ECLI:NL:GHSGR:2010:BP3469

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.071.529.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Kamminga
  • A. Lückers
  • H. Hulsebosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in gesloten jeugdzorg

In deze zaak gaat het om de machtiging tot uithuisplaatsing van een twaalfjarige minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De vader van de minderjarige heeft in hoger beroep de bestreden beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing was verlengd. De moeder heeft het ouderlijk gezag over de minderjarige, terwijl de vader de minderjarige heeft erkend. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en de minderjarige terug te plaatsen bij de grootouders, die eerder zorgden voor een stabiele omgeving.

Het hof heeft de zaak op 22 september 2010 mondeling behandeld, waarbij de vader, de moeder, de minderjarige en vertegenwoordigers van Jeugdzorg aanwezig waren. De vader stelt dat de opname in een gesloten instelling niet noodzakelijk is en dat de minderjarige eerder goed functioneerde bij de grootouders. Jeugdzorg daarentegen verdedigt de beslissing van de kinderrechter, wijzend op de ernstige gedragsproblemen van de minderjarige, die zich uitten in agressief gedrag en onhandelbaarheid in eerdere instellingen.

Het hof overweegt dat de minderjarige ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen vertoont, die zijn ontwikkeling belemmeren. De kinderrechter heeft op goede gronden besloten tot de uithuisplaatsing, gezien de onhoudbare situatie van de minderjarige. Het hof concludeert dat de noodzaak voor de plaatsing in de gesloten jeugdzorg onverminderd aanwezig is, en bekrachtigt de bestreden beschikking. De vader en de grootouders hebben zich aangesloten bij de stellingen van de vader, terwijl de minderjarige zich onveilig voelt in de gesloten instelling. De beslissing van het hof is genomen op 13 oktober 2010.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 13 oktober 2010
Zaaknummer : 200.071.529/01
Rekestnr. rechtbank : J2 RK 10-464
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. K.S. Kort te Rotterdam,
tegen
de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam,
kantoorhoudende te Rotterdam,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. [de moeder],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. R.A.F. Jansen te Rotterdam,
2. [de grootouders (vaderszijde)],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de grootouders (vaderszijde),
advocaat mr. G. Crawfurd te Rotterdam,
3. [de minderjarige],
geboren op [geboortedatum in] 1997 te [geboorteplaats],
thans verblijvende in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg [naam] te [plaats],
hierna te noemen: de minderjarige,
advocaat mr. J.A. van Gemeren te Capelle aan den IJssel.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
kantoorhoudende te Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 3 augustus 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 22 juli 2010 van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam.
Jeugdzorg heeft op 13 september 2010 een verweerschrift ingediend.
De grootouders hebben op 13 september 2010 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 21 september 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Op 26 augustus 2010 heeft dit hof, op verzoek van mr. J.A. van Gemeren, de toevoeging aan de minderjarige gelast van mr. J.A. van Gemeren, advocaat te Capelle aan den IJssel.
Op 22 september 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, die tevens optreedt namens de grootouders, en namens Jeugdzorg: mevrouw W. Driesche, de heer R. Kuijstermans en een stagiaire. Voorts zijn verschenen: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en de minderjarige, bijgestaan door zijn advocaat. Een vertegenwoordiger van de raad en de grootouders zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschikking van 26 maart 2010 van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam, de beschikkingen van 30 maart 2010 en 19 april 2010 van diezelfde rechtbank en de bestreden beschikking.
Bij beschikking van 26 maart 2010 is het verzoek, strekkende tot het verlenen van een voorlopige machtiging om de minderjarige in gesloten jeugdzorg te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van vier weken, aangehouden tot 30 maart 2010.
Bij beschikking van 30 maart 2010 is – zonder verhoor van belanghebbenden – met ingang van 30 maart 2010 machtiging verleend om de minderjarige in gesloten jeugdzorg te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van vier weken. De behandeling van de zaak is voor het overige verzochte aangehouden.
Bij beschikking van 19 april 2010 is met ingang van 27 april 2010 nieuwe machtiging verleend om de minderjarige in gesloten jeugdzorg te doen opnemen en te doen verblijven tot 27 juli 2010. De behandeling van de zaak is voor het overige verzochte aangehouden.
