ECLI:NL:GHSGR:2010:BP3472

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.042.051/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van de Poll
  • M. Labohm
  • J. Zwagemaker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijdrage moeder in het levensonderhoud van de jongmeerderjarige; proceshouding vader; vaststelling aandeel moeder in redelijkheid en billijkheid

In deze zaak gaat het om de bijdrage die de moeder moet leveren in het levensonderhoud van haar jongmeerderjarige kind. De vader en de jongmeerderjarige hebben hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Dordrecht, waarin de moeder werd verplicht om een bijdrage van € 35,-- per maand te betalen. De vader verzoekt het hof om deze bijdrage te verhogen naar € 150,-- per maand, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2008. De jongmeerderjarige vraagt om eenzelfde bijdrage vanaf het moment dat zij 18 jaar werd, op 14 juni 2009.

Het hof heeft de behoefte van de jongmeerderjarige vastgesteld op € 580,-- per maand van januari 2008 tot juni 2009 en € 1346,-- per maand vanaf juni 2009. De moeder heeft een inkomen van € 2.080,96 bruto per maand en verschillende lasten, waaronder huur en zorgverzekering. Het hof heeft de draagkracht van de moeder berekend en vastgesteld dat zij in staat is om een bijdrage van € 136,-- per maand te betalen voor de jongmeerderjarige.

De vader heeft zijn inkomsten niet volledig inzichtelijk gemaakt, wat het hof heeft bemoeilijkt om een goede vergelijking te maken tussen de draagkracht van beide ouders. Het hof heeft uiteindelijk besloten dat de moeder de bijdrage voor de jongmeerderjarige moet verhogen naar € 136,-- per maand, met ingang van 17 december 2008. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het overige verzoek van de vader en de jongmeerderjarige afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 13 oktober 2010
Zaaknummer : 200.042.051/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 08-9266
1. [appellant 1],
hierna te noemen: de vader, en
2. [appellant 2],
hierna te noemen: de jongmeerderjarige,
beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers in hoger beroep, tevens verweerders in incidenteel appel,
advocaat voorheen mr. F.M.O. van Leeuwen, thans mr. M.E.T. Mijs-Zillikens te Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep, tevens verzoekster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. P. van Baaren te Rotterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader en jongmeerderjarige zijn op 2 september 2009 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 3 juni 2009 van de rechtbank Dordrecht.
De moeder heeft op 28 september 2009 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De vader en jongmeerderjarige hebben op 9 november 2009 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 30 september 2009 aanvullende stukken ingekomen.
Op 10 september 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader en de jongmeerderjarige, bijgestaan door een kantoorgenoot van hun advocaat mr. A.D. van Erp, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Partijen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de vader en de jongmeerderjarige onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de moeder aan de vader met ingang van 17 december 2008 ten behoeve van de (thans) jongmeerderjarige, geboren op [datum] 1991 te Dordrecht, een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding dient te betalen van € 35,-- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen en voorts is bepaald dat de vastgestelde kinderalimentatie voor het eerst van rechtswege zal worden verhoogd met ingang van 1 januari 2010 met het ingaande dat jaar geldende wettelijke indexeringspercentage.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding, alsmede met ingang van 14 juni 2009, de door de moeder te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie (hierna tezamen ook: alimentatie) ten behoeve van de (thans) jongmeerderjarige. Daarnaast is in geschil de ingangsdatum van de alimentatie.
2. De vader verzoekt het hof, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, vast te stellen dat de moeder gehouden is om met ingang van 1 januari 2008 tot 14 juni 2009 een bijdrage te voldoen ten behoeve van de op dat moment nog minderjarige jongmeerderjarige van € 150,-- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, welke bijdrage jaarlijks zal worden geïndexeerd ingevolge de wettelijke indexering ex art. 1:402a BW met ingang van 1 januari 2009, althans een zodanige bijdrage die het hof vermeent te behoren met ingang van een zodanige ingangsdatum die het hof redelijk acht.
3. De jongmeerderjarige verzoekt het hof eveneens de bestreden beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen waar het de periode betreft nadat zij de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, dat wil zeggen vanaf 14 juni 2009 en, opnieuw beschikkende, vast te stellen dat de moeder gehouden is een bijdrage te voldoen ten behoeve van de jongmeerderjarige van € 150,-- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, welke bijdrage jaarlijks zal worden geïndexeerd ingevolge de wettelijke indexering ex artikel 1:402a BW met ingang van 1 januari 2010, althans een zodanige bijdrage die het hof vermeent te behoren.
