Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
BESLISSING
26 januari 2011.
Gerechtshof 's-Gravenhage
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 26 januari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag en de hoofdverblijfplaats van een minderjarige, geboren in 2003. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, verzocht het hof om het gezamenlijk gezag te handhaven en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar te vestigen. De vader, die het verzoek van de moeder betwistte, stelde dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord was en dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk was dat hij alleen het gezag zou uitoefenen.
De moeder voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat het voor de vader onmogelijk was om constructief overleg met haar te hebben. Ze stelde dat er in het verleden wel degelijk contact was geweest en dat de situatie was veranderd sinds de minderjarige onder toezicht was gesteld van Jeugdzorg. De vader daarentegen betoogde dat de moeder niet in staat was om samen met hem het gezag over de minderjarige uit te oefenen, en dat de minderjarige in een veilige en stabiele omgeving bij hem verbleef.
Jeugdzorg bevestigde de zorgen over de communicatie tussen de ouders en de impact daarvan op de minderjarige. Het hof oordeelde dat het gezamenlijk gezag niet in het belang van de minderjarige was, gezien de verstoorde communicatie en de onduidelijkheid over de bereikbaarheid van de moeder voor de vader. Het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank dat het gezag aan de vader toekwam en verklaarde de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar te vestigen. De uitspraak benadrukt het belang van een stabiele opvoedsituatie voor de minderjarige en de noodzaak van samenwerking tussen ouders in gezagskwesties.