GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 5 januari 2011
Zaaknummer : 200.069.061/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 09-5769
[De vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. H. Polat te ’s-Gravenhage,
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. H.H. Keereweer te Zoetermeer.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 22 juni 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 23 maart 2010 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De moeder heeft op 4 augustus 2010 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 11 augustus 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Op 21 oktober 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschikking van 15 augustus 2006 en de bestreden beschikking.
Bij beschikking van 15 augustus 2006 heeft de rechtbank de door de vader met ingang van 15 augustus 2006 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [sub 1], geboren [in] 1995 te [geboorteplaats en -land], [sub 2], geboren [in] 1996 te [geboorteplaats en -land] en [sub 3], geboren [in] 1998 te [geboorteplaats en -land] (hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen) bepaald op € 49,- per maand per kind.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader om – met wijziging van de beschikking van 15 augustus 2006 – met ingang van 1 augustus 2008 de kinderalimentatie op nihil te stellen, althans op een zodanig bedrag als de rechtbank juist acht, afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen (hierna te noemen: de kinderalimentatie).
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen, en, naar het hof begrijpt: opnieuw beschikkende, te bepalen dat de beschikking van de rechtbank van 15 augustus 2006 gewijzigd wordt en dat hij per 15 augustus 2006 niet langer gehouden is de kinderalimentatie te voldoen, althans de kinderalimentatie op een zodanig bedrag vast te stellen en met ingang van een zodanige datum als het hof juist acht.
3. De moeder heeft het beroep van de vader gemotiveerd weersproken. Zij heeft verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Niet voldoen aan de wettelijke maatstaven
4. De vader wenst primair wijziging van de beschikking van 15 augustus 2006 aangezien deze van aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan doordat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De vader heeft daartoe aangevoerd dat destijds geen rekening is gehouden met zijn schulden. Bovendien heeft de rechtbank slechts rekening gehouden met de helft van de huur, terwijl de vader in zijn visie de gehele huur heeft voldaan.
5. Naar het oordeel van het hof heeft de vader zijn stellingen niet, althans onvoldoende, onderbouwd met adequate bescheiden, waaruit kan worden afgeleid dat de beschikking van 15 augustus 2006 van aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan. De vader heeft – ondanks zijn desbetreffende toezegging in zijn appelschrift – geen, althans onvoldoende gegevens overgelegd omtrent zijn schulden, noch heeft de vader bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat hij de volledige huur voor zijn rekening heeft genomen. Het door de vader primair aangevoerde faalt derhalve.
Wijziging van omstandigheden
6. Subsidiair wenst de vader wijziging van de beschikking van 15 augustus 2006 aangezien deze door wijziging van omstandigheden niet langer voldoet aan de wettelijke maatstaven als bedoeld in artikel 1:401 lid 1 BW. Volgens de vader heeft de rechtbank ten onrechte niet zijn lasten meegewogen en zijn inleidend verzoek afgewezen. De vader heeft daartoe een viertal wijzigingen van omstandigheden aangevoerd, ten aanzien waarvan het hof als volgt oordeelt.
7. De vader heeft aangevoerd dat zijn zus enkele weken na de beschikking van 15 augustus 2006 is vertrokken. Sedertdien woont de vader alleen. In de visie van de vader dient bij de berekening van zijn draagkracht rekening te worden gehouden met de volledige huurlasten. Naar het oordeel van het hof heeft de vader zijn stelling op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Niet is komen vast te staan dat de zus van de vader daadwerkelijk de woning van de vader heeft verlaten.
8. Als tweede grond voor wijziging van de beschikking van 15 augustus 2006 heeft de vader aangevoerd dat er na de zitting van de rechtbank in augustus 2006 loonbeslag is gelegd op zijn inkomen. Nu ter terechtzitting is komen vast te staan dat het loonbeslag verband houdt met de onderhoudsverplichting van de vader ten opzichte van de minderjarigen, is het hof van oordeel dat er zich geen relevante wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan.
9. De door de vader aangevoerde derde grond voor wijziging van de beschikking van 15 augustus 2006, treft evenmin doel. Immers, de vader heeft weliswaar aangevoerd dat de moeder eerst in 2009, nadat zij uit de bijstand is komen, het LBIO heeft ingeschakeld voor het innen van de kinderalimentatie, doch wat daar verder ook van zij, het ontheft de vader niet van zijn onderhoudsverplichting ten opzichte van de minderjarigen.
10. Als vierde en tevens laatste grond voor wijziging van de beschikking van 15 augustus 2006 heeft de vader aangevoerd dat de moeder vanaf 2006 heeft gewerkt en vervolgens een uitkering heeft genoten. Volgens de vader verdiende de moeder meer dan de vader, zodat een draagkrachtvergelijking dient te worden opgesteld. Naar het oordeel van het hof dienen daartoe beide partijen hun financiële gegevens over te leggen. Echter, de vader heeft onvoldoende inzicht in zijn draagkracht gegeven. De vader heeft geen recente financiële gegevens overgelegd. Het had op de weg van de vader gelegen om, nu hij verzoekt een draagkrachtvergelijking op te stellen, adequate bescheiden te produceren aan de hand waarvan zijn (actuele) draagkracht op deugdelijke wijze kan worden vastgesteld. Nu de vader heeft verzuimd deugdelijke gegevens met betrekking tot zijn financiële situatie over te leggen, noch (deugdelijke) informatie heeft verschaft over zijn lasten, is het voor het hof onmogelijk een draagkrachtvergelijking op te stellen.
11. Het geheel overziende is het hof van oordeel dat geen sprake is van een niet voldoen aan de wettelijke maatstaven, noch dat zich een relevante wijziging van omstandigheden ten opzichte van de beschikking van 15 augustus 2006 heeft voorgedaan. Mitsdien dient de bestreden beschikking te worden bekrachtigd. Hetgeen partijen ieder voor zich voorts nog naar voren hebben gebracht behoeft naar het oordeel van het hof geen bespreking, omdat dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dusamos, Stille en Bos, bijgestaan door mr. Berkelaar als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 januari 2011.