GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 21 juli 2010
Zaaknummer : 200.051.263
Rekestnr. rechtbank : FA RK 09-2249
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A. Bozbey te ’s-Gravenhage,
de GEMEENTE ’S-GRAVENHAGE,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gemeente,
gemachtigde: mr. M.C. Fröberg.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 10 december 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 15 september 2009 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De gemeente heeft op 25 januari 2010 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 22 januari 2010, 3 maart 2010, 22 maart 2010 en op 24 maart 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Op 25 maart 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de advocaat van de man en namens de gemeente mr. M.C. Fröberg, gemachtigde, en de heer A. Velthuis. De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is – met wijziging in zoverre van de beschikking van 15 maart 2006 van het gerechtshof te ’s-Gravenhage - bepaald:
1) dat de door de man aan de gemeente te betalen bijdrage ten aanzien van verhaal van kosten van bijstand verleend aan de vrouw, mede ten behoeve van de kinderen, met ingang van 1 januari 2006 op nihil wordt bepaald;
2) dat de man ten aanzien van verhaal van kosten van bijstand verleend aan de vrouw, ten behoeve van de kinderen, met ingang van 1 januari 2007 aan de gemeente dient te betalen € 46,36 per maand, vanaf 15 september 2009 telkens bij vooruitbetaling te voldoen, zolang en voor zover die bijstand wordt verleend;
3) dat de man ten aanzien van verhaal van kosten van bijstand verleend aan de vrouw, ten behoeve van de kinderen, met ingang van 1 januari 2008 aan de gemeente dient te betalen € 287,02 per maand, vanaf 15 september 2009 telkens bij vooruitbetaling te voldoen, zolang en voor zover die bijstand wordt verleend;
4) dat de man ten aanzien van verhaal van kosten van bijstand verleend aan de vrouw, ten behoeve van de kinderen, met ingang van 12 februari 2009 aan de gemeente dient te betalen € 234,11 per maand, vanaf 15 september 2009 telkens bij vooruitbetaling te voldoen, zolang en voor zover die bijstand wordt verleend.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de verhaalsbijdrage ten laste van de man over de periode vanaf 1 januari 2007.
2. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, uitvoerbaar bij voorraad en, naar het hof begrijpt met wijziging van de beschikking van dit hof van 15 maart 2006, te bepalen dat de door hem aan de gemeente te betalen bijdrage ten aanzien van verhaal van de kosten van bijstand met ingang van 1 januari 2007 nihil zal zijn, dan wel een naar goede justitie te bepalen bedrag.
3. De gemeente bestrijdt het beroep.
4. De man stelt dat hij met ingang van 1 januari 2007 niet in staat is enige verhaalsbijdrage te voldoen. Hij voert daartoe aan dat, anders dan de rechtbank heeft gedaan, bij de berekening van zijn draagkracht rekening moet worden gehouden met de schulden die hij heeft bij de Belastingdienst, Daimler en het UWV.
5. De gemeente is van mening dat bij de berekening van de draagkracht van de man geen rekening moet worden gehouden met enig bedrag aan aflossing op voornoemde schulden, nu niet duidelijk is of deze schulden inmiddels zijn afgelost dan wel of op deze schulden nog wordt afgelost. Ter terechtzitting heeft de gemeente haar vordering verminderd en verzocht de verhaalsbijdrage met ingang van 1 september 2009 vast te stellen op € 115,81.
6. Het hof zal hieronder de draagkracht van de man berekenen teneinde te bepalen met welk bedrag hij in staat moet worden geacht bij te dragen in de kosten van bijstandsverlening door de gemeente.
7. Voor het inkomen van de man in de jaren 2007 en 2008 gaat het hof uit van het inkomen zoals dit door de gemeente in eerste aanleg is gesteld. Dit inkomen blijkt ook uit de aan het hof overgelegde jaaropgaven en loon- en uitkeringsspecificaties en is noch door de man noch door de gemeente in hoger beroep betwist. Vast staat dat de man vanaf januari 2009 alleen een inkomen uit WW-uitkering heeft. Anders dan de gemeente, zal het hof bij de berekening van de draagkracht van de man uitgaan van het bruto inkomen.
