ECLI:NL:GHSGR:2010:BP2185

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.021.329.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mink
  • A. Dusamos
  • J. Bos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en behoefteberekening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Middelburg, waarin de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [kind 1] is vastgesteld op € 300,- per maand. De vader is op 26 november 2008 in hoger beroep gekomen van deze beschikking, die dateert van 27 augustus 2008. De moeder heeft op 12 maart 2009 een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 juli 2010 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat hij geen bijdrage verschuldigd is, terwijl de moeder verzoekt om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep of het beroep af te wijzen.

Het hof oordeelt dat, hoewel partijen in 2000 uit elkaar zijn gegaan, de vader zijn huidige inkomen van 2008 als richtsnoer mag hanteren voor de behoefteberekening van de kinderen. Het hof volgt de vader hierin, aangezien zijn inkomen van € 47.022,- bruto per jaar het gezinsinkomen van partijen overstijgt. De vader heeft een netto besteedbaar inkomen van € 2.690,- per maand, waaruit een eigen aandeel in de kosten van de kinderen van € 285,- per maand per kind kan worden vastgesteld. Aangezien het inkomen van de moeder onder het bijstandsniveau ligt, is het hof van oordeel dat de vader de kosten van de kinderen volledig voor zijn rekening moet nemen, voor zover zijn draagkracht dat toelaat.

