GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 8 september 2010
Zaaknummer : 200.052.893/01
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 07-958
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. Y.L.L. van Zutphen te Nijmegen,
[geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. S. Ben Ahmed te Rotterdam.
Als belanghebbende is aangemerkt:
Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering,
vestiging Rotterdam,
hierna te noemen: het LJ&R.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
kantoorhoudende te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 30 december 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 12 oktober 2009 van de rechtbank Rotterdam.
De moeder heeft op 23 februari 2010 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 17 februari 2010 en 3 augustus 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 4 en 6 augustus 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Op 18 augustus 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door mr. I.M.F Obers, kantoorgenoot van mr. Y.L.L. van Zutphen, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Namens het LJ&R is verschenen: mevrouw [Y.], en namens de raad: mevrouw [T.]. De aanwezigen het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder tot wijziging van het ouderlijk gezag over [de minderjarige], geboren [in] 2001 te [geboorteplaats], hierna te noemen: de minderjarige, en het verzoek van de vader tot wijziging van de verblijfplaats van de minderjarige, afgewezen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het gezag ten aanzien van de minderjarige en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen, en opnieuw beschikkende, te bepalen primair dat het gezamenlijk ouderlijk gezag zal worden beëindigd en hij alleen met het ouderlijk gezag over de minderjarige zal worden belast en subsidiair het gezamenlijk ouderlijk gezag gehandhaafd zal blijven en de verblijfplaats van de minderjarige zal worden gewijzigd in de zin dat die voortaan bij de vader zal zijn.
3. De moeder bestrijdt het hoger beroep en verzoekt het verzoek van de vader tot beëindiging van het gezamenlijke ouderlijk gezag en toewijzing van het eenoudergezag aan de vader en het verzoek van de vader tot wijziging van de verblijfplaats van de minderjarige af te wijzen.
4. De vader heeft drie grieven tegen de bestreden beschikking aangevoerd. In de eerste grief stelt de vader dat hij nimmer zijn zelfstandig verzoek om alleen met het ouderlijk gezag te worden belast heeft ingetrokken, zodat de rechtbank ten onrechte ervan uit is gegaan dat de vader zijn zelfstandig verzoek niet langer zou handhaven. In de tweede grief stelt de vader dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er onvoldoende aanleiding zou zijn om de huidige gezagssituatie te wijzigen. De vader stelt dat de door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch vastgestelde regeling van de zorgtaken en nogmaals door de voorzieningenrechter van te Rotterdam bevestigd, niet wordt nagekomen door de vrouw. De vader wil de impasse doorbreken door beëindiging van het gezamenlijk gezag en toewijzing van het ouderlijk gezag aan de vader te bewerkstelligen. In de derde grief betwist de vader dat er sprake zou zijn van een machtsstrijd tussen partijen; zijns inzien lijkt het eerder op een machtsmisbruik door de moeder.
5. De moeder stelt wel degelijk mee te werken aan de omgang tussen de vader en de minderjarige en zij stelt dat in het kader van de omgangsregeling bepaalde afspraken op papier gezet zijn en aan partijen toegezonden. De moeder acht het niet in het belang van de minderjarige indien de vader alleen zou worden belast met het ouderlijk gezag. Voorts is het niet in het belang van de minderjarige om hem uit de gezinssituatie te trekken en een wijziging aan te brengen in zijn verblijfplaats.
6. Ter zitting in hoger beroep heeft het LJ&R verklaard dat er zich een jarenlange strijd tussen de ouders afspeelt, waardoor de ontwikkeling van de minderjarige wordt bedreigd. De minderjarige lijdt onder de situatie. Het LJ&R is van mening dat de huidige omgangsregeling in stand dient te blijven, daar deze, weliswaar na een moeilijke opstart, sinds drie à vier maanden tussen partijen loopt. Voorts dient de minderjarige bij de moeder zijn hoofdverblijfplaats te houden, daar dit zijn thuis is, aldus het LJ&R. Er zijn wel zorgen omtrent de moeder en het LJ&R hoopt dat de nieuwe gezinsvoogd beter inzicht krijgt in de situatie rondom de moeder en de minderjarige.
