ECLI:NL:GHSGR:2010:BP1438

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2000.038.631.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van de Poll
  • M. Mos-Verstraten
  • J. van Wijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ouderschap na scheiding en de gevolgen van een ouderschapsplan voor zorgregeling en kinderalimentatie

In deze zaak gaat het om de gevolgen van een ouderschapsplan na een scheiding, waarbij de man in hoger beroep is gekomen tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage. De rechtbank had op 10 april 2009 de echtscheiding uitgesproken en een zorgregeling vastgesteld voor de minderjarigen, alsook de kinderalimentatie. De man verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en een nieuwe regeling vast te stellen. De vrouw verzet zich tegen het beroep van de man en vraagt om bekrachtiging van de beschikking van de rechtbank.

De zaak is op 15 oktober 2010 mondeling behandeld, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De man heeft in hoger beroep onder andere verzocht om de omgangsregeling te wijzigen, de kinderalimentatie te verlagen en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap opnieuw vast te stellen. Het hof heeft vastgesteld dat er een ouderschapsplan is ondertekend door beide partijen op 5 juli 2010, waarin afspraken zijn gemaakt over de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarigen.

Het hof overweegt dat het ouderschapsplan de bestaande afspraken tussen partijen heeft vervangen en dat de vrouw onvoldoende heeft gesteld om de geldigheid van deze overeenkomst in twijfel te trekken. Het hof heeft de zorgregeling en de kinderalimentatie beoordeeld en vastgesteld dat de man in staat is om de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie te voldoen. De verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap is door het hof in dit hoger beroep niet gewijzigd, omdat de man zijn grief hierover heeft ingetrokken.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking gedeeltelijk vernietigd en voor het overige bekrachtigd, waarbij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. De beslissing is genomen door de rechters A. van de Poll, M. Mos-Verstraten en J. van Wijk, en is uitgesproken op 24 november 2010.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 24 november 2010
Zaaknummer : 200.038.631.01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 08-7706
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A.A.G. Balkenende te Katwijk,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J. van Roy-Vissers te Leiden.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
kantoorhoudende te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 9 juli 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 10 april 2009 van de rechtbank 's-Gravenhage.
De vrouw heeft op 20 augustus 2009 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 7 september 2009, 14 september 2009, 22 december 2009, 12 juli 2010, 9 september 2010, 30 september 2010 en 8 oktober 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 7 september 2010 aanvullende stukken ingekomen.
De raad heeft het hof bij brief van 11 januari 2010 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 15 oktober 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Daarnaast heeft de rechtbank – voor zover in hoger beroep van belang en uitvoerbaar bij voorraad – bepaald dat:
- de na te noemen minderjarigen bij de man zullen zijn:
- een weekeinde per 14 dagen van vrijdag na school tot maandag aanvang school,
- iedere woensdag van 12.15 uur tot 19.00 uur;
- de man, met ingang van de dag waarop de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen aan de vrouw, die de minderjarigen verzorgt en opvoedt, zal betalen een bedrag van € 150,-- per maand per kind, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
en heeft de rechtbank de verdeling van de huwelijksgemeenschap als volgt vastgesteld:
1. aan de vrouw is toebedeeld de en/of rekening bij de Postbank, nummer [xxxxxxxx];
2. bepaald dat de vrouw de schulden aan haar ouders en aan haar grootvader voor haar rekening neemt;
3. bepaald dat de man de schulden aan zijn moeder en aan [A] voor zijn rekening neemt;
4. bepaald dat de man aan de vrouw ter zake van overbedeling zal voldoen een bedrag van € 4.733,14.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
In hoger beroep is voorts komen vast te staan dat de echtscheiding op 25 mei 2009 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil zijn: de omgang tussen de man en de minderjarigen
[kind X], geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats],
[kind Y], geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] en
[kind Z], geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats], hierna verder: de minderjarigen, de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna ook: kinderalimentatie) ten behoeve van de minderjarigen en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
2. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, voor zover deze beslissingen betreft de omgangsregeling c.q. de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarigen, de door de man te betalen bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van de minderjarigen en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, met ingang van de dag van de ten deze te nemen beschikking te bepalen dat:
- de minderjarigen bij de man zullen zijn één volledige week in de 14 dagen van maandagochtend na school tot de maandag in de volgende week tot school en drie aaneengesloten weken in de schoolzomervakantie; en
- vast te stellen de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen op een bedrag van € 50,-- per maand; en
- de verdeling van de tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap te verdelen op de wijze zoals de rechtbank heeft vastgesteld in de bestreden beschikking, met uitzondering van de schuld van de vrouw aan de ouders ad € 900,-- en de schuld aan de grootouders van de vrouw ad € 2.304,88 en ten aanzien van deze schulden te bepalen dat deze als zijnde verknocht aan de vrouw bij (het hof leest: buiten) de huwelijksgoederengemeenschap vallen en op grond van de op deze wijze vast te stellen verdeling van de huwelijksgemeenschap te bepalen dat de man wordt overbedeeld voor een bedrag van € 3.130,70 en dat de man gehouden is dit bedrag aan de vrouw te betalen; en voorts te bepalen dat:
-de vrouw aan de man vanaf 25 mei 2009 tot de dag van de ten deze te nemen beschikking teveel betaalde kinderalimentatie aan de man dient terug te betalen;
-de vrouw aan de man dient terug te betalen een bedrag van € 1.602,44 als zijnde in het kader van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap op grond van de ten deze te nemen beschikking onverschuldigd betaald bedrag; en
- de man te machtigen het totaal door de vrouw aan hem terug te betalen bedrag te verrekenen met de door hem maandelijks aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen, totdat met deze verrekening alle bedragen die de man onverschuldigd aan de vrouw heeft betaald zijn verrekend.