4. De moeder voert verweer tegen het beroep van de vader en de jongmeerderjarige en verzoekt het hof de verzoeken van de vader en de jongmeerderjarige af te wijzen. In incidenteel appel verzoekt de moeder de bestreden beschikking (naar het hof begrijpt:) te vernietigen en, (naar het hof begrijpt:) opnieuw beschikkende, te bepalen dat zij geen alimentatie behoeft te voldoen ten behoeve van enerzijds de vader en anderzijds de jongmeerderjarige.
5. De vader en de minderjarigen verzetten zich daartegen en zij verzoeken het hof het in incidenteel appel verzochte af te wijzen.
6. Het hof ziet aanleiding om het principaal en incidenteel appel gezamenlijk te behandelen.
Behoefte (kosten) van de jongmeerderjarige
7. Ten aanzien van de hoogte van de behoefte van de jongmeerderjarige hebben beide partijen ter terechtzitting verklaard het redelijk te vinden uit te gaan van het door de vader en de jongmeerderjarige als productie 18 bij het verweerschrift tegen incidenteel appel overgelegde overzicht van de daadwerkelijke behoefte van de jongmeerderjarige.
8. De behoefte van de jongmeerderjarige bedraagt conform dit overzicht:
• vanaf januari 2008 tot juni 2009 € 580,-- per maand;
• vanaf juni 2009 € 1346,-- per maand.
Het hof gaat voor wat betreft de behoefte van de jongmeerderjarige uit van voormelde bedragen.
Samenwoning
9. De moeder heeft gesteld dat de jongmeerderjarige samenwoont met een partner als ware zij gehuwd.
10. Door de jongmeerderjarige wordt ontkend dat zijn samenwoont met een partner. Zij heeft een vriend en hij komt wel eens langs maar zij woont niet met hem samen.
11. Ter zitting heeft de moeder verklaard dat zij zich neerlegt bij de verklaring van haar dochter dat zij niet samenwoont.
12. Het hof overweegt als volgt. Gezien de verklaring van de jongmeerderjarige en moeder ter zitting behoeft de aanvankelijke stelling van de moeder dat de jongmeerderjarige samenwoont geen verdere bespreking meer.
Draagkracht moeder
Inkomen
13. Het hof gaat bij de berekening van de draagkracht van de moeder uit van een inkomen van de moeder van € 2.080,96 bruto per maand, zoals dat blijkt uit de door de moeder overgelegde loonstrook van [Y] van september 2009.
14. Het hof passeert daarbij de stelling van de vader en de jongmeerderjarige dat de moeder extra inkomsten geniet uit haar werkzaamheden als kapster, nu voor het hof voldoende is komen vast te staan dat de kapperswerkzaamheden van de moeder onder haar werkzaamheden voor [Y] vallen.
Lasten
15. Het hof zal met de navolgende lasten van de moeder rekening houden:
1. een kale huur van € 451,67 per maand;
2. een aflossing op een schuld bij Wehkamp.nl van € 8,-- per maand; en
3. een premie ziektekostenverzekering ter hoogte van € 111,32 per maand, te vermeerderen met de inkomensafhankelijke Zorgverzekeringswet-bijdrage en een eigen risico van € 13,--, te verminderen met de gemiddelde nominale premie, welk deel wordt geacht te zijn inbegrepen in de voor de moeder toepasselijke bijstandsnorm, alsmede de zorgtoeslag die de moeder maandelijks ontvangt van € 32,-- per maand.
16. Uitgaande van het hiervoor gemelde inkomen, en rekening houdend met de hiervoor gemelde lasten, volgt dat de draagkracht van de moeder, die hierbij als alleenstaande wordt aangemerkt en waarbij tot 1 maart 2009 een draagkrachtpercentage van 60 in aanmerking wordt genomen, tot 1 maart 2009 een alimentatie ten behoeve van de jongmeerderjarige toelaat van € 310,-- per maand.
17. Per 1 maart 2009 hanteert het hof conform de Trema normen een draagkracht percentage van 70. De draagkracht van de moeder bedraagt vanaf 1 maart 2009 € 360,-- per maand.
Draagkracht vader
Inkomen
18. De moeder voert daartoe aan dat het jaarinkomen van de vader veel hoger is dan het door de vader gestelde inkomen en zij stelt dat de vader verzuimt zijn zwarte inkomsten te vermelden. Tevens betoogt de moeder dat de vader over vermogen beschikt, onder meer bestaande uit een te koop staande woning, die aanzienlijk in waarde is gestegen.
