ECLI:NL:GHSGR:2010:BP4353

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-002626-08
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Borgesius
  • M.A. van der Ham
  • G.J. Fleers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van fiscale delicten en vervalsing van documenten in belastingzaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van verschillende fiscale delicten, waaronder het opzettelijk indienen van onjuiste belastingaangiften en het vervalsen van documenten. De tenlastelegging omvatte onder andere het indienen van onjuiste aangiften voor de Inkomstenbelasting en Vermogensbelasting over de jaren 1996 tot en met 2002, alsook het niet voldoen aan de inlichtingenplicht tegenover de Belastingdienst. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte voordeel heeft behaald uit de verkoop van aandelen, maar kon niet bewijzen dat dit voordeel als belastbare bron moest worden aangemerkt. Het hof oordeelde dat de verdachte op goede gronden meende dat hij deze opbrengsten niet in zijn belastingaangiften hoefde te vermelden. De advocaat-generaal had gevorderd tot een taakstraf en een geldboete, maar het hof heeft geoordeeld dat de bewijsvoering onvoldoende was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij de aangiften onjuist had gedaan of dat hij de documenten had vervalst. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in fiscale strafzaken en de rechten van de verdachte in het strafproces.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002626-08
Parketnummer: 09-997179-04
Datum uitspraak: 15 december 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 25 april 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1956,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 december 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 primair tenlastegelegde – rekeninghoudend met overschrijding van de redelijke termijn - zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, alsmede een geldboete van EUR 50.000,-.
Procesgang
In eerste aanleg is de dagvaarding terzake van het onder 8 tenlastegelegde partieel nietig verklaard en is de verdachte van het onder 3, 6, 7 en 8 tenlastegelegde vrijgesproken. Ter zake van het onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, alsmede een geldboete van EUR 50.000,-, subsidiair 280 dagen hechtenis.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De advocaat-generaal heeft bij akte d.d. 29 oktober 2010, het hoger beroep met betrekking tot het onder 7 en 8 tenlastegelegde ingetrokken. Derhalve is het hoger beroep beperkt tot het onder 1 tot en met 6 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voorzover aan de orde in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 mei 1998, in elk geval in of omstreeks in of omstreeks de periode van 26 februari 1997 tot en met 13 mei 1998, te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte 1996 voor de Inkomstenbelasting Premie volksverzekeringen Vermogensbelasting 1997 (t.n.v. [verdachte] [nummer]) (bijlage D/067), onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, en/althans heeft doen en/of laten doen door ((een) medewerk(st)er(s) van) [bedrijf A], in elk geval (een) ander(en), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) opzettelijk op/in het/de bij/naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te ‘s-Gravenhage en/of elders in Nederland ingeleverde / gezonden aangifte / aangiftebiljet Inkomstenbelasting / Premie volksverzekeringen / Vermogensbelasting over genoemd(e) jaar/jaren een te laag belastbaar inkomen, althans een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of vermeld, en/althans door die ander(en) doen en/of laten vermelden en/of opgeven, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven;
2.
hij op of omstreeks 27 juni 2000, in elk geval in of omstreeks in of omstreeks de periode van 12 februari 1999 tot en met 27 juni 2000, te Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
een aangifte 1998 voor de Inkomstenbelasting Premie volksverzekeringen Premie arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen Vermogensbelasting 1999 (t.n.v. [verdachte] [nummer]) (bijlage D/068), onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, en/althans heeft doen en/of laten doen door ((een) medewerk(st)er(s) van) [bedrijf B], in elk geval (een) ander(en), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) opzettelijk op/in het/de bij/naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Rotterdam en/of elders in Nederland ingeleverde / gezonden aangifte / aangiftebiljet Inkomstenbelasting / Premie volksverzekeringen / Premie arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen / Vermogensbelasting over genoemd(e) jaar/jaren een te laag belastbaar inkomen, althans een te laag bedrag aan belasting, en/of geen ondernemingsvermogen ((26) Saldo van bezittingen en schulden op 1 januari 1999), betreffende (onder meer) 153.997, in elk geval een of meer, aandelen [bedrijf C], elk ter waarde van Nlg 78,50, in elk geval geen, althans een te laag, vermogen opgegeven en/of vermeld, en/althans door die ander(en) doen en/of laten vermelden en/of opgeven, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
3.
