Rolnummer: 22-005749-09
Parketnummer: 09-925382-09
Datum uitspraak: 23 november 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 november 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Pakistan)op [geboortedatum] 1966,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring "De Geniepoort" te Alphen aan den Rijn.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 9 juli 2010 en 9 november 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 mei 2009 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk met een mes meermalen, althans éénmaal heeft gestoken in de hals en/of in het lichaam van de zich in zijn, verdachte's, nabijheid bevindende [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 4 mei 2009 te 's-Gravenhage aan een persoon genaamd [slachtoffer], zijn levensgezellin, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten twee, althans een snijwond(en) in de hals, heeft toegebracht, waarbij de halsspieren (gedeeltelijk) zijn doorgesneden en de larynx is komen bloot te liggen, door deze opzettelijk met een mes meermalen, althans eenmaal te snijden/steken in de hals en/of in het lichaam van de zich in zijn, verdachte's, nabijheid bevindende [slachtoffer].
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 mei 2009 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk met een mes meermalen heeft gestoken in de hals van de zich in zijn, verdachte's, nabijheid bevindende [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsman van de verdachte - overeenkomstig zijn overgelegde pleitnota - betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, nu de lezing van aangeefster en die van verdachte ten aanzien van het ontstaan van de letsels bij aangeefster weliswaar volstrekt tegenstrijdig zijn maar dat de lezing van verdachte niet per se onaannemelijk is. Reden waarom er voldoende getwijfeld dient te worden aan wat er is voorgevallen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt en gaat daarbij op grond van de gebezigde bewijsmiddelen van het navolgende uit.
Op 4 mei 2009 heeft de verdachte aangeefster aan haar haren getrokken, op het bed gegooid en stevig vastgehouden. Hij heeft haar keel omklemd met zijn linkerarm terwijl hij in zijn rechter hand een mes vasthield. Vervolgens heeft hij haar getackeld en toen ze op de grond lag heeft hij haar tot twee maal toe met een mes in haar hals gestoken. Aangeefster is vervolgens via het raam van de slaapkamer van haar dochters naar buiten gegaan en heeft om hulp geroepen. Zij is daarna vanuit de dakgoot naar beneden gesprongen en is uiteindelijk terechtgekomen in de tuin van de buren, waar zij is aangetroffen door een buurvrouw. Deze buurvrouw verklaart dat zij aangeefster om hulp heeft horen roepen, waarna zij de tuin is ingelopen en aangeefster daar heeft aangetroffen.
In het Medisch Centrum Haaglanden, locatie Westeinde is vastgesteld dat de aangeefster een snijwond van circa 7 centimeter in haar hals had, lopend van de rechterzijde tot het midden en een tweede snijwond lager in de hals. Blijkens het verslag van de operatie die aangeefster vervolgens heeft ondergaan bleken spieren in haar hals doorgesneden te zijn. Voorts is toen geconstateerd dat bijna alle vingers van aangeefster snijwonden vertoonden.
Het hof acht de alternatieve lezing van de verdachte, inhoudend - kort en zakelijk weergegeven - dat aangeefster hem als eerste bedreigde met een mes, waarna hij geprobeerd heeft het mes van haar af te pakken en dat aangeefster tijdens de worsteling die toen ontstond zichzelf heeft verwond aan haar hals terwijl de verwondingen aan haar handen zijn ontstaan toen de verdachte het mes uit haar handen probeerde los te halen, niet aannemelijk geworden. In dit verband is naar het oordeel van het hof van belang de aard en ernst van de verschillende letsels die bij aangeefster zijn geconstateerd en de omstandigheid dat bij de verdachte na zijn aanhouding nauwelijks verwondingen zijn geconstateerd. Het hof leidt hier uit af dat het de verdachte is geweest die het mes heeft gehanteerd en dat dat niet door aangeefster is gedaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gepoogd zijn ex-echtgenote om het leven te brengen door tweemaal met een mes in haar hals te steken. Het slachtoffer heeft hierdoor ernstig letsel bekomen. Blijkens de slachtofferverklaring die zich in het procesdossier bevindt, wordt het slachtoffer nog dagelijks geconfronteerd met de gevolgen van het bewezenverklaarde feit.
De verdachte heeft met zijn handelen een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de persoonlijke en fysieke integriteit van het slachtoffer, zeker nu deze plaatsvond in hun eigen woning, een plaats waar men zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen, terwijl bovendien hun kinderen in de woning aanwezig waren. Een delict als het onderhavige draagt een voor de rechtsorde schokkend karakter en brengt tevens gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij teweeg.
Het hof heeft kennisgenomen van een verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 oktober 2010 waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof voorts acht geslagen op het voorlichtingsrapport van het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering d.d. 7 augustus 2009, opgesteld en mede-ondertekend door M.C. Telleman, reclasseringsmedewerker, alsmede het Pro Justitia Rapport d.d. 30 juli 2009, opgesteld en ondertekend door W.J.L. Lander, psycholoog.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
De advocaat-generaal heeft terzake van het inbeslaggenomene gevorderd dat het voorwerp op de beslaglijst vermeld onder nummer 1 zal worden verbeurdverklaard en dat de overige voorwerpen - te weten diverse kledingstukken - zullen worden teruggegeven aan de rechthebbende.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, zoals dit vermeld is op de zicht in het dossier bevindende beslaglijst vermeld onder nummer 1, te weten een vleesmes, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zal het hof de verbeurdverklaring gelasten, nu dit een voorwerp is met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen zoals vermeld op de beslaglijst onder nummer 2 tot en met 6 zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten nu niet kan worden vastgesteld aan wie deze voorwerpen toebehoren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Verklaart verbeurd het voorwerp op de beslaglijst vermeld onder nummer 1.
Gelast de bewaring van de voorwerpen vermeld op de beslaglijst onder nummers 2 tot en met 6 ten behoeve van de rechthebbende.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries, mr. A.M.P. Gaakeer en mr. G. Knobbout, in bijzijn van de griffier mr. F.L.C. Schoolderman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 november 2010.