7. Het hof overweegt als volgt. Uit de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de vader en de moeder hun gedragingen als ouders na hun uiteengaan nog niet goed op elkaar kunnen afstemmen en dat zij niet goed met elkaar kunnen communiceren. Dit vormt een belemmering om tot overeenstemming te komen over een allesomvattende ouderschapsregeling rond de minderjarige. Het hof is van oordeel dat de minderjarige er het meest bij gebaat is dat de ouders komen tot een heroriëntatie op het ouderschap na uiteengaan en acht aannemelijk dat deze heroriëntatie door middel van ouderschapsonderzoek bewerkstelligd kan worden. Ter terechtzitting hebben partijen ingestemd aan een dergelijk onderzoek deel te nemen. Het hof zal daarom zo een onderzoek gelasten. Het hof wijst ieder der partijen op het belang om zich ten volle in te zetten. In dit verband wijst het hof op het niet-vrijblijvende karakter van dit deskundigenonderzoek dat zich aldus onderscheidt van hetgeen in het algemeen onder de term ‘mediation naast rechtspraak’ bekend is. Het hof wijst tot slot op het bepaalde in artikel 198 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) met toepassing waarvan het het hof vrij staat om aan de houding die een partij tijdens een ouderschapsonderzoek onverhoopt zou innemen, de gevolgen te verbinden die het hof geraden voorkomt.
8. De opdracht behelst niet de beantwoording van diagnostische onderzoeksvragen die door middel van individuele psychodiagnostiek beantwoord moeten worden. Het is niet de bedoeling om via testen en toetsen de ouders en de minderjarige als individu in kaart te brengen. Het hof staat niet voor dat er individuele psychodiagnostiek bij partijen zal worden gedaan. De vragen zien op onderzoek naar en het bevorderen van de mogelijkheden van partijen om met een groeiend vertrouwen in zichzelf en elkaar als ouders te communiceren en op die wijze een verantwoord contact tussen de vader en de minderjarige mogelijk te maken.
9. Ten slotte vraagt het hof de aandacht van partijen voor het volgende: met ingang van september 2010 gaat een onderzoek van start, uit te voeren door mevrouw dr. E.S. Kluwer (Universiteit Utrecht, afdeling Sociale en Organisatiepsychologie), naar de effecten van onderzoeken die door de rechter worden opgedragen. Het is mogelijk dat de medewerking van partijen aan dit onderzoek wordt gevraagd. Het hof verplicht de partijen in dit opzicht niet, maar het wordt zeer op prijs gesteld indien de partijen zich desgevraagd bereid verklaren aan dit onderzoek, in het belang van de rechtspleging in het algemeen, hun medewerking te verlenen. De gegevens die in het kader van het onderzoek worden verkregen zullen vertrouwelijk worden behandeld en anoniem worden verwerkt, en op geen enkele wijze bijdragen aan de (eind)beslissing die dit hof in deze zaak zal geven. Partijen hebben ter zitting hun medewerking toegezegd.
10. Het hof zal als deskundige benoemen: mevrouw drs. C. Goosen, [adres], [telefoonnummer], [emailadres]. Het hof zal tevens een raadsheer-commissaris benoemen onder wiens leiding het onderzoek zal plaatsvinden. De deskundige kan zich, indien daartoe aanleiding is, met de raadsheer-commissaris verstaan omtrent het verloop en voortgang van het onderzoek.
11. De advocaat van de vader dient de deskundige binnen 14 dagen nadat deze beschikking is gegeven te voorzien van afschriften van de processtukken.
12. Het hof zal de behandeling van de zaak aanhouden tot zaterdag 29 januari 2011 pro forma, teneinde het onderzoek door de deskundige te laten plaatsvinden. Deze krijgt de opdracht onderzoek te verrichten en daarbinnen, zo mogelijk met toepassing van mediationtechnieken, met beide ouders tezamen gesprekken te voeren, met het doel enerzijds het ouderschap na uiteengaan zodanig vorm te doen geven dat de minderjarige – gegeven de omstandigheden – zo goed als mogelijk zal kunnen profiteren van beide ouders en anderzijds het vertrouwen over en weer tussen de ouders in zodanige mate te doen herstellen dat deze zelfstandig tot afspraken kunnen komen omtrent hetgeen hen verdeeld houdt. Het hof acht het wenselijk dat de deskundige de minderjarige in het onderzoek betrekt. De deskundige heeft zich bereid verklaard dit onderzoek op zich te nemen. De deskundige zal in oktober 2010 met haar werkzaamheden aanvangen.