hij op of omstreeks 12 april 2001, in elk geval in of omstreeks in of omstreeks de periode van 12 februari 2000 tot en met 12 april 2001, te Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte 1999 voor de Inkomstenbelasting Premie volksverzekeringen Premie WAZ Vermogensbelasting 2000
(t.n.v. [verdachte]) (bijlage D/070), onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, en/althans heeft doen en/of laten doen door ((een) medewerk(st)er(s) van) [bedrijf B], in elk geval (een) ander(en), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) opzettelijk op/in het/de bij/naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Rotterdam en/of elders in Nederland ingeleverde / gezonden aangifte / aangiftebiljet Inkomstenbelasting / Premie volksverzekeringen / Premie WAZ / Vermogensbelasting over genoemd(e) jaar/jaren een te laag belastbaar inkomen, althans een te laag bedrag aan belasting en/of geen ondernemingsvermogen ((28) Saldo van bezittingen en schulden op 1 januari 2000), betreffende (onder meer) 153.997, in elk geval een of meer, aandelen [bedrijf C] elk ter waarde van Nlg 165,28, opgegeven en/of vermeld, en/althans door die ander(en) doen en/of laten vermelden en/of opgeven, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
4.
hij op of omstreeks 8 maart 2004, in elk geval in of omstreeks in of omstreeks de periode van 28 februari 2003 tot en met 8 maart 2004, te Heerlen en/of 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte 2002 voor de Inkomstenbelasting Premie volksverzekeringen Premie WAZ
(t.n.v. [verdachte]) (bijlage D/071), onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, en/althans heeft doen en/of laten doen door (een) ander(en), immers heeft verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) opzettelijk op/in het/de bij/naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Heerlen en/of 's-Gravenhage en/of elders in Nederland ingeleverde / gezonden aangifte / aangiftebiljet Inkomstenbelasting / Premie volksverzekeringen / Premie WAZ over genoemd jaar
geen genoten inkomsten/vergoeding van [bedrijf D] ((8a) Opbrengsten uit overige werkzaamheden) en/of niet de waarde van aandelen [bedrijf E] (historische kostprijs Euro 163.000),
in elk geval een te laag belastbaar inkomen, althans een te laag bedrag aan belasting, opgegeven en/of vermeld, en/althans door die ander(en) doen en/of laten vermelden en/of opgeven, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 februari 2003 tot en met 28 maart 2004 te Wassenaar en/of 's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland, (telkens) als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot
a. het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, (telkens) opzettelijk geen en/of onjuiste en/of onvolledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, heeft verstrekt;
en/of
b. tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, deze (telkens) opzettelijk deze niet voor dit doel beschikbaar heeft gesteld;
immers heeft hij, verdachte, toen en daar (telkens) opzettelijk aan de Belastingdienst geen en/of onjuiste mededeling(en) gedaan van en/of geen en/of onjuiste/onvolledige informatie/inlichtingen en/of bescheiden verstrekt met betrekking tot alle binnenlandse en/of buitenlandse bankrekeningen waarover hij, verdachte, beschikte en/of kon beschikken en/of gemachtigd was, in elk geval met betrekking tot de bankrekening(en) [bank 1] (1)[banknummer] (al dan niet op naam van [naam]) en/of [bank 2] nr [banknummer], en/of niet alle bankafschriften betreffende die bankrekening(en) verstrekt, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
