GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 1 december 2010
Zaaknummer : 200.066.092/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 08-9062
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M. Jongeneel te Gouda,
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. C.J. Lemmens te Deurne.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 17 mei 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 8 maart 2010 van de rechtbank 's-Gravenhage.
De vrouw heeft op 28 juli 2010 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 8 oktober 2010 en 11 oktober 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Op 21 oktober 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Jongeneel. De man en zijn raadsvrouwe hebben het woord gevoerd, de raadsvrouwe van de man onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie. De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Bij faxbericht van 21 oktober 2010 heeft de raadsvrouwe van de vrouw meegedeeld dat noch de vrouw noch haar raadsvrouwe ter zitting zal verschijnen.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. In de beoordeling heeft de rechtbank overwogen dat partijen volledige overeenstemming hebben bereikt over onder meer de verdeling van de huwelijksvermogensgemeenschap zodat de rechtbank het ervoor heeft gehouden dat partijen hun respectieve nevenvoorzieningen hebben ingetrokken en dat daarop niet meer behoeft te worden beslist.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de verdeling van de tussen partijen bestaande ontbonden huwelijksvermogensgemeenschap.
2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen uitsluitend waar het betreft de vaststelling van de rechtbank dat partijen hun verzoeken ter zake van de nevenvoorzieningen hebben ingetrokken en dat de rechtbank daarop niet behoeft te beslissen en, opnieuw beschikkende, primair de door partijen getroffen onderlinge regeling van hun betrekkingen na de echtscheiding, zoals neergelegd in het convenant van 17 juni 2008, op te nemen in de beschikking en aan de beschikking te hechten. Subsidiair verzoekt de man de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap vast te stellen, in die zin dat de gemeenschappelijke echtelijke woning van partijen aan de [straatnaam] te [plaats] aan derden dient te worden verkocht en de opbrengst casu quo de restschuld tussen partijen bij helfte dient te worden verdeeld.
3. De vrouw heeft het beroep van de man gemotiveerd weersproken en primair verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep en de bestreden beschikking te bekrachtigen. Subsidiair verzoekt de vrouw bij gegrondverklaring van het beroep van de man en vernietiging van de bestreden beschikking, opnieuw beschikkende:
- de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap vast te stellen, in die zin dat de gemeenschappelijke echtelijke woning van partijen aan de [straatnaam] te [plaats], alsmede de hierop gevestigde hypothecaire lening aan de man wordt toebedeeld met vrijwaring van de vrouw van de hoofdelijke aansprakelijkheid van deze hypothecaire lening en met verdeling bij helfte van de per 31 december 2008 bestaande restschuld ter hoogte van € 7.330,86, en
- te bepalen dat de man ter zake van de bepalingen opgenomen in de tussen partijen overeengekomen huwelijkse voorwaarden nog aan de vrouw verschuldigd is:
- € 5.000,- ter zake van de lening van de vrouw aan de man van 12 november 2004;
- € 100,- ter zake van de door de vrouw aan de man verstrekte lening ten behoeve van het door de man aankopen van een Volkswagen Golf;
- € 3.720,- ter zake van de door de vrouw aan de man verstrekte geldbedragen ten behoeve van het door de man aankopen van een Toyota;
- € 2.197,54 ter zake van door de vrouw betaalde, op de auto’s van de man betrekking hebbende, belastingbedragen;
- € 8.749,19 ter zake van het teveel door haar bijgedragen in de kosten van huishouding over de jaren 2007 en 2008, en
- € 6.044,47 ter zake van de door de man op zijn privérekening ontvangen en behouden surplus op de hypothecaire lening ten behoeve van de echtelijke woning van partijen aan de [straatnaam] te [plaats].
Voorts verzoekt de vrouw primair en subsidiair de man te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
4. In het dictum van de bestreden beschikking is beslist op de verzochte echtscheiding. De overeenstemming ter zake van de verdeling van de huwelijksvermogensgemeenschap, zoals partijen ter zitting bij de rechtbank zijn overeengekomen, staat vermeld onder het kopje ‘beoordeling’ in de bestreden beschikking. In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank is de tussen partijen overeengekomen verdeling van de huwelijksvermogensgemeenschap opgenomen. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de bestreden beschikking een dermate grote samenhang heeft met het proces-verbaal dat het hof de bestreden beschikking en het proces-verbaal als één geheel beschouwt. De overeenstemming tussen partijen zoals opgenomen in het proces-verbaal en voorzover betrekking hebbende op de gevolgen van de echtscheiding, beschouwt het hof als geïncorporeerd in de bestreden beschikking.
5. De man heeft aangevoerd dat door de rechtbank ten onrechte is overwogen dat partijen overeenstemming hebben bereikt. Volgens de man heeft hij zich na overleg tussen partijen tijdens een zittingsschorsing laten verleiden om in te gaan op de voorstellen van de vrouw. Echter, hem is nog dezelfde dag gebleken dat hij zich heeft vergist en dat de vermeende overeenstemming leidt tot een uiterst onredelijk, onbillijk en voor de man financieel onhaalbaar resultaat.
6. Volgens de vrouw hebben partijen ter zitting bij de rechtbank volledige overeenstemming bereikt. Van het ten onrechte vaststellen van overeenstemming door de rechtbank is dan ook geen sprake.
7. Het hof overweegt als volgt. Tussen partijen staat vast dat zij ter zitting bij de rechtbank overeenstemming hebben bereikt omtrent de verdeling van de huwelijksvermogensgemeenschap. De man is daar binnen korte tijd op teruggekomen. Het hof is van oordeel dat zulks hem niet vrijstaat nu partijen, bijgestaan door hun raadslieden en na een schorsing van de mondelinge behandeling door de rechtbank, waarin overleg heeft plaatsgevonden, tot overeenstemming zijn gekomen. Hetgeen namens de man is aangevoerd tast de rechtsgeldigheid van de overeenkomst niet aan. Naar het oordeel van het hof kan de grief van de man dan ook niet slagen.
8. Het hof ziet geen aanleiding om de man te veroordelen in de kosten van deze procedure zoals door de vrouw verzocht en zal – zoals gebruikelijk in de zaken van familierechtelijke aard – de kosten compenseren.
9. De man heeft aangeboden om zijn stellingen te bewijzen. Nu de man noch ter terechtzitting noch in zijn appèlschrift zijn bewijsaanbod nader inhoudelijk heeft weergegeven, zal het hof dit bewijsaanbod als te vaag en ongespecificeerd passeren.
10. Hetgeen partijen ieder voor zich voorts nog naar voren hebben gebracht behoeft naar het oordeel van het hof geen bespreking, omdat dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
11. Mitsdien moet als volgt worden beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stille, Dusamos en Bos, bijgestaan door mr. Berkelaar als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 december 2010.