3. De vrouw bestrijdt het beroep en verzoekt het hof de man in zijn beroep niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair de bestreden beschikking te bekrachtigen met veroordeling van de man, zover mogelijk in de kosten van het hoger beroep.
Ouderschapsplan
4. Bij brief van 12 juli 2010 heeft de advocaat van de man het hof bericht dat sprake is van overeenstemming tussen partijen omtrent hun geschillen en dat partijen deze overeenstemming hebben neergelegd in een ouderschapsplan. Dit ouderschapsplan, dat tot stand is gekomen onder begeleiding van een mediator van Cardea Jeugdzorg, is door hen beiden ondertekend op 5 juli 2010.
5. De vrouw heeft vervolgens bij faxbericht van 7 september 2010 verzocht om het ouderschapsplan ongedaan te maken, omdat zij het bij nader inzien niet eens is met de gemaakte afspraak ten aanzien van de verblijfplaats van de jongste minderjarige en omdat zij het niet eens is met de gemaakte afspraak ten aanzien van de kinderalimentatie.
6. Het hof overweegt als volgt. Beide partijen hebben het ouderschapsplan ondertekend. Tussen partijen is derhalve na de beschikking van de rechtbank een overeenkomst tot stand gekomen die, voor zover het de daarin betrokken onderwerpen betreft, de tot dat moment geldende regelingen tussen partijen heeft gewijzigd en vervangen. Nu de vrouw, noch in hoger beroep, noch anderszins, om ontbinding van de overeenkomst heeft verzocht en de vrouw naar het oordeel van het hof onvoldoende heeft gesteld om de gevolgtrekking te kunnen maken dat de overeenkomst geen stand kan houden, is de overeenkomst naar het oordeel van het hof onverkort geldig.
Omgang / toedeling van de zorg- en opvoedingstaken
7. Partijen hebben de toedeling van de zorg- en opvoedingstaken in het ouderschapsplan en een daaraan verbonden bij partijen bekend schema, tot 1 oktober 2010 geregeld. Naar het hof begrijpt houdt deze regeling in dat de minderjarigen bij de man zijn in de ene week van woensdagmiddag na school tot maandag voor school en de andere week van woensdagmiddag na school tot donderdag voor school en een verdeling van de vakanties en feestdagen. De man heeft vervolgens zijn grief met betrekking tot de toedeling van de zorg- en opvoedingstaken bij brief van 12 juli 2010 ingetrokken en deze intrekking, na de reactie van de vrouw bij het faxbericht van 7 september 2010 subsidiair weer ingetrokken. Uit de verklaringen van partijen ter terechtzitting leidt het hof af dat de regeling vanaf 1 april 2010 geldt, deze regeling goed loopt en ook na 1 oktober 2010 is voortgezet. Ter sprake is nog gekomen de vrees van de vrouw dat als gevolg van de huidige verdeling tussen beide ouders, de minderjarigen uit elkaar gehaald zouden kunnen worden, hetgeen zij niet in het belang van de minderjarigen acht. De man heeft ter terechtzitting aan de vrouw toegezegd de minderjarigen niet uit elkaar te zullen halen. Gelet op het voorgaande acht het hof een voortzetting van de huidige zorgregeling inclusief de verdeling van vakantie- en feestdagen overeenkomstig de bijlage bij het ouderschapsplan in het belang van de minderjarigen en zal deze dan ook vaststellen.
Kinderalimentatie
8. De man stelt zich op het standpunt dat de rechtbank zijn draagkracht te hoog heeft vastgesteld. De man voert daartoe aan dat rekening dient te worden gehouden met hogere (fictieve) woonlasten, met hogere omgangskosten, met, vanaf 1 juli 2010, een andere bijstandsnorm en met, vanaf 1 augustus 2010, de regeling in het ouderschapsplan.
9. De vrouw betwist de stelling van de man en stelt dat de man in staat is om de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie te voldoen.