13. Het hof wenst dat de deskundige bij het uit te voeren onderzoek de volgende vragen betrekt:
a. Hoe is de relatie van de ouders met elkaar, in het bijzonder: is er een patroon in de wijze waarop zij met elkaar omgaan herkenbaar en is deze omgang voor verbetering vatbaar?
b. Hoe is de relatie van de kinderen met enerzijds de moeder respectievelijk de vader individueel en anderzijds beide ouders tezamen (het oudersysteem, met speciale aandacht voor hechting en loyaliteit)?
c. Welke zijn de pedagogische en affectieve mogelijkheden van respectievelijk de moeder en de vader?
d. Waaraan moet de opvoedingssituatie van de minderjarige voldoen, gelet op zijn individuele behoefte?
e. Ten aanzien van ouderlijk gezag over en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige: bij wie van de ouders is het gezag over en is het hoofdverblijf van de minderjarige het meest geëigend?
f. In hoeverre is ieder van de ouders in staat om bij de uitvoering van een zorg- en opvoedingsregeling rekening te houden met de behoefte van de minderjarige?
g. In hoeverre zijn de ouders in staat elkaar ruimte te bieden voor zorg- en opvoedingstaken voor de minderjarige?
h. Wat betekent dit voor de zorg- en opvoedingsregeling voor de minderjarige met de ouder die de kinderen niet dagelijks verzorgt?
i. In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van de kinderen?
14. De deskundige dient het hof te rapporteren over het verloop en de resultaten van het onderzoek. Tevens dient de deskundige – bij gebreke van overeenstemming tussen de vader en de moeder – de gestelde vragen te beantwoorden en het hof te adviseren omtrent het gezag ten aanzien van en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige.
15. Indien de advocaten en/of deskundige vragen hebben over de procedure kunnen zij zich wenden tot mevrouw A.W.M. Verheijen, [emailadres en telefoonnummer]
16. Bij toepassing van de artikelen 195 en 199 Rv komen de kosten van een deskundigenbericht in dagvaardingsprocedures ten laste van partijen. In procedures die worden ingeleid met een verzoekschrift zijn die bepalingen in artikel 284 lid 1 Rv van overeenkomstige toepassing verklaard, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet. Indien het in het belang van het kind nodig is dat een ouderschapsonderzoek plaatsvindt, biedt deze bepaling het hof de ruimte een deskundige aan te wijzen zonder partijen hiervoor een voorschot te vragen en in debet te stellen. Het hof is van oordeel dat de onderhavige zaak aan dit criterium voldoet en zal derhalve bepalen dat de kosten, tot een maximumbedrag van € 4.500,- inclusief verschotten en de BTW, ten laste van het rijk zullen komen. De deskundige dient te declareren aan de hand van een tijdsverantwoording en op basis van een uurtarief (of een gedeelte daarvan) van € 107,50 per uur exclusief BTW.
17. Op grond van de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat hangende het onderzoek ruimte en ook noodzaak is voor regulier contact, zo als dat wordt georganiseerd en begeleid door de gezinsvoogd, tussen de vader en de minderjarigen.
18. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
alvorens nader te beslissen:
houdt de verdere behandeling van de zaak aan tot zaterdag 29 januari 2011 pro forma, ter fine als vermeld in rechtsoverweging 12;
gelast een deskundigenonderzoek als omschreven in rechtsoverwegingen 9 tot en met 10;
benoemt tot deskundige mevrouw drs. C. Goosen voornoemd;
verzoekt de deskundige zo spoedig mogelijk na 1 oktober 2010 het onderzoek aan te vangen;
bepaalt dat de kosten van de deskundige door de griffier zullen worden betaald en ten laste van ’s Rijks kas zullen komen, een en ander met inachtneming van het hiervoor in rechtsoverweging 16 bepaalde;
benoemt tot raadsheer-commissaris, onder wiens leiding het onderzoek zal plaatsvinden: mr. P.B. Kamminga en bij diens ontstentenis: mr. C.A.R.M. van Leuven ;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zal zenden;
bepaalt dat de advocaat van de vader binnen twee weken na de datum van deze beschikking een afschrift van de processtukken ter beschikking van de deskundige zal stellen en dat de ouders alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat de deskundige tijdig voor de hierboven vermelde pro forma datum het hof zal rapporteren over het verloop en de resultaten van het ouderschapsonderzoek;
bepaalt dat uit het deskundigenbericht moet blijken dat de ouders door de deskundige in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen, met vermelding van de inhoud van de eventuele opmerkingen en verzoeken;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Kamminga, Van Leuven en Van der Kuijl, bijgestaan door mr. Steenks als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 september 2010.