ECLI:NL:GHSGR:2011:BP0285
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M.A.F. Tan-de Sonnaville
- A.V. van den Berg
- J. Kramer
- Rechtspraak.nl
Buurweg en onredelijke belemmeringen in civiel recht
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, ging het om een geschil tussen meerdere appellanten en een geïntimeerde over het gebruik van een buurweg. De appellanten, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Geelhoed, stelden dat de geïntimeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.J. Fluitman, hen onredelijk belemmerde in het gebruik van deze weg, die zij als buurweg beschouwen. Het hof had eerder op 23 maart 2010 al een arrest gewezen en een gerechtelijke plaatsopneming bevolen, die op 17 juni 2010 plaatsvond, gevolgd door een comparitie van partijen. De comparitie werd op 13 oktober 2010 voortgezet, maar er werd geen schikking bereikt.
Het hof oordeelde dat de weg, gezien het langdurige en onbetwiste gebruik door de eigenaren van de aanliggende percelen, als buurweg moet worden beschouwd. De geïntimeerde had betwist dat de weg bij aanleg als buurweg was bedoeld, maar het hof oordeelde dat het bewijsvermoeden van het gezamenlijk gebruik voldoende was om deze stelling te weerleggen. Het hof stelde vast dat de geïntimeerde het gebruik van de weg door de appellanten niet op onredelijke wijze mocht belemmeren, ook niet voor de aan- en afvoer van hun bedrijven.
Tijdens de plaatsopneming werd vastgesteld dat de door de geïntimeerde geplaatste obstakels, zoals palen en betonblokken, de doorgang belemmerden. De deskundige die door de appellanten was ingeschakeld, bevestigde dat deze obstakels hinderlijk waren voor vrachtwagens die de weg wilden gebruiken. Het hof oordeelde dat de geïntimeerde de obstakels niet mocht aanbrengen en dat hij de palen en betonblokken binnen 28 dagen na betekening van het arrest moest verwijderen. Tevens werd een dwangsom van € 1000,- per dag opgelegd bij niet-nakoming, met een maximum van € 50.000,-. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en wees de vorderingen van de appellanten gedeeltelijk toe, terwijl de kosten tussen partijen werden gecompenseerd.