6.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 oktober 2002 tot en met 31 december 2002, in elk geval in of omstreeks 25 oktober 2002 tot en met 18 maart 2005, in Curaçao (Nederlandse Antillen) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en/of [curator] (curator in het faillissement [bedrijf F]) gebruik heeft doen maken van vijf, in elk geval een of meer, vals(e) of vervalst(e) zogenaamd(e) addendum/addenda, althans (schriftelijk) dokument(en), te weten
1. het "Addendum op de Participatie- Overeenkomst van 18 mei 1998" betreffende de partijen [bedrijf F] en [persoon 2] (de Investeerder); (bijlage C/52)
en/of
2. het "Addendum op de Participatie- Overeenkomst van 18 mei 1998" betreffende de partijen [bedrijf F] en [persoon 3] (de Investeerder); (bijlage C/54)
en/of
3. het "Addendum op de Participatie- Overeenkomst van 18 mei 1998" betreffende de partijen [bedrijf F] en [persoon 4] (de Investeerder); (bijlage C/57)
en/of
4. het "Addendum op de Participatie- Overeenkomst van 18 mei 1998" betreffende de partijen [bedrijf F] en [verdachte] (de Investeerder); (bijlage C/50)
en/of
5. het "Addendum op de Participatie- Overeenkomst van 18 mei 1998" betreffende de partijen [bedrijf F] en [bedrijf G] (de Investeerder); (bijlage C/46)
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat (doen) gebruikmaken (telkens) hierin dat verdachte, en/of zijn mededader(s) die/dat addendum/addenda, althans (schriftelijk) dokument(en), heeft/hebben overgelegd en/of toegezonden en/of doen toekomen aan genoemde curator [curator] voor het beheer en de vereffening en/of afwikkeling van de failliete boedel van [bedrijf F] en/of de beoordeling en/of vaststelling van alle bezittingen en/of baten en/of schulden van [bedrijf F] en bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat die/dat geschrift(en) was/waren geantedateerd en/of op/in dat/die geschrift(en) was vermeld en/of geschreven, en/althans doen en/of laten schrijven en/of vermelden
1. (bijlage C/52)
“Aldus opgemaakt in tweevoud op 18 mei 1998 te Willemstad en Rotterdam”
en/of
2. (bijlage C/54)
“Aldus opgemaakt in tweevoud op 18 mei 1998 te Willemstad en Den Haag”
en/of
3. (bijlage C/57)
“Aldus opgemaakt in tweevoud op 18 mei 1998 te Willemstad en Brasschaat”
4. (bijlage C/50)
“Aldus opgemaakt in tweevoud op 22 december 1998 te Willemstad en Wassenaar”
en/of
5. (bijlage C/46)
“Aldus opgemaakt in tweevoud op 22 december 1998 te Willemstad”
en/of
dat/die geschrift(en) was/waren ondertekend en/of voorzien van de handtekening(en), althans enige hand- en/of ondertekening, van en/of de na(a)m(en) (bij ondertekening)
[persoon 1] en/of
[persoon 2] (bijlage C/52) en/of
[persoon 3] (bijlage C/54) en/of
[persoon 4] (bijlage C/57) en/of
[persoon 5] (bijlage C/50) en/of
[persoon 6] en/of [bedrijf G] [bedrijf H] (bijlage C/46)
als ware dat/die geschrift(en) opgemaakt en/of ondertekend op 18 mei 1998 en/of 22 december 1998, terwijl die handtekening(en) en/of na(a)m(en) in werkelijkheid op 19 oktober 2001 en/of 30 oktober 2001, althans op (een) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 oktober 2001 tot en met 30 oktober 2001, in elk geval een andere/latere datum dan 22 december 1998, althans 18 mei 1998, was/waren gezet en/of geplaatst en/of geschreven en/of vermeld,
en/of
door deze datering van dat geschrift op 18 mei 1998 en/of 22 december 1998 en/of ondertekening werd vastgesteld en/of gesuggereerd en/of de indruk gewekt en/of voorgedaan dat/alsof bovenbedoeld(e) addenda/addendum en/of de daarin genoemde en/of vermelde en/of geschreven tekst en/of inhoud en/of de strekking van de bepaling 2.2. van voornoemde/vorenbedoelde addendum/addenda op de participatieovereenkomst(en) reeds van kracht was en/of van toepassing was op 18 mei 1998, althans 22 december 1998, althans een datum gelegen vóórdat een vooruitzicht op een faillissement van [bedrijf F] bestond (welk faillissement op 25 oktober 2002 is gevolgd),
