ECLI:NL:GHSGR:2011:BP5300

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.062.689/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Haan-Boerdijk
  • A. van Leuven
  • F. Fockema Andreae-Hartsuiker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informatieregeling minderjarige in hoger beroep met verzet tegen informatieverplichting

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, staat de informatieregeling tussen de ouders van een minderjarige centraal. De moeder heeft hoger beroep ingesteld tegen eerdere beschikkingen van de rechtbank Rotterdam, waarin informatieverplichtingen zijn opgelegd met betrekking tot de minderjarige, geboren in 1995. De moeder verzet zich tegen deze verplichtingen, stellende dat het belang van de minderjarige eist dat deze buiten toepassing blijft, gezien de emotionele belasting die het met zich meebrengt. De vader daarentegen betwist de claims van de moeder en stelt dat de informatieverplichting niet in strijd is met het belang van de minderjarige.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 december 2010 zijn beide ouders verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De raad voor de kinderbescherming heeft geen vertegenwoordiger gestuurd, maar heeft wel een rapport ingediend. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals die door de rechtbank zijn vastgesteld, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. De rechtbank had eerder bepaald dat de moeder de vader op de hoogte moest houden van belangrijke ontwikkelingen en hem foto's van de minderjarige moest toesturen.

Het hof heeft overwogen dat de moeder zich beroept op artikel 1:377b lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat stelt dat de informatieverplichting kan worden buiten toepassing verklaard indien dit in het belang van de minderjarige is. Het hof heeft geconcludeerd dat het belang van de minderjarige, die zich verzet tegen informatieverstrekking aan de vader, zwaarder weegt dan het belang van de vader bij informatievoorziening. Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de informatieverplichting niet van toepassing is. De vader is niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek in incidenteel appel.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 5 januari 2011
Zaaknummer : 200.062.689/01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 07-2569 (+ F1 RK 08-372)
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep, tevens verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. P. Vellekoop te Naaldwijk (voorheen mr. M.M. van Wijk),
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep, tevens verzoeker in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J. Nieuwstraten te Rotterdam.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord,
locatie Den Haag,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 9 april 2010 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 11 januari 2010 van de rechtbank Rotterdam en van de beschikking van 16 september 2008 van de rechtbank Rotterdam.
De vader heeft op 27 mei 2010 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De moeder heeft op 5 juli 2010 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 6 mei 2010 aanvullende stukken ingekomen.
De raad heeft het hof bij brief van 4 mei 2010 het raadsrapport van 11 mei 2009 doen toekomen. Tevens heeft de raad bij deze brief laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 1 december 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat en de vader, bijgestaan door zijn advocaat. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd. De na te noemen minderjarige is in raadkamer gehoord.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing(en) in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschikking van 11 januari 2010 en de beschikking van 16 september 2008 van de rechtbank Rotterdam.
Bij de beschikking van 16 september 2008 heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang en uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de moeder aan de vader met ingang van 1 oktober 2008 eenmaal per kwartaal een recente en goed gelijkende kleurenfoto van de minderjarige, alsmede een afschrift van de schoolrapporten aan de vader, via haar advocaat, doet toekomen en hem tevens schriftelijk op de hoogte stelt omtrent belangrijke ontwikkelingen met betrekking tot de persoon van de minderjarige.
Bij de beschikking van 11 januari 2010 heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de moeder aan de vader met ingang van 11 januari 2010, eenmaal per kwartaal een recente en goed gelijkende kleurenfoto van de na te noemen minderjarige, alsmede een afschrift van de schoolrapporten, via haar advocaat, doet toekomen en hem tevens schriftelijk op de hoogte stelt omtrent het vermogen van de minderjarige en belangrijke ontwikkelingen met betrekking tot de minderjarige.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil is de tussen de vader en de moeder vastgestelde informatieregeling over de minderjarige:
[minderjarige], geboren [in] 1995 te [geboorteplaats], hierna verder: de minderjarige.
2. De moeder verzoekt het hof, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikkingen te vernietigen voor zover zij betrekking hebben op de informatieverplichting en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de informatieregeling als opgenomen in artikel 1:377b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna verder: BW) buiten toepassing blijft.
3. De vader bestrijdt het beroep van de moeder en verzoekt het hof de moeder in haar appel tegen de beschikking van 16 september 2008 niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel dit appel af te wijzen en het appel van de moeder tegen de beschikking van 11 januari 2010 af te wijzen en de beschikking van 11 januari 2010 te bekrachtigen met uitzondering van de afwijzing van de door de vader verzochte dwangsom. In incidenteel appel verzoekt de vader de beschikking van 11 januari 2010 te bekrachtigen, met uitzondering van de afwijzing van de door de man verzochte dwangsom en, opnieuw beschikkende, voor zover de wet dit toelaat uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat de moeder een dwangsom van € 500,-- per keer verbeurt met ingang van 1 juli 2010, indien zij in gebreke blijft om aan de bij de bestreden beschikkingen opgelegde informatieregelingen te voldoen.
