ECLI:NL:GHSGR:2011:BP4628

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.071.086-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Dijk
  • A. van den Wildenberg
  • J. Mink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van zorg- en opvoedingstaken en hoofdverblijfplaats van de minderjarige

In deze zaak gaat het om de verdeling van zorg- en opvoedingstaken en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige, geboren in 2006. De vader, verzoeker in hoger beroep, verzoekt de bestreden beschikking van de rechtbank Rotterdam gedeeltelijk te vernietigen. De rechtbank had bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige voorlopig bij de moeder zou zijn, en dat de vader de minderjarige vijf dagen per twee weken bij zich zou hebben. De vader is van mening dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem moet zijn, omdat hij vreest dat de minderjarige onthecht raakt van haar vertrouwde omgeving in [woonplaats vader]. De moeder verzet zich tegen dit verzoek en stelt dat de minderjarige inmiddels een vertrouwde omgeving heeft in [woonplaats moeder]. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om geen wijzigingen aan te brengen in de hoofdverblijfplaats en de zorgverdeling totdat het raadsonderzoek is afgerond.

Tijdens de mondelinge behandeling op 9 december 2010 zijn zowel de vader als de moeder verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De raad was vertegenwoordigd door mevrouw P. van Vessem. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en is tot de conclusie gekomen dat het in het belang van de minderjarige is om de huidige situatie niet te wijzigen totdat het raadsonderzoek is afgerond. Het hof heeft de verzoeken van de vader om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen en om de minderjarige naar een school in [woonplaats vader] te laten gaan, afgewezen.

Wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken heeft het hof overwogen dat de vader eerder een ruime regeling had, maar dat de rechtbank een meer beperkte regeling had vastgesteld. Het hof heeft geoordeeld dat de vader recht heeft op een contactregeling die hem in staat stelt een actieve rol in het leven van de minderjarige te spelen. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd voor zover deze de voorlopige regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreft en heeft bepaald dat de minderjarige voorlopig eenmaal in de veertien dagen van vrijdagmiddag na school tot woensdagmorgen bij de vader zal zijn. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de overige onderdelen van de bestreden beschikking zijn bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 12 januari 2011
Zaaknummer : 200.071.086/01
Rekestnr. rechtbank : F2 09-3173
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. C.N.M. Schep te Oud-Beijerland,
tegen
[geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. H.A.M.J. Loeffen te Geldrop.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Rotterdam-Rijnmond,
locatie Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 28 juli 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 28 juni 2010 van de rechtbank Rotterdam.
De moeder heeft op 10 september 2010 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader is bij het hof op 1 september 2010 een aanvullend stuk ingekomen.
Op 9 december 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en namens de raad: mevrouw P. van Vessem. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is, voor zover hier van belang, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [de minderjarige], geboren [in 2006] te [geboorteplaats], hierna te noemen: de minderjarige, voorlopig bij de moeder zal zijn en dat de minderjarige voorlopig naar het kinderdagverblijf in [woonplaats moeder] gaat en vervolgens met ingang van 1 september 2010 naar de basisschool (en BSO) in [woonplaats moeder] zal gaan. Voorts is, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voorlopig als volgt zal zijn:
- de vader zal tot 1 september 2010 in de gelegenheid worden gesteld de minderjarige vijf dagen per twee weken bij zich te hebben;
- vanaf 1 september 2010 zal de vader in de gelegenheid worden gesteld de minderjarige eenmaal per twee weken een weekend van vrijdagmiddag tot maandagmorgen bij zich te hebben.
De raad is verzocht om onderzoek te doen en te rapporteren en advies uit te brengen. De behandeling van de zaak is ondermeer ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige en de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangehouden in afwachting van het raadsonderzoek.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
In hoger beroep is vast komen te staan dat de echtscheidingsbeschikking op 10 augustus 2010 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP
Uit vaste rechtspraak volgt dat ten aanzien van de ontvankelijkheid van een hoger beroep tegen een voorlopige beslissing doorslaggevend is of de - bij voorraad uitvoerbaar verklaarde - voorlopige beslissing een onherroepelijk karakter heeft in die zin dat de beschikking, eenmaal geëffectueerd, in haar gevolgen niet meer ongedaan kan worden gemaakt. Naar het oordeel van het hof hebben de beslissingen van de rechtbank aangaande de voorlopige hoofdverblijfplaats van de minderjarige en de voorlopige regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken een onherroepelijk karakter. Gelet hierop acht het hof de vader ontvankelijk in zijn hoger beroep.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil zijn de hoofdverblijfplaats van de minderjarige en de daaruit voortvloeiende keuze voor de basisschool van de minderjarige, alsmede de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het gezag over de minderjarige uit.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen:
- dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige voorlopig bij hem zal zijn;
- dat de minderjarige voorlopig met ingang van 1 september 2010 naar de basisschool (en BSO) in [woonplaats vader] zal gaan;
- dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voorlopig zal zijn dat vanaf 1 september 2010 de vader in de gelegenheid zal worden gesteld de minderjarige vijf dagen per twee weken bij zich te hebben, althans een zodanige contactregeling vast te stellen welke het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
3. De moeder bestrijdt het beroep en verzoekt de bestreden beschikking te bevestigen onder verwerping van de daartegen door de vader aangevoerde grieven, kosten rechtens.
Hoofdverblijfplaats
4. De vader stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige voorlopig bij de moeder zal zijn. Hij betoogt dat de rechtbank er geheel aan voorbij gaat dat de moeder zonder zijn toestemming de verblijfplaats van de minderjarige bij haar in [woonplaats moeder] heeft bepaald. Volgens de vader heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat er geen feiten of omstandigheden bekend zijn geworden die maken dat het in strijd is met de belangen van de minderjarige dat zij haar verblijfplaats bij de moeder heeft. De vader is van mening dat [woonplaats moeder] voor de minderjarige geen goede plaats is om op te groeien. Hij stelt dat het in het belang van de minderjarige is dat haar hoofdverblijfplaats bij hem in [woonplaats vader] wordt bepaald. De minderjarige heeft daar de ruimte, de natuur en haar oude vriendjes, aldus de vader. Volgens de vader heeft de moeder hem voor een voldongen feit gesteld door zonder met hem te overleggen de minderjarige in te schrijven op een basisschool en BSO in [woonplaats moeder]. Hij is van mening dat de moeder door de rechtbank is beloond voor haar gedragingen. Hoewel het om een voorlopige beslissing gaat, vreest de vader dat de minderjarige onthecht raakt van haar vertrouwde omgeving in [woonplaats vader].
5. De moeder stelt zich op het standpunt dat er geen enkel bezwaar is om de minderjarige op te laten groeien in [woonplaats moeder]. Zij wijst erop dat [woonplaats moeder] voor de minderjarige inmiddels een vertrouwde omgeving is. Volgens de moeder was het niet mogelijk om met de vader te overleggen over de keuze van een kinderdagverblijf en een basisschool. De vader wilde slechts praten als de minderjarige in [woonplaats vader] zou blijven wonen, aldus de moeder.
6. Namens de raad is ter terechtzitting verklaard dat het raadsonderzoek in december 2010 van start zal gaan. De raad verwacht in maart 2011 advies te kunnen uitbrengen. Naar de mening van de raad is het niet verstandig om voor de afronding van het onderzoek wijzigingen aan te brengen in de hoofdverblijfplaats van de minderjarige en de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
7. Het hof overweegt als volgt. De minderjarige woont nu ongeveer een jaar met de moeder in [woonplaats moeder]. Sinds september 2010 gaat zij daar ook naar de basisschool. Het hof acht het niet in het belang van de minderjarige om (wellicht tijdelijk) te moeten wisselen van woonplaats en van school. Naar het oordeel van het hof dient over de hoofdverblijfplaats en daarmee over de school van de minderjarige pas besloten te worden nadat de raad hierover heeft geadviseerd, zonder een tussentijdse wijziging daarin aan te brengen. Het hof zal de verzoeken van de vader om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige voorlopig bij hem te bepalen en om de minderjarige voorlopig naar een school in [woonplaats vader] te laten gaan dan ook afwijzen.
Verdeling zorg- en opvoedingstaken
8. De vader kan zich niet verenigen met de door de rechtbank vastgestelde regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Hij wil een actieve rol in het leven van de minderjarige spelen en niet slechts een weekendvader zijn. Volgens de vader heeft de rechtbank enkel vanwege het feit dat de moeder verhuisd is naar [woonplaats moeder] een reguliere weekendregeling bepaald. Naar de mening van de vader is er geen reden om de uitgebreide contactregeling, zoals die op het moment van het beroepschrift nog gold, in te perken.
9. De moeder stelt dat de door de rechtbank bepaalde zorgverdeling rust en stabiliteit geeft in het leven van de minderjarige. Zij wijst erop dat uit het rapport van de door haar ingeschakelde kinderpsycholoog blijkt dat de minderjarige rust nodig heeft en dat te veel wisselingen niet goed voor haar zijn. Alvorens eventueel opnieuw wijzigingen aan te brengen in de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dient naar de mening van de moeder eerst het onderzoek van de raad te worden afgewacht.
10. Het hof overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof gebleken dat de minderjarige, voordat zij afgelopen september naar de basisschool ging, eenmaal in de veertien dagen van vrijdagmiddag tot woensdagmorgen bij de vader was. Nu de vader ter terechtzitting te kennen heeft gegeven dat hij met zijn werk kan regelen dat hij de minderjarige op tijd bij de school in [woonplaats moeder] kan ophalen, is er naar het oordeel van het hof geen reden om het contact tussen de vader en de minderjarige thans te beperken tot een weekend per veertien dagen. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de moeder ter terechtzitting heeft verklaard dat het goed gaat met de minderjarige en dat zij het prettig vindt om bij de vader te zijn. Gelet op het voorgaande zal het hof bepalen dat de minderjarige voorlopig weer eenmaal in de veertien dagen van vrijdagmiddag tot woensdagmorgen bij de vader zal zijn. Daar de minderjarige een aantal aangesloten dagen bij de vader zal doorbrengen, is er geen sprake van onnodig veel wisselingen.
11. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover deze de voorlopige regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreft en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voorlopig als volgt zal zijn:
de minderjarige zal bij de vader zijn eenmaal in de veertien dagen van vrijdagmiddag na school tot woensdagmorgen naar school;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan 's hofs oordeel onderworpen voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Dijk, Van den Wildenberg en Mink, bijgestaan door mr. Verburg als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 januari 2011.