8. Het hof gaat uit van een inkomen van de man in 2007 van in totaal € 18.251,- bruto, bestaande uit een inkomen uit arbeid van € 16.022,- bruto en een inkomen uit WW-uitkering van € 2.229,- bruto.
9. Bij de overgelegde stukken bevindt zich een belastingexploot, gedateerd 7 augustus 2006, waaruit blijkt van een schuld van de man aan de Belastingdienst van € 20.008,-. Voorts bevinden zich bij de stukken een aantal brieven die betrekking hebben op een schuld van de man aan DaimlerChrysler. Uit deze brieven is op te maken dat de schuld op 12 december 2006 € 5.354,99 bedroeg en dat in september 2008 nog sprake was van een vordering op de man inzake deze schuld.
10. De gemeente erkent dat voornoemde twee schulden hebben bestaan. Anders dan de gemeente, acht het hof het aannemelijk dat de man deze schulden nog immer heeft. Het hof neemt hierbij in aanmerking de aard en omvang van de schulden en de hoogte van het inkomen van de man, waarbij het hof opmerkt dat niet is gesteld noch is gebleken dat de man een andere bron van inkomsten heeft waaruit hij de schulden zou kunnen hebben afgelost. Hoewel niet is gebleken dat de man thans aflost op deze schulden, zal het hof bij de berekening van de draagkracht van de man rekening houden met een bedrag waarvoor de man geacht moet worden te reserveren voor aflossing van deze schulden. Het hof bepaalt dit bedrag op € 200,- per maand, welk bedrag gelet op de omvang van de schuld niet toereikend lijkt, maar gezien het inkomen van de man redelijk is.
11. Voor de overige lasten waarmee bij de berekening van de draagkracht van de man rekening moet worden gehouden, neemt het hof de door de gemeente in eerste aanleg overgelegde draagkrachtberekening over 2007 als uitgangspunt. Het hof gaat derhalve uit van een huur van € 247,- per maand en een premie ziektekostenverzekering van € 108,- per maand. Het hof houdt daarbij rekening met de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. Voorts houdt het hof rekening met een bedrag aan omgangskosten van € 87,- per maand, met welk bedrag de rechtbank voor het jaar 2007 rekening heeft gehouden en waartegen door partijen niet is gegriefd.
12. Uit het vorenstaande volgt dat de draagkracht van de man in 2007 ontoereikend is om bij te dragen in de kosten van bijstandsverlening door de gemeente.
13. Voor het jaar 2008 gaat het hof uit van een inkomen van in totaal € 24.020,- bruto, bestaande uit een inkomen uit arbeid van € 16.191,- bruto, een inkomen uit WW-uitkering van € 4.135,- bruto en een inkomen uit ZW-uitkering van € 3.694,-.
14. Het hof houdt, gelet op de omvang van de schulden en het inkomen van de man, ook in 2008 rekening met een bedrag aan aflossing schulden aan de Belastingdienst en DaimlerChrysler van € 200,- per maand. Voor de overige lasten waarmee bij de berekening van de draagkracht van de man rekening moet worden gehouden, neemt het hof de door de gemeente in eerste aanleg overgelegde draagkrachtberekening over 2008 als uitgangspunt. Het hof gaat derhalve uit van een huur van € 247,- per maand en een premie ziektekostenverzekering van € 108,- per maand en een eigen risico van € 13,- per maand, verminderd met de nominale premie welk deel wordt geacht te zijn inbegrepen in de voor de man toepasselijke bijstandsnorm. Het hof houdt hierbij rekening met de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. Voorts houdt het hof rekening met een bedrag aan omgangskosten van € 65,- per maand, met welk bedrag de rechtbank voor het jaar 2008 rekening heeft gehouden en waartegen door partijen niet is gegriefd.
15. Uit dit alles volgt dat de man in 2008 een draagkracht heeft van € 104,- per maand, zodat hij in staat is met een dergelijk bedrag bij te dragen in de kosten van bijstandsverlening door de gemeente.