en/of
(telkens) opzettelijk bovenbedoelde/genoemde vals(e) of vervalst(e) geschrift(en) heeft/hebben afgeleverd en/of heeft/hebben doen afleveren bij de curator in het faillissement van [bedrijf F] ([curator]) terwijl hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het echt en onvervalst;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 oktober 2001 en/of 30 oktober 2001, in elk geval op of een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 19 oktober 2001 tot en met 30 oktober 2001, althans in of omstreeks de maand oktober 2001, te Wassenaar en/of Rotterdam en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, en/of Brasschaat, in elk geval in België, en/of te Willemstad en/of elders op de Nederlandse Antillen, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, drie, in elk geval een of meer, zogenaamd(e) addendum/addenda, althans (een) (schriftelijk) dokument(en),
te weten
1. het “Addendum op de Participatie- Overeenkomst van 18 mei 1998” betreffende de partijen [bedrijf F] en [persoon 2] (de Investeerder); (bijlage C/52)
en/of
2. het “Addendum op de Participatie- Overeenkomst van 18 mei 1998” betreffende de partijen [bedrijf F] en [persoon 3] (de Investeerder); (bijlage C/54)
en/of
3. het “Addendum van de Participatie- Overeenkomst van 18 mei 1998” betreffende de partijen [bedrijf F] en [persoon 4] (de Investeerder); (bijlage C/57)
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) opzettelijk valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst, en/althans valselijk heeft/hebben doen en/of laten opmaken en/of vervalsen door (een) ander(en), immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s), toen en daar valselijk in strijd met de waarheid –zakelijk weergegeven- die/dat geschrift(en) geantedateerd en/of
op/in dat/die geschrift(en) vermeld en/of geschreven, en/althans doen en/of laten schrijven en/of vermelden
1. (bijlage C/52)
“Aldus opgemaakt in tweevoud op 18 mei 1998 te Willemstad en Rotterdam”
en/of
2. (bijlage C/54)
“Aldus opgemaakt in tweevoud op 18 mei 1998 te Willemstad en Den Haag”
en/of
3. (bijlage C/57)
“Aldus opgemaakt in tweevoud op 18 mei 1998 te Willemstad en Brasschaat”
en/of
dat/die geschrift(en) ((telkens) ter bevestiging van de juistheid van het gestelde in die/dat geschrift(en)) ondertekend en/of voorzien van de handtekening(en), althans enige hand- en/of ondertekening van en/of de na(a)m(en) (bij ondertekening)
[persoon 1] en/of
[persoon 2] (bijlage C/52) en/of
[persoon 3] (bijlage C/54) en/of
[persoon 4] (bijlage C/57) en/of
als ware dat/die geschrift(en) opgemaakt en/of ondertekend op 18 mei 1998, terwijl die handtekening(en) en/of na(a)m(en) in werkelijkheid op 30 oktober 2001 en/of 19 oktober 2001, in elk geval een andere/latere datum dan 18 mei 1998, was/waren gezet en/of geplaatst en/of geschreven en/of vermeld,
en/of
door deze datering van dat geschrift op 18 mei 1998 en/of ondertekening werd vastgesteld en/of gesuggereerd en/of de indruk gewekt en/of voorgedaan dat/alsof bovenbedoeld(e) addenda/addendum en/of de daarin genoemde en/of vermelde en/of geschreven tekst en/of inhoud en/of de strekking van de bepaling 2.2. van voornoemde/vorenbedoelde addendum/addenda op de participatieovereenkomst(en) reeds van kracht was en/of van toepassing was op 18 mei 1998, althans een datum gelegen vóórdat een vooruitzicht op een faillissement van [bedrijf F] bestond (welk faillissement op 25 oktober 2002 is gevolgd), zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij in of omstreeks de periode oktober 2001 tot en met 25 oktober 2002 te Wassenaar, in elk geval in Nederland, en/of Brasschaat, in elk geval in België, en/of in Willemstad en/of elders op de Nederlandse Antillen, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een zogenaamd addendum, althans een schriftelijk dokument, te weten
