Rolnummer: 22-003787-10
Parketnummers: 09-925248-10, 10-611006-09 (TUL) en 10-632093-08 (TUL)
Datum uitspraak: 21 december 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 2 juli 2010 en de van dat vonnis deeluitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum] op [geboortedag] 1971,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats
hier te lande.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 21 december 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte, blijkens navraag bij de officier van justitie, ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is in eerste aanleg beslist omtrent de vorderingen tot tenuitvoerlegging als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 29 januari 2010 tot en met 7 april 2010 te Zoetermeer en/of elders in Nederland opzettelijk een auto (Kia Sorento, [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan AHZ autobedrijven en/of [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten voor het maken van een proefrit, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 januari 2010 te Zoetermeer opzettelijk een auto (Kia Sorento, [kenteken]), toebehorende aan AHZ autobedrijven, welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten voor het maken van een proefrit, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep - kort gezegd - het verweer gevoerd dat er aan de zijde van de verdachte geen sprake is geweest van verduistering als bedoeld in artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht. Immers, de verdachte heeft de auto, van het merk KIA, op 29 januari 2010 bij de autodealer opgehaald voor een proefrit en heeft de auto diezelfde dag, nadat hij, met gebruikmaking van die auto, tegen betaling een andere auto had weggesleept, rond 23.00 uur bij de autodealer teruggebracht. Dat de auto vervolgens door een ander dan, en buiten medeweten van de verdachte kennelijk is gestolen, is de verdachte niet aan te rekenen. De raadsman heeft tevens aangevoerd dat de verdachte nimmer de intentie heeft gehad om zich de auto wederrechtelijk toe te eigenen, hetgeen onder meer blijkt uit de omstandigheid dat de verdachte een kopie van zijn rijbewijs bij de dealer achterliet alvorens de bewuste proefrit te maken waardoor verdachte eenvoudig was te traceren.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
Uit de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is naar
's hofs oordeel genoegzaam komen vast te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van de aan hem voor een proefrit uitgeleende auto. Het hof overweegt hiertoe dat de verdachte zich de auto reeds op het moment van het eerste gebruik wederrechtelijk heeft toegeëigend, nu hij deze naar zijn eigen zeggen heeft ingezet voor het tegen betaling wegslepen van de auto van een derde en aldus de auto van aangever anders heeft gebruikt dan in het kader van een proefrit met een autoverkoper van AHZ autobedrijven was overeengekomen.
De omstandigheid dat de verdachte een kopie van zijn eigen rijbewijs achterliet bij de autodealer alvorens hij de auto mee nam, doet daar niet aan af. Hetzelfde geldt voor de stelling van de verdachte, wat daar ook van zij, dat de auto, nadat hij deze 's avonds laat bij de autodealer had teruggebracht, door een ander is gestolen.
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan verduistering van een auto. Het is bij de verkoop van auto's gebruikelijk dat potentiële klanten een proefrit maken. Het is dan ook in het maatschappelijk belang dat autoverkopers erop kunnen vertrouwen dat een auto na het maken van een proefrit conform de gemaakte afspraken wordt teruggebracht. De verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat door de medewerker van het autobedrijf in hem gesteld was.
Aldus heeft de verdachte blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor andermans eigendom. Naast financiële schade voor de benadeelde levert een feit als het onderhavige vaak ook de nodige ergernis op vanwege de tijd en aandacht die onder meer de afhandeling van de schade met zich meebrengt.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 december 2010 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof voorts acht geslagen op de inhoud van het voorlichtings-rapport van Bouman GGZ Reclassering, regio Rotterdam, d.d. 11 maart 2009, opgesteld en ondertekend door W.H. Dai, reclasseringsmedewerker, en medeondertekend door J.F. Schröer, behandelcoördinator.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter te Rotterdam van 16 maart 2009 onder parketnummer 10-611006-09 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan, dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter te Rotterdam van 17 juli 2008 onder parketnummer 10-632093-08 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan, dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe en gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Rotterdam van 16 maart 2009 onder parketnummer 10-611006-09 opgelegde voorwaardelijke straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe en gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Rotterdam van 17 juli 2008 onder parketnummer 10-632093-08 opgelegde voorwaardelijke straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Dit arrest is gewezen door mr. G.J.W. van Oven, mr. G. Knobbout en mr. J.W. Wabeke, in bijzijn van de griffier mr. R.W. van Zanten. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 december 2010.