Bij de bestreden beschikking is - uitvoerbaar bij voorraad – met ingang van 27 juli 2010 de duur van de machtiging om de minderjarige in gesloten jeugdzorg te doen verblijven verlengd tot 27 oktober 2010. Voorts is de behandeling van de zaak aangehouden tot 13 oktober 2010 pro forma.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de machtiging tot uithuisplaatsing gedurende dag en nacht in een voorziening voor gesloten jeugdzorg van de minderjarige.
De moeder is alleen belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige. De vader heeft de minderjarige erkend.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen.
Het hof begrijpt het petitum in het licht van het lichaam van het beroepschrift en het verhandelde ter terechtzitting aldus, dat de vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek tot verlenging van de machtiging de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg af te wijzen en de minderjarige te doen terugplaatsen bij de grootouders.
3. Jeugdzorg bestrijdt het beroep.
4. De vader stelt zich op het standpunt dat de kinderrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing gedurende dag en nacht in een voorziening voor gesloten jeugdzorg van de minderjarige aanwezig zijn. Daartoe voert hij het volgende aan. Voor zover de zorgen over de minderjarige al te kwalificeren zijn als ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de minderjarige naar volwassenheid ernstig belemmeren, is de opname in een instelling voor gesloten jeugdzorg niet noodzakelijk om die zorgen weg te nemen. Immers, juist de uithuisplaatsing heeft de situatie van de minderjarige aanzienlijk verslechterd. Daarbij komt dat de minderjarige ongelukkig is in de gesloten instelling van [naam te plaats]. Behalve het voorstel voor de toediening van medicatie heeft de [gesloten instelling] geen behandeling voor de minderjarige ingezet. Hoewel Jeugdzorg min of meer erkent dat de minderjarige doorgeplaatst moet worden naar een andere instelling, heeft zij tot op heden geen alternatieven aangedragen. Voorts staat vast dat het vóór de uithuisplaatsing goed ging met de minderjarige bij de grootouders. De grootouders boden de minderjarige structuur, rust en regelmaat. Door Jeugdzorg zijn geen zorgen geuit over de opvoedcapaciteiten van de grootouders. Daarnaast heeft het gerechtshof ’s-Gravenhage in 2010 overwogen dat er geen sprake is geweest van een structureel onveilige opvoedingssituatie bij de grootouders. Het is de wens van zowel de vader als de moeder dat de minderjarige zo snel mogelijk terugkeert naar de grootouders. In de rust van hun gezin kan dan worden bezien welke hulp en behandeling de minderjarige eventueel nodig heeft. De Multi Systeem Therapie is weer in het gezin van de grootouders aanwezig, zodat de minderjarige daarvan kan profiteren. Een langere plaatsing van de minderjarige in een instelling voor gesloten jeugdzorg zal de minderjarige alleen maar verder beschadigen.
5. Jeugdzorg stelt zich op het standpunt dat de kinderrechter op juiste gronden heeft beslist zoals deze heeft gedaan en voert daartoe het volgende aan. De minderjarige is opgegroeid in een omgeving met agressie en geweld, waardoor hij beschadigd is geraakt en zich thans ook agressief gedraagt. Daarnaast zijn er enkele specifieke kindeigen factoren die van invloed zijn geweest op het ontstaan van het gedrag van de minderjarige. Gebleken is dat de minderjarige een buitengewoon ernstige gedragsstoornis heeft, nu hij vanwege zijn gedrag niet hanteerbaar was in twee residentiële instellingen. Ook bij de [gesloten instelling] heeft de minderjarige het moeilijk. Volgens Jeugdzorg is de instemmingsverklaring van de gedragsdeskundige afdoende om de conclusie te rechtvaardigen dat er sprake is van ernstige opvoed- en opgroeiproblemen. Dat er, overeenkomstig de opdracht van de rechtbank, op dit moment nog geen persoonlijkheidsonderzoek (verder: PO) bij de minderjarige kan worden uitgevoerd, is gelegen in het feit dat de ouders weigeren toestemming te geven voor de door de kinderpsychiater voorgeschreven behandeling met Risperdal. De behandeling van de minderjarige ligt hierdoor te lang stil. De stelling van de vader dat de huidige gedragsproblemen van de minderjarige juist zijn veroorzaakt door de uithuisplaatsing, is volgens Jeugdzorg een bevestiging van hetgeen reeds eerder in 2007 door het Diagnostisch Centrum werd opgemerkt, namelijk dat er een forse discrepantie is tussen de door externe professionals gerapporteerde problemen bij de minderjarige en het gebrek aan probleembesef bij de ouders.