10. Het hof overweegt als volgt. Zoals hiervoor onder 6 is overwogen, geldt tussen partijen het door hen ondertekende ouderschapsplan, aangezien dit in de plaats is gekomen van de bestreden beschikking. Daarin is in de rubriek kinderalimentatie een regeling opgenomen betreffende de bijdrage van beide ouders voor de minderjarigen, welke ingaat op 1 augustus 2010. Dat aan deze regeling feitelijk nog geen uitvoering is gegeven doet aan de geldigheid van de tussen partijen gesloten overeenkomst niet af. Gelet op het voorgaande begrijpt het hof de tweede grief van de man aldus dat deze ziet op de periode van 25 mei 2009 tot 1 augustus 2010. Over de periode vanaf 25 mei 2009 tot 31 oktober 2009 houdt het hof geen rekening met fictieve woonlasten, aangezien de man bij zijn moeder verbleef en feitelijk geen woonlasten had. Nu de man heeft gesteld en onderbouwd dat hij eerst per 31 oktober 2009 woonruimte huurt, waarvan de basishuur € 550,-- per maand bedraagt, zal het hof met deze huurlast vanaf de maand november 2009 rekening houden. Ten aanzien van de door de rechtbank bij de berekening van de draagkracht van de man gehanteerde bijstandsnorm voor een alleenstaande, waartegen door de man is gegriefd, overweegt het hof als volgt. De zorgregeling zoals die tussen partijen geldt geeft het hof onvoldoende aanleiding om bij de bepaling van de draagkracht van de man uit te gaan van een bijstandsnorm voor een éénoudergezin. Wel zal rekening worden gehouden met omgangskosten zoals ter zitting in hoger beroep besproken. Tot 1 april 2010, de datum waarop tussen partijen de regeling in het kader van de toedeling van de zorg- en opvoedingstaken conform het Cardea verslag is gaan lopen houdt het hof rekening met de bijstandsnorm voor een alleenstaande en omgangskosten van € 105,-- per maand, voortvloeiend uit de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling. Rekeninghoudend met de overige financiële omstandigheden van de man zoals door de rechtbank vastgesteld en waartegen geen van partijen bezwaar heeft gemaakt, alsmede voorts rekeninghoudend met het fiscaal voordeel dat de man uit hoofde van alimentatiebetaling toekomt, is het hof van oordeel dat de draagkracht van de man een kinderalimentatie toelaat van € 150,-- per kind per maand, derhalve het door de rechtbank vastgestelde bedrag. Met betrekking tot de periode van 1 november 2009 tot 1 april 2010 zal het hof, in afwijking van de voorgaande periode en zoals hiervoor overwogen rekening houden met een huurlast van € 550,-- per maand. Het hof constateert dan dat de draagkracht van de man een kinderalimentatie toelaat van € 136,-- per kind per maand. Met betrekking tot de periode van 1 april 2010 tot 1 juli 2010, de datum waarop de jongste minderjarige officieel op het adres van de man is ingeschreven, houdt het hof rekening met omgangskosten van € 195,-- per maand, zoals door de man onweersproken is gesteld. Het hof constateert dan dat de draagkracht van de man een kinderalimentatie toelaat van € 52,-- per kind per maand. Met betrekking tot de periode van 1 juli 2010 tot 1 augustus 2010, de datum waarop de financiële regeling is gaan gelden zoals partijen die in hun ouderschapsplan hebben neergelegd, zal het hof, in afwijking van de voorgaande perioden, rekening houden met de fiscale tegemoetkomingen die de man heeft uit hoofde van de inschrijving van de jongste minderjarige op zijn adres. Alsdan constateert het hof dat de draagkracht van de man een kinderalimentatie toelaat van € 112,-- per kind per maand.
Verdeling huwelijksgoederengemeenschap
11. Gezien de inhoud van voormelde brief van 12 juli 2010, alsmede de verklaring van de man ter terechtzitting, beschouwt het hof de grief van de man ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap als ingetrokken. Het hof zal het verzoek van de man in dit kader dan ook afwijzen.
12. Het vorengaande leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
Vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt in het kader van toedeling van zorg- en opvoedingstaken vanaf 1 oktober 2010 de volgende regeling vast:
de minderjarigen verblijven bij de man de ene week van woensdagmiddag na school tot maandagochtend voor school en de andere week van woensdagmiddag na school tot donderdagochtend voor school, alsmede gedurende de vakanties en feestdagen conform het schema behorend bij het (in fotokopie) aan deze beschikking gehechte ouderschapsplan;
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen:
- met ingang van 25 mei 2009 tot 1 november 2009 op € 150,-- per kind per maand;
- met ingang van 1 november 2009 tot 1 april 2010 op € 136,-- per kind per maand;
- met ingang van 1 april 2010 tot 1 juli 2010 op € 52,-- per kind per maand;
- met ingang van 1 juli 2010 tot 1 augustus 2010 op € 112,-- per kind per maand;
- met ingang van 1 augustus 2010: neemt op hetgeen de man en de vrouw onder punt 11.1 van het (in fotokopie) aan deze beschikking gehechte ouderschapsplan ten aanzien van de kinderalimentatie zijn overeengekomen;
verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan 's hofs oordeel onderworpen voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van de Poll, Mos-Verstraten en Van Wijk, bijgestaan door mr. Wijkstra als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 november 2010.