het “Addendum op de Participatie- Overeenkomst van 18 mei 1998” betreffende de partijen [bedrijf F] en [persoon 5] (de Investeerder) (bijlage C/50),
zijnde een geschrift dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, opzettelijk valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst, en/althans valselijk heeft/hebben doen en/of laten opmaken en/of vervalsen door (een) ander(en), immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s), toen en daar valselijk in strijd met de waarheid –zakelijk weergegeven- dat geschrift geantedateerd en/of
op/in dat geschrift vermeld en/of geschreven, en/althans doen en/of laten schrijven en/of vermelden
“Aldus opgemaakt in tweevoud op 22 december 1998 te Willemstad en Wassenaar” en/of
dat geschrift (ter bevestiging van de juistheid van het gestelde in dat geschrift) ondertekend en/of voorzien van zijn, verdachtes, de handtekening, en/of de handtekening van [persoon 1], althans enige hand- en/of ondertekening(en), en/of zijn, verdachtes, naam en/of de naam [persoon 1] en/of
als ware dat geschrift opgemaakt en/of ondertekend op 22 december 1998, terwijl die handtekening(en) en/of na(a)m(en) in werkelijkheid in of omstreeks de maand oktober 2001, in elk geval op een andere/latere datum dan 22 december 1998, was/waren gezet en/of geplaatst en/of geschreven en/of vermeld, en/of
door deze datering van dat geschrift op 22 december 1998 en/of ondertekening werd vastgesteld en/of gesuggereerd en/of de indruk gewekt en/of voorgedaan dat/alsof bovenbedoeld addendum en/of de daarin genoemde en/of vermelde en/of geschreven tekst en/of inhoud en/of de strekking van de bepaling 2.2. van voornoemde/vorenbedoelde participatieovereenkomst(en) reeds van kracht was en/of van toepassing was op
22 december 1998, althans een datum gelegen vóórdat een vooruitzicht op een faillissement van [bedrijf F] bestond (welke faillissement op 25 oktober 2002 is gevolgd), zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof is van oordeel dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Feit 1
Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en hetgeen ter terechtzitting is verhandeld, stelt het hof vast dat de verdachte voordeel heeft behaald door de verkoop van aandelen. Evenwel, niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zijn beroep heeft gemaakt van het verrichten van dergelijke transacties. Het betrof evenmin winst uit aanmerkelijk belang. Ook gaat het niet om (andere) inkomsten uit arbeid. Veeleer is sprake van speculatie, gelet op de aanwezige kans op nadeel. Het hof is derhalve van oordeel dat het voordeel niet zonder meer als belastbare bron in de zin van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964 moet worden aangemerkt en dat de verdachte op goede gronden heeft gemeend dat hij dit voordeel niet in zijn belastingaangifte hoefde te (laten) vermelden. Derhalve is in zoverre geen sprake van het doen van een onjuiste aangifte Inkomstenbelasting 1996 en Vermogensbelasting 1997 met de strekking te weinig belasting te doen heffen.
Voorts stelt het hof vast dat de door de advocaat-generaal verwoorde stelling, dat de verdachte gelden heeft ontvangen uit een transactie in aandelen door een derde, slechts op theorieën en vermoedens is gestoeld en geen steun vindt in de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Ook in die zin is de aangifte niet onjuist gedaan.