6. De grootouders, zo blijkt uit hun verweerschrift, sluiten zich volledig aan bij de stellingen van de vader die hij in hoger beroep naar voren heeft gebracht.
7. Namens de moeder is ter terechtzitting verklaard dat zij zich, evenals de grootouders, aansluit bij de stellingen van de vader.
8. Namens de minderjarige is ter terechtzitting verklaard dat hij zich onveilig voelt in de gesloten instelling en dat hij daar het liefst zo snel mogelijk weg wilt. De minderjarige verblijft er nu al een aantal maanden zonder dat hij behandeld wordt. Voor het overige sluit de minderjarige zich aan bij de stellingen van de vader.
9. Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 29b, derde lid van de Wet op de gesloten jeugdzorg (verder: Wjz) kan een machtiging tot opneming van een jeugdige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, ongeacht zijn instemming daarmee, slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter de jeugdige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
10. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof gebleken dat de minderjarige voor en ten tijde van het nemen van de bestreden beschikking ernstige opgroeiproblemen vertoonde, die zich uitten in gedragsproblemen. Hij was dreigend, agressief en vertoonde seksueel overschrijdend gedrag. Zowel op de crisisgroep van [naam] te [plaats] als in de drie-milieusvoorziening van [naam] te [plaats] was de minderjarige niet meer te handhaven vanwege zijn onhoudbare en zorgelijke gedrag. Hij vormde zowel voor zichzelf als voor anderen een gevaar. Ook in de [gesloten instelling] liet de minderjarige ernstige gedragsproblemen zien, zich uitende in zowel verbale als fysieke agressie. Gelet op de ernst van de gedragsproblematiek heeft de minderjarige niet kunnen profiteren van de aangeboden hulpverlening. De kinderrechter heeft dan ook naar het oordeel van het hof op goede gronden besloten de minderjarige in een gesloten instelling te plaatsen om hem op die wijze de juiste behandeling te kunnen bieden.
11. Teneinde te bezien wat de oorzaak is van de gedragsproblemen bij de minderjarige en welke behandeling of hulp voor hem nodig is, heeft Jeugdzorg bepaald dat er een PO dient te worden afgenomen bij de minderjarige. Jeugdzorg heeft dit eerder uitgezette beleid vervolgens gewijzigd naar aanleiding van het advies van de kinder- en jeugdpsychiater van de [gesloten instelling], in die zin dat de minderjarige eerst dient te stabiliseren door middel van medicatie alvorens tot een doorplaatsing naar een open behandelplek en een eventuele afname van een PO wordt overgegaan. Door deze beleidswijziging zijn de partijen in een impasse gekomen. Het hof is gebleken dat deze impasse in hoger beroep niet is doorbroken, aangezien de ouders nog steeds niet instemmen met het toedienen van de voorgestelde medicatie bij de minderjarige, hoewel daardoor nog steeds geen onderzoek en behandeling tot stand is gekomen. Nu de minderjarige nog niet heeft kunnen profiteren van de voor hem noodzakelijk te achten behandeling, is de ernst van de situatie ongewijzigd gebleven, zodat de noodzaak tot plaatsing van de minderjarige in de [gesloten instelling] onverminderd aanwezig is.
12. Gelet op het voorgaande en gezien de beperkte resterende termijn van de machtiging om de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, ziet het hof geen mogelijkheden om partijen uit die impasse te halen. De bestreden beschikking dient naar het oordeel van het hof dan ook te worden bekrachtigd.
13. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Kamminga, Lückers en Hulsebosch, bijgestaan door mr. Dooting als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2010.