Bij de berekening van de draagkracht houdt het hof rekening met de kosten van de vader, waaronder zijn ziektekostenverzekering en andere noodzakelijke uitgaven. Uiteindelijk komt het hof tot de conclusie dat de vader in staat is om een bijdrage van € 250,- per maand te betalen voor de verzorging en opvoeding van [kind 1]. De bestreden beschikking wordt vernietigd en het hof bepaalt de bijdrage op € 250,- per maand, met ingang van 1 september 2008 tot 28 oktober 2008. De proceskostenveroordeling van de moeder wordt afgewezen, omdat zij het recht heeft om een verzoek tot vaststelling van een bijdrage in te dienen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 8 september 2010
Zaaknummer : 200.021.329.01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 08-395
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. P.R. Klaver,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. S. Kuit.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 26 november 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 27 augustus 2008 van de rechtbank Middelburg.
De moeder heeft op 12 maart 2009 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 26 november 2008, 26 februari 2009, 18 mei 2009, 12 januari 2010 en 7 juli 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Op 15 juli 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de moeder onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de hierna te noemen minderjarige [kind 1] bepaald op € 300,- per maand, vermeerderd met het bedrag van iedere uitkering die deze ouder op grond van de geldende wetten of regelingen ten behoeve van de minderjarige kan of zal worden verleend, met ingang van 1 september 2008 en voor zolang de (proef)periode dat het andere kind van partijen bij de vader verblijft, loopt. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen kenbaar te maken hoe de situatie na het verstrijken van de proefperiode dat het andere kind van partijen bij de vader verblijft, is dan wel zal zijn en of zij voor die (nieuwe) situatie overeenstemming hebben bereikt alsmede zich uit te laten omtrent het door hen gewenste verdere procesverloop.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. In hoger beroep is voorts komen vast te staan dat het andere kind van partijen, te weten: [naam kind 2], geboren [in 1996] te [geboorteplaats] (hierna: [kind 2]) sinds 28 oktober 2008 weer bij de moeder verblijft en dus niet meer bij de vader.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de minderjarige: [naam kind 1], ge[in 1996], te [geboorteplaats] (hierna: [kind 1]). [kind 1] is erkend door de vader.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat door hem aan de moeder geen bijdrage verschuldigd is ten behoeve van [kind 1] van € 300,- per maand, althans dat door hem geen bijdrage verschuldigd is voor de beide kinderen rekening houdende met zijn draagkracht en de behoefteberekening. Daarbij verzoekt hij de moeder te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3. De moeder bestrijdt zijn beroep en verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vader niet te ontvangen in zijn beroep (het hof leest: de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep), althans het beroep af te wijzen.
Behoefte kinderen
4. Hoewel partijen reeds omstreeks 2000 uit elkaar zijn gegaan en dus in beginsel het jaarinkomen over 2000 bepalend is voor de vaststelling van de behoefte van de kinderen, gaat de vader uit van zijn inkomen over 2008. Het hof zal de vader hierin volgen en ook uitgaan van het inkomen over 2008, daar dit inkomen het toenmalige gezinsinkomen van partijen overstijgt. Blijkens de jaaropgaaf van dat jaar bedroeg zijn bruto inkomen van € 47.022,-, hetgeen leidt tot een netto besteedbaar inkomen van € 2.690,- per maand. Bij dit netto inkomen is het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen te stellen op € 285,- per maand per kind. Omdat het inkomen van de moeder niet boven bijstandsniveau uitkomt, is het hof van oordeel dat de vader het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen volledig voor zijn eigen rekening dient te nemen voor zover zijn draagkracht dat toelaat.
Draagkracht
5. Het hof gaat bij de berekening van de draagkracht van de vader uit van het eerder genoemde inkomen. De vader heeft in zijn beroepschrift gesteld per januari 2009 een dag per week minder te gaan werken, waardoor zijn inkomen zal verminderen. Nu de vader ter terechtzitting desgevraagd te kennen heeft gegeven nog steeds een voltijd baan te hebben, zal het hof zijn stelling daaromtrent buiten beschouwing laten. Het hof gaat voorbij aan de stelling van de moeder dat de huidige partner van de vader in haar eigen levensonderhoud kan voorzien, daar de vader genoegzaam heeft gemotiveerd dat zijn huidige partner haar bedrijf vanwege gebrek aan opdrachten heeft moeten opheffen. Om die reden houdt het hof rekening met de gezinsnorm en het daarbij behorende draagkrachtpercentage van 45. Voorts houdt het hof rekening met een heffingskorting voor de niet verdienende partner van de vader van afgerond € 170,- per maand.
6. Het hof houdt voorts rekening met de ziektekostenverzekering van € 105,- voor de vader, verminderd met de gemiddelde nominale premie, alsmede met de door de werkgever ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. Tevens gaat het hof, gezien het in rechtsoverweging 5 overwogene, er van uit dat de vader in de kosten van de ziektekostenverzekering voor de niet-verdienende huidige partner van € 120,- voorziet. Voorts houdt het hof rekening met de door de vader opgevoerde en genoegzaam gemotiveerde kosten ter aflossing van zijn schuld van € 369,- per maand en de kosten voor de daarbij behorende kredietverzekering van € 22,- per maand, zoals deze uit de bij brief van 18 mei 2009 door de vader overgelegde stukken zijn komen vast te staan. Voorts houdt het hof rekening met de omgangskosten van € 60,- per maand, nu deze niet zijn betwist.
7. Voor het overige houdt het hof rekening met de niet betwiste kosten in de bestreden beschikking, te weten de woonlasten van € 363,- per maand en de dagelijkse kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2] van € 210,- per maand.
8. Geen rekening wordt gehouden met de door de vader opgevoerde kosten ten behoeve van de begrafenispolis van zijn huidige partner en haar zoon, aangezien deze kosten geen voor¬rang verdienen boven de onderhoudsverplichting ten aanzien van de kinderen.
9. Uit het voorgaande volgt dat de draagkracht van de vader, rekening houdende met het fiscaal voordeel, het toelaat om een bijdrage van € 250,- per maand vast te stellen. Het hof zal de bestreden beschikking derhalve vernietigen en aldus beslissen.
Proceskosten
10. Het hof ziet geen aanleiding om, zoals door de vader is verzocht, de moeder te veroordelen in de kosten van deze procedure, en zal dat verzoek derhalve afwijzen. Weliswaar heeft de vader aangevoerd dat hij rauwelijks in de procedure is betrokken, maar naast het feit dat die stelling geen juridisch gevolg heeft, staat het de moeder vrij een verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen in te dienen.
11. Het hof beslist daarom als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de besteden beschikking en, opnieuw beschikkende:,
bepaalt de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [naam kind 1], geboren [in 1996], met ingang van 1 september 2008 en tot 28 oktober 2008 op € 250,- per maand;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, Dusamos en Bos, bijgestaan door mr. Rasmijn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 september 2010.