4. De moeder verzet zich daartegen en verzoekt, onder handhaving van haar verzoeken in appel, het hof bij beschikking zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad primair de verzoeken van de man in incidenteel appel af te wijzen, subsidiair, indien en voor zover het hof de informatiebeschikking handhaaft, het verzoek van de vader een dwangsom aan deze verplichting te verbinden af te wijzen en meer subsidiair, indien en voor zover wel een dwangsom verbonden wordt aan de informatieverplichting, deze niet eerder in te laten gaan dan met ingang van de datum van de beschikking van het hof.
Ontvankelijkheid
5. De vader stelt zich ten aanzien van het hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van 16 september 2008 op het standpunt dat haar beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel dient te worden afgewezen, nu de hoger beroep termijn is overschreden.
6. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Het beroepschrift dat bij het hof is ingekomen op 9 april 2010, richt zich onder meer tegen een deelbeschikking van de rechtbank Rotterdam van 16 september 2008, waarbij ten aanzien van de informatieregeling een eindbeslissing is gegeven. Ingevolge artikel 358 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering was de termijn waarbinnen hoger beroep tegen die beschikking kon worden ingesteld op het moment van indiening van het beroepschrift reeds verstreken. Het beroep had immers ingesteld moeten worden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak. Het beroep is derhalve te laat ingesteld, zodat de moeder niet-ontvankelijk is in haar beroep tegen de beschikking van 16 september 2008.
7. Uit het vorenstaande volgt dat thans in principaal appel nog uitsluitend de door de rechtbank bij beschikking van 11 januari 2010 bepaalde informatieregeling tussen partijen in geschil is.
Informatieregeling
8. De moeder stelt zich op het standpunt dat op grond van artikel 1:377b lid 2 BW het belang van de minderjarige eist dat de uit de wet voortvloeiende informatie- en consultatieverplichting van een ouder in de onderhavige zaak buiten toepassing wordt verklaard. De moeder voert daartoe aan dat de minderjarige tijdens het huwelijk van partijen te maken heeft gehad met verbale en fysieke agressie door de vader en dat tevens sprake is geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag van de vader ten opzichte van de minderjarige. De moeder wijst daarbij voorts op de verklaring van de psycholoog drs. E. Rijntjes, bij wie de minderjarige onder behandeling is, inhoudende dat het moeten nakomen van een informatieverplichting een te grote emotionele belasting voor de minderjarige zal zijn, die ook van negatieve invloed zal zijn op het ontwikkelingsproces dat zij doormaakt.
9. De vader betwist dat nakoming door de moeder van de informatieverplichting in strijd is met het belang van de minderjarige. De vader ontkent dat hij verbaal en fysiek agressief tegen de minderjarige is geweest of dat hij zich seksueel grensoverschrijdend tegenover haar heeft gedragen. De vader vreest dat de psychische klachten van de minderjarige voortkomen uit het loyaliteitsconflict waarin zij zich bevindt. Voorts betoogt de vader dat de behandelaar van de minderjarige ervan uit lijkt te zijn gegaan dat de minderjarige zelf de informatie aan de vader dient te verstrekken, hetgeen niet het geval is.
10. Het hof overweegt als volgt. Uit de door de partijen overgelegde stukken kan worden afgeleid dat zij gezamenlijk het gezag uitoefenen over de minderjarige. De moeder baseert haar verzoek op artikel 1:377b lid 1 BW. Dit artikel ziet echter op de situatie dat er sprake is van éénoudergezag. Op het onderhavige verzoek is van toepassing de geschillenregeling als opgenomen in artikel 1:253a lid 2 sub c BW. Het hof is van oordeel dat, de belangen van ouders en de minderjarige afwegende, het verzoek van de moeder om een informatieregeling buiten toepassing te laten, dient te worden toegewezen. Het is het hof gebleken dat de minderjarige zich fel verzet tegen informatieverstrekking aan de vader. Hoewel voor het hof niet valt vast te stellen waarin de oorsprong van het verzet ligt, acht het hof het in dit geval wel van belang er waarde aan te hechten, in die zin dat het belang van de minderjarige bij rust op het thuisfront op dit moment dient te prevaleren boven het belang van de vader bij het handhaven van een informatievoorziening waartegen de minderjarige zich hardnekkig verzet.
11. Gelet op het vorenstaande heeft de vader geen belang meer bij zijn verzoek in incidenteel appel. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen.
12. Het hof beslist mitsdien als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP IN PRINCIPAAL EN INCIDENTEEL APPEL
Het hof:
verklaart de moeder niet ontvankelijk in haar verzoek tot vernietiging van de beschikking van 16 september 2008 van de rechtbank Rotterdam;
vernietigt de beschikking van 11 januari 2010 van de rechtbank Rotterdam en bepaalt, met wijziging van de beschikking van 16 september 2008, dat vanaf heden een informatieregeling met betrekking tot de minderjarige als bedoeld in artikel 1: 253a lid 2 sub c van het Burgerlijk Wetboek buiten toepassing blijft;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen in hoger beroep meer of anders verzocht is.
Deze beschikking is gegeven door mrs. De Haan-Boerdijk, Van Leuven en Fockema Andreae-Hartsuiker, bijgestaan door mr. Wittich-de Ridder als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 januari 2011.