Het vorenoverwogene neemt niet weg dat het er naar 's hofs oordeel voor dient te worden gehouden dat het bij verdachtes aanhouding toegepaste geweld, met name het tot twee maal toe "preventief" geven van een klap aan de verdachte die zich tot dan toe niet tegen zijn aanhouding had verzet, disproportioneel is geweest, hetgeen het hof - indien en voor zover aan alle overige voorwaarden voor bestraffing is voldaan - in de strafmaat zal verdisconteren.
Verzoek van de raadsman
De raadsman heeft bij appelschriftuur d.d. 3 februari 2010 een verzoek gedaan tot het ter terechtzitting in hoger beroep horen van de aanhoudende verbalisant, [aangever], als getuige. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij desgevraagd verklaard dat hij voornoemde [aangever] enkel wenst te horen met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde en bij dit verzoek gepersisteerd. Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de advocaat-generaal zijnerzijds niet verzocht de voornoemde getuige te horen. Het hof heeft bij monde van de voorzitter medegedeeld de beslissing op het verzoek tot horen van [aangever] tot de beraadslaging in raadkamer aan te houden.
Gelet op het bovenstaande en de hierna met betrekking tot feit 2 te nemen beslissing, is het hof van oordeel dat de verdediging rechtens geen belang heeft bij het horen van [aangever]. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt dat het onder 1 tenlastegelegde, blijkens het proces-verbaal van bevindingen d.d.
16 juni 2008 opgemaakt door de verbalisanten [getuige 1] en [getuige 2] betrekking heeft op uitlatingen van verdachte die blijkens de uit dit proces-verbaal volgende context zeer wel betrekking zouden kunnen hebben gehad op een volgende keer dat de verdachte door enige opsporingsambtenaar zou worden aangehouden, terwijl niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat deze uitlatingen in feite werden gericht tot de daarbij afwezige [aangever]. Dientengevolge dient de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde vrijgesproken te worden.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde overweegt het hof dat voor het feitelijke verkeersgedrag van de verdachte het relaas van eigen waarneming en ondervinding van [aangever] zèlf, zoals opgenomen in zijn
proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 juni 2008, de enige kenbron vormt. Het hof is van oordeel dat uit de feitelijke beschrijving van dit verkeersgedrag niet met voldoende mate van zekerheid is af te leiden dat de verdachte, die dat in alle toonaarden ontkent, de opzet heeft gehad, althans welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard de verbalisant [aangever] te bedreigen. Dit moet tot vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde leiden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij op 15 juni 2008 te Hazerswoude-Dorp, gemeente Rijnwoude, terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, het Raadhuisplein, een motorrijtuig, personenauto, heeft bestuurd.
5.
hij op 15 juni 2008 te Hazerswoude-Dorp, gemeente Rijnwoude, als bezitter in de zin van artikel 2 tweede lid van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, voor een motorrijtuig personenauto, gekentekend [kenteken], waarvoor een kentekenbewijs was afgegeven, niet een verzekering overeenkomstig genoemde Wet had gesloten en in stand gehouden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
Als bezitter van een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen sluiten en in stand houden.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest, en ter zake van het onder 5 tenlastegelegde tot hechtenis voor de duur van zes weken.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft, terwijl hij wist dat hem bij rechterlijk vonnis de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen was ontzegd, toch een motorrijtuig bestuurd.
Tegen plegers van misdrijven als het onderhavige dient streng te worden opgetreden teneinde te voorkomen dat de werking van rechterlijke verboden, die in dit geval in het belang van de verkeersveiligheid zijn gegeven, wordt gefrustreerd.
De verdachte heeft bovendien op enig moment verzuimd een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen af te sluiten of in stand te houden, hetgeen bij een aanrijding met dit voertuig verstrekkende gevolgen kan hebben voor eventuele benadeelden.
Voorts is de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 november 2010 eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van verkeersdelicten en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof acht, gelet op de omvangrijke Justitiële Documentatie omtrent de verdachte, in beginsel onvoorwaardelijke vrijheidbenemende straffen aangewezen, maar ziet in de bijzondere omstandigheden van deze zaak, te weten het disproportionele geweld waaraan verdachte bij zijn aanhouding ten onrechte werd onderworpen, zoals hiervoor is overwogen, aanleiding een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, alsmede een geheel voorwaardelijke hechtenis van na te melden duur op te leggen.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten twee kentekenplaten en een personenauto, merk: Mazda, verbeurd zullen worden verklaard en dat van een breekijzer, drie schroevendraaiers en een cd-rom de teruggave aan de verdachte zal worden gelast.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee kentekenplaten en een personenauto, zoals vermeld onder 2 en 7 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zal het hof de verbeurdverklaring uitspreken, nu deze voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 3 en 5 bewezenverklaarde is begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de onder 3 tot en met 5 op deze lijst vermelde inbeslaggenomen voorwerpen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 33, 33a, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 3 en 5 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) weken.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot hechtenis voor de duur van 3 (drie) weken.
Beveelt dat de hechtenis niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart verbeurd: twee kentekenplaten en een personenauto, merk: Mazda, zoals vermeld onder 2 en 7 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelast de teruggave aan de verdachte van drie stuks gereedschap, zoals vermeld onder 3 tot en met 5 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Dit arrest is gewezen door mr. G.P.A. Aler, mr. R.M. Bouritius en mr. F.C.V. de Groot, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Bongaerts. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 december 2010.
Mr. F.C.V. de Groot is buiten staat dit arrest te ondertekenen.