ECLI:NL:GHSGR:2010:BP3924

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.063.508
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake wijziging van kinderalimentatie en financiële omstandigheden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin zijn verzoek om de kinderalimentatie op nihil te stellen werd afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.G.H. Janssen, stelt dat hij door executiemaatregelen in opdracht van de moeder zijn baan en huis heeft verloren, en dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die rechtvaardigen dat de alimentatie wordt aangepast. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. van Olffen, verzet zich tegen dit verzoek en vraagt het hof de eerdere beschikking te bekrachtigen.

De vader heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij geen inkomen heeft en afhankelijk is van hulp van derden. Hij heeft echter nagelaten om zijn financiële situatie voldoende te onderbouwen met relevante documenten. De moeder betwist de claims van de vader en stelt dat hij onvoldoende informatie heeft verstrekt over zijn financiële situatie. Het hof oordeelt dat de vader zijn stellingen niet heeft aangetoond en dat er geen relevante wijziging van omstandigheden is aangetoond die een aanpassing van de alimentatie zou rechtvaardigen.

Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en wijst het verzoek van de vader af. Tevens wordt besloten dat de proceskosten worden gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familierechtelijke zaken. De beslissing is genomen door de rechters M. van Nievelt, A. van Dijk en J. van Veen, en is uitgesproken op 13 oktober 2010.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 13 oktober 2010
Zaaknummer : 200.063.508/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 09-5200
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. W.G.H. Janssen te Leiden,
tegen
[geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M. van Olffen te Leiderdorp.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 15 april 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 19 januari 2010 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De moeder heeft op 7 juni 2010 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 21 mei 2010 en 18 juni 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Op 9 september 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door mr. W.G. Nieman, kantoorgenoot van zijn advocaat, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Ter terechtzitting hebben de vader en de moeder desgevraagd ermee ingestemd om hun zaak buiten aanwezigheid van hun verschenen, (na te noemen) 22 jarige zoon [zoon 3] te behandelen. De overige meerderjarige kinderen zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de moeder onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader om – met wijziging van de beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 19 februari 1997 – de kinderalimentatie op nihil te stellen, met kwijtschelding van de ontstane achterstand in de betalingen, afgewezen. Voorts is bepaald dat, onder afwijzing van het op dit punt meer of anders verzochte, iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie en opvoeding van de kinderen:
• [zoon 1], geboren [in] 1979 te [geboorteplaats], (hierna ook: [zoon 1]), en
• [zoon 2], geboren [in] 1981 te [geboorteplaats], (hierna ook: [zoon 2]), en
• [dochter], geboren [in] 1984 te [geboorteplaats], (hierna ook: [dochter]), en
• [zoon 3], geboren [in] 1988 te [geboorteplaats], (hierna ook: [zoon 3]), en
• [zoon 4], geboren op 26 april 1991 te [geboorteplaats], (hierna ook: [zoon 4]), hierna ook gezamenlijk te noemen: de kinderen.
2. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, en opnieuw beschikkende, te bepalen dat de alimentatie op nihil wordt gesteld met kwijtschelding van de achterstand, alsmede dat door de moeder volledige verantwoording dient te worden afgelegd van de door haar geïncasseerde gelden en de wijze waarop zij deze gelden heeft verrekend met de alimentatierechten uit het verleden en uitbetaling van de resterende gelden aan de vader, kosten rechtens.
3. De moeder bestrijdt het beroep en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen met veroordeling van de vader in de kosten van de procedure.
4. De vader stelt zich in hoger beroep op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zijn verzoek tot nihilstelling als onvoldoende onderbouwd dient te worden afgewezen. De vader voert daartoe aan dat hij als gevolg van zeer vergaande executiemaatregelen in opdracht van de moeder zijn baan/salaris heeft verloren en vervolgens ook zijn huis en inboedel. De woning van partijen is executoriaal verkocht en de hieruit geïncasseerde gelden zijn allen toegevloeid aan de moeder zonder dat hieromtrent enige verantwoording is afgegeven. De vader stelt dat hij tot op heden wordt opgevangen door zijn buurman en geen vooruitzichten heeft op een betere toekomst. Door huis en haard kwijt te raken tengevolge van de betalingsverplichting jegens de moeder is er naar de mening van de vader sprake van een gewijzigde omstandigheid. De vader is dan ook van mening dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat er geen sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden.
5. De moeder stelt zich op het standpunt dat de vader volstrekt onvoldoende informatie heeft verschaft over zijn financiële situatie dan wel zijn inkomen en vermogen. Zij voert daartoe aan dat de vader tot 1998 als computerdeskundige heeft gewerkt voor [X] en dat hij dit werk thans doet voor [Z] in [het buitenland].
6. Het hof overweegt als volgt.
7. Het hof is van oordeel dat, nu de vader in hoger beroep is gekomen, stellende dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden als gevolg waarvan hij de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie niet meer kan betalen, het op de weg van de vader had gelegen om zijn stellingen deugdelijk, met relevante en financiële stukken, te onderbouwen. De vader heeft dit nagelaten en stelt geen inkomsten te hebben en te leven van hetgeen hem door zijn ex-buurman wordt aangereikt, maar heeft dit onvoldoende onderbouwd. De vader heeft ter terechtzitting verklaard dat de aanstelling bij [Z] een 0% aanstelling betreft, welke hem slechts toegang tot de bibliotheek verleent, zodat hij zijn kennis omtrent de non-metrische wiskunde kan onderhouden en dat hij een enkele keer heeft geholpen met het schrijven van publicaties, doch dat dit om niet is geschied. Het hof is van oordeel dat ondanks de verklaringen van de vader, onduidelijk is gebleven hoe de financiële situatie van de vader er daadwerkelijk uit ziet. Dat, zoals de vader stelt, de moeder geen verantwoording heeft afgelegd met betrekking tot de verkoop van de echtelijke woning, is weersproken en dus niet komen vast te staan. Het hof kan op deze wijze niet beoordelen of er sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden. Het hof is van oordeel dat de vader zijn stellingen niet heeft aangetoond noch aannemelijk heeft gemaakt en zal het verzoek ten aanzien van de nihilstelling van de kinderalimentatie afwijzen.
8. Ten aanzien van de proceskosten overweegt het hof als volgt. Het hof ziet geen aanleiding om de vader te veroordelen in de kosten van de procedure en zal – zoals gebruikelijk in zaken van familierechtelijke aard – de kosten compenseren. Het verzoek van de moeder om de vader in de kosten van de procedure te veroordelen zal derhalve worden afgewezen.
9. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, van Dijk en van Veen bijgestaan door mr. Pol als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2010.