19. De vader en de jongmeerderjarige hebben de stellingen van de moeder gemotiveerd weersproken.
20. Het hof gaat ter berekening van de draagkracht van de vader uit van een inkomen uit een (arbeidsongeschiktheids-)uitkering van inkomensverzekeraar [Z] van € 29.343,03 bruto per jaar, zoals dit blijkt uit de door de vader en de jongmeerderjarige overgelegde jaaropgave van 2008.
21. De moeder stelt dat de vader zwarte inkomsten heeft. De vader heeft dit weersproken.
22. Naar het oordeel van het hof heeft de moeder onvoldoende feiten gesteld op grond waarvan het hof zou kunnen oordelen of de vader zwarte inkomsten heeft.
23. Het hof houdt niet volledig rekening met vermogen van de vader, bestaande een woning met een aanzienlijke overwaarde.
24. Onbestreden is dat de woning al lang te koop staat en het niet te verwachten is dat de woning door verkoop op korte termijn in liquiditeiten kan worden omgezet.
25. De vader is DGA van [X] BV. De meest recente jaarstukken die de vader in het geding heeft gebracht betreffen het jaar 2005.
26. Uit de verlies en winst rekening volgt dat er in 2005 een management vergoeding is betaald van € 40.000,--. Het hof gaat ervan uit dat deze management vergoeding bestemd was voor de vader.
27. Gezien het feit dat in het onderhavige geschil de draagkracht van de vader en de moeder aan de orde zijn, had het op de weg van de vader gelegen om volledige openheid van zaken te geven omtrent zijn vermogen en inkomsten. Van de vader had mogen worden verlangd om zijn (complete) aangiften IB en aanslagen IB met betrekking tot de jaren 2008 en 2009 in het geding te brengen.
28. De vader heeft ook niet de recente jaarrekeningen van de hiervoor vermelde vennootschap in het geding gebracht. Het hof kan derhalve niet controleren of de vader in de jaren 2008 en 2009 een dividend uitkering heeft genoten of anderszins gelden aan het ondernemingsvermogen heeft kunnen onttrekken.
29. Door de proceshouding van de vader kan het hof geen draagkracht vergelijking maken op basis van inkomsten en lasten.
De verdeling van de kosten (behoefte) van de jongmeerderjarige tussen beide ouders
30. Ter beoordeling ligt thans nog aan het hof voor het aandeel van de vader en de moeder in de kosten van de jongmeerderjarige.
Beide ouders zijn onderhoudsplichtig jegens de jongmeerderjarige.
31. Uit de draagkracht berekening van de moeder volgt dat zij een draagkracht heeft van € 310,-- respectievelijk € 360,--.
32. De vader heeft in ieder geval inkomsten uit een arbeidsongeschiktheidsverzekering. De vader heeft niet inzichtelijk gemaakt de inkomsten die hij mogelijk heeft uit de besloten vennootschap.
33. Uit de stukken volgt dat de vader woonachtig is in een kapitale villa.
34. Uitgaande van de zichtbare inkomsten en het vermogen aan de zijde van de vader acht het hof het redelijk en billijk dat de moeder als aandeel in de kosten van de jongmeerderjarige voldoet de somma van € 136,-- per maand.
Ingangsdatum
35. In de vierde grief stellen de vader en de jongmeerderjarige dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat de door de rechtbank vastgestelde bijdrage van € 35,-- per maand slechts met terugwerkende kracht vanaf datum ontvangst van het verzoekschrift verschuldigd is.
36. De moeder merkt op dat het vaste rechtspraak van de rechtbank is om een alimentatieverplichting te doen ingaan op de datum van indiening van het verzoekschrift.
37. Met betrekking tot de ingangsdatum van de kinderalimentatie acht het hof het redelijk en billijk en in het belang van de rechtszekerheid om, evenals de rechtbank, de datum van indiening van het verzoekschrift in eerste aanleg, te weten 17december 2008, als ingangsdatum aan te houden, aangezien de moeder er vanaf die datum rekening mee heeft kunnen houden dat zij een onderhoudsbijdrage voor de jongmeerderjarige diende te voldoen. Het hof ziet in de stelling van de vader en de jongmeerderjarige geen aanleiding om hiervan af te wijken.
38. Hetgeen partijen ieder voor zich voorts nog naar voren hebben gebracht behoeft, vergt gelet op het vorenstaande, naar het oordeel van het hof geen bespreking meer, omdat dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
39. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschikkende:
bepaalt de door de moeder aan de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de jongmeerderjarige over de periode van 17 december 2008 tot 14 juni 2009 op € 136,-- per maand;
bepaalt de door de moeder aan de jongmeerderjarige te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie vanaf 14 juni 2009 eveneens op € 136,-- per maand, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van de Poll, Labohm en Zwagemaker, bijgestaan door mr. Wittich-de Ridder als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2010.