Het hof is derhalve van oordeel dat hetgeen onder 1 is tenlastegelegd niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 2
Terzake van het onder 2 tenlastegelegde overweegt het hof het volgende.
Weliswaar heeft de verdachte door verkoop van aandelen voordeel ontvangen, doch er zijn geen feiten en omstandigheden op grond waarvan kan worden vastgesteld dat de handelwijze van de verdachte zodanig is dat het voordeel als winst uit onderneming of uit aanmerkelijk belang, dan wel als inkomsten uit arbeid, moet worden aangemerkt. Derhalve is het hof van oordeel dat de verdachte op goede gronden heeft gemeend dat hij deze opbrengst niet in zijn aangifte Inkomstenbelasting 1998 hoefde te (laten) vermelden. Derhalve kan geen sprake zijn van het doen van een onjuiste aangifte met eerder genoemde strekking.
Voorts is het hof van oordeel dat - voorzover de in de tenlastelegging genoemde aandelen [bedrijf C] al in relatie met de verdachte zouden kunnen worden gebracht - deze relatie niet zodanig nauw is dat hieruit volgt dat de waarde hiervan door de verdachte in de aangifte Vermogensbelasting 1999 had moeten worden vermeld.
Aldus is niet wettig en overtuigend bewezen dat door of namens de verdachte opzettelijk een onjuiste dan wel onvolledige aangifte is gedaan.
Feit 3
Het hof is van oordeel dat de stelling van de advocaat-generaal dat gelden uit een aandelentransactie door de verdachte zijn ontvangen, slechts op theorieën en vermoedens is gebaseerd en feitelijke grondslag ontbeert en dat mitsdien de aangifte Inkomstenbelasting 1999 niet onjuist is gedaan.
Met betrekking tot de stelling van de advocaat-generaal dat de aangifte Vermogensbelasting 2000 onjuist is geweest, overweegt het hof dat niet is gebleken van een zodanige relatie met de derden – houders van die aandelen - dat deze aandelen aan het vermogen van de verdachte behoren te worden toegerekend en dat derhalve de aangifte niet onjuist is gedaan.
Mitsdien kan hetgeen onder 3 is tenlastegelegd niet wettig en overtuigend worden bewezen.
Feit 4
Het hof acht de lezing van de verdachte aannemelijk dat het niet in de aangifte Inkomstenbelasting 2002 verantwoorden van inkomsten voor advieswerkzaamheden verband houdt met onduidelijkheid over de vraag in welk belastingjaar die inkomsten zijn ontvangen, gelet op de verklaring van de belastingadviseur van de verdachte ter terechtzitting in samenhang met onder meer de e-mailwisseling tussen een medewerker van het belastingadvieskantoor en de verdachte in januari en februari 2003. Mitsdien is het eventueel onjuist zijn van die aangifte verdachte niet toe te rekenen en ontbreekt de strekking te weinig belasting te doen heffen.
Gelet op het standpunt van de advocaat-generaal, geldt hetzelfde met betrekking tot het verwijt dat de waarde van enige aandelen niet is vermeld.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 is tenlastegelegd.
Feit 5
Noch het tenlastegelegde verzaken van de inlichtingenplicht, noch de tenlastegelegde schending van de exhibitieplicht met betrekking tot bankrekeningen is buiten twijfel komen vast te staan, gelet op de briefwisseling tussen de belastingadviseur van de verdachte en de Belastingdienst.
Het hof is derhalve van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte in strijd met genoemde verplichtingen heeft gehandeld.
Feit 6
Het hof is van oordeel dat hetgeen onder 6 is tenlastegelegd, te weten het vervalsen van documenten en het gebruik daarvan, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Met name acht het hof niet bewezen dat bedoelde documenten zouden zijn geantedateerd of anderszins de werkelijkheid niet zouden weergeven.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. J. Borgesius, mr. M.A. van der Ham en dr. G.J. Fleers, in bijzijn van de griffier mr. F.L.C. Schoolderman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 december 2010