8.2. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. Partijen hebben op 22 februari 2008 een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot een loods gelegen aan de [vestigingsadres], [postcode] [vestigingsplaats] (hierna: de loods). De akte van levering zou worden gepasseerd op 4 april 2008 of zoveel eerder als partijen zouden zijn overeengekomen.
b. Artikel 13 (“ingebrekestelling, verzuim, ontbinding, boete”) van de koopovereenkomst luidt, voor zover voor de beoordeling van het geschil van belang, als volgt:
“1. Een partij is in verzuim jegens de wederpartij als hij, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig is of blijft aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst te voldoen. Ingebrekestelling moet schriftelijk geschieden met inachtneming van een termijn van acht dagen. (…)
2. Wanneer een partij in verzuim is, is deze verplicht de schade die de wederpartij dientengevolge lijdt te vergoeden en kan deze de overeenkomst zonder rechtelijke tussenkomst ontbinden, tenzij hij alsnog nakoming eist. (…)
3. Wanneer het verzuim betrekking heeft op het meewerken aan de feitelijke en/of juridische levering danwel op de voldoening van de koopprijs, zal de nalatige partij daarnaast ten behoeve van de wederpartij een zonder rechtelijke tussenkomst opeisbare boete verbeuren. De hoogte van deze boete is gelijk aan tien procent (10%) van de totale verkoopprijs.(…)”
c. In artikel 14 van de koopovereenkomst (hierna te noemen: de financieringsclausule) is een ontbindende voorwaarde opgenomen, die luidt als volgt:
“Deze overeenkomst zal, mits met in achtneming van het navolgende ontbonden (kunnen) worden; als koper niet voor 14 maart 2008 een toezegging heeft verkregen voor het aangaan van een of meer geldleningen te financiering van het bij deze gekochte. Koper zal ter verkrijging van de financiering al het hem mogelijke verrichten en kan op de deze ontbindende voorwaarde alleen een beroep doen door aan verkoper tenminste twee schriftelijke afwijzingen te over leggen.”
d. Bij brief van 9 april 2008 is [Y.] door [X.] gesommeerd binnen 8 dagen de koopovereenkomst na te komen.
e. In een brief van 10 april 2008 van de ABN AMRO Bank aan [Y.], staat onder meer gemeld:
“In navolging op de aanvraag tot aankoop van de loods met ondergrond, erf en verder aan en toebehoren, plaatselijk bekend [vestigingsadres] te 4521 CB [vestigingsplaats] bericht ik u hierbij dat ABNAMRO uw verzoek tot financiering hiervan heeft afgewezen. (…)”
f. Bij brief van 11 april 2008 heeft [Y.] aan de advocaat van [X.] onder meer het volgende meegedeeld:
“(…) De koopovereenkomst ter zake van de Loods gelegen aan de [vestigingsadres] te [vestigingsplaats] kan geen doorgang vinden daar de daartoe benodigde financiering niet kan worden verkregen.
Het niet kunnen effectueren van de financiering geldt als ontbindende voorwaarde van de koopovereenkomst. De afwijzingen zullen u separaat bereiken.
Een en ander was reeds telefonisch gemeld aan uw principaal. (…)”
g. In een brief van 11 april 2008 van [C.] van Assurantie- en Bedrijfsadviesburo [E.] (hierna: [E.]) aan de heer [F.] van de ING Bank is onder meer gemeld:
“Betreft: Nieuwe aanvraag financiering inzake aankoop loods. (…) Bijgaand ontvangt u de jaarcijfers, legitimatie, koopovereenkomst, taxatie eigen woning. Op de eigen woning rust een hypotheek van € 220.000,-. De heer [Y.] wil een zo laag mogelijke last. Wilt u zijn mogelijkheden bekijken en ons zo spoedig mogelijk iets laten weten? (…)”
h. In een brief van 23 april 2008 van de ING aan [C.] van [E.] is onder meer vermeld:
“Wij verwijzen naar het telefoongesprek van hedenmiddag inzake de financieringsaanvraag inzake de heer [Y.]. Na bestudering van de jaarcijfers (…) zijn wij tot de conclusie gekomen niet tot kredietverlening over te kunnen gaan. (…)”
i. In een emailbericht van 5 mei 2008 van de heer [G.] van de ABN AMRO Bank aan [Y.] in onder meer vermeld:
“In navolging op de aan u toegezonden afwijzingsbrief van 10 april jl. mbt uw plannen tot aankoop van een loods aan de [vestigingsadres] te [vestigingsplaats] bevestig ik u hierbij dat wij deze u toezonden na ons gesprek van 28 februari 2008 (…). Daar er ons inziens geen mogelijkheden waren hebben wij uw aanvraag vervolgens afgewezen en dit op uw verzoek nogmaals aan u bevestigd 10 april j.l. (…)”
j. Bij brief van 21 mei 2008 heeft de advocaat van [X.] aan [Y.] het volgende meegedeeld:
“Vanwege uw tekortschieten en verzuim ontbindt cliënte de met u gesloten koopovereenkomst. Dit laat overigens onverlet uw verplichting tot het betalen van de boete ad € 11.500,00 (…).”
k. In een brief van 25 juni 2008 van mr. [H.], notaris te [standplaats], aan [Y.] betreffende [vestigingsadres] te [vestigingsplaats], is onder meer vermeld:
“Naar aanleiding van uw verzoek aangaande het passeren van de akte van levering van opgemelde zaak, kan ik hierbij mede delen dat er een afspraak was gemaakt voor het passeren van de akte op 4 april 2008 om 10.00 uur. Op 1 april 2008 is door u telefonisch te kennen gegeven, dat u de financiering niet rond kreeg. De akte kon dus niet doorgaan. Dit heeft mijn kantoor aan verkoper meegedeeld. (…)”