16. Voor het jaar 2009 gaat het hof uit van een inkomen van de man uit ZW-uitkering van € 429,- bruto per 5 dagen exclusief vakantiegeld, zoals dit blijkt uit de overgelegde uitkeringsspecificaties over de periode 23 maart 2009 tot en met 26 juli 2009 en de periode 28 september 2009 tot en met 31 januari 2010.
17. Met betrekking tot de door de man gestelde schuld aan het UWV oordeelt het hof als volgt. Uit voornoemde uitkeringsspecificaties blijkt van een vordering ZW van € 339,38 per 4 weken. De gemeente heeft, daarnaar gevraagd ter zitting, niet betwist dat dit bedrag betrekking heeft op een schuld van de man aan het UWV, welke schuld – blijkens een brief van het UWV van 16 februari 2009 – op 16 februari 2009 € 4.042,64 groot was. Met het oog op de door de gemeente niet meer betwiste vordering van het UWV, heeft de gemeente haar verhaalsbijdrage op de man voor de periode vanaf 1 september 2009, vanaf welke datum volgens de gemeente de vordering ZW wordt verrekend met de uitkering van de man, verlaagd tot € 115,- per maand. Nu uit de stukken eerste aanleg blijkt dat ook reeds in de periode 25 mei 2009 tot en met 31 mei 2009 en in de periode 29 juni 2009 tot en met 5 juli 2009 een vordering ZW van € 339,38 op de uitkering van de man is ingehouden, acht het hof het redelijk om met ingang van 1 mei 2009 rekening te houden met de aflossing door de man op de schuld aan het UWV.
18. Ook in 2009 houdt het hof, om dezelfde reden als hiervoor is overwogen in rechtsoverweging 14, rekening met het bedrag aan aflossing schulden van € 200,- per maand. Aan maandlasten houdt het hof verder, evenals in 2008, rekening met een huur van € 247,- per maand en kosten omgangsregeling van € 65,- per maand. Aan ziektekosten houdt het hof in 2009 rekening met een premie zorgverzekering van € 94,- per maand, een premie aanvullende ziektekostenverzekering van € 15,- per maand en een eigen risico van € 13,- per maand. Deze bedragen blijken uit de door de man in eerste aanleg overgelegde polis 2009. Het hof houdt hierbij rekening met de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en de nominale premie welk deel wordt geacht te zijn inbegrepen in de voor de man toepasselijke bijstandsnorm.
19. Uit het vorenstaande volgt dat de man in de periode 1 januari 2009 tot 1 mei 2009 een draagkracht heeft van € 67,- per maand, zodat hij in staat is met een dergelijk bedrag bij te dragen in de kosten van bijstandsverlening door de gemeente. In de periode vanaf 1 mei 2009 heeft de man geen draagkracht om enig bedrag te voldoen.
20. Gelet op het vorenstaande wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt – met wijziging in zoverre van de beschikking van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 15 maart 2006 - :
- de door de man aan de gemeente te betalen bijdrage terzake verhaal van gemaakte en nog te maken kosten van aan de vrouw, ten behoeve van de kinderen verleende bijstand met ingang van 1 januari 2007 tot 1 januari 2008 op nihil;
- de door de man aan de gemeente te betalen bijdrage terzake – ten behoeve van de vrouw en de kinderen - gemaakte en nog te maken kosten van bijstand met ingang van 1 januari 2008 tot 1 januari 2009 op € 104,- per maand, zolang deze bijstandsverlening voortduurt;
- de door de man aan de gemeente te betalen bijdrage terzake – ten behoeve van de vrouw en de kinderen - gemaakte en nog te maken kosten van bijstand met ingang van 1 januari 2009 tot 1 mei 2009 op € 67,- per maand, zolang deze bijstandsverlening voortduurt;
- de door de man aan de gemeente te betalen bijdrage terzake – ten behoeve van de vrouw en de kinderen - gemaakte en nog te maken kosten van bijstand met ingang van 1 mei 2009 op nihil;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Bouritius, Dusamos en Mertens- de Jong, bijgestaan door mr. Buiting als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juli 2010.