4.3.2. Het hof oordeelt als volgt.
In geschil is de uitleg en kwalificatie van hetgeen de erven en SVB in de onderhandse akte van februari 2009 zijn overeengekomen.
Het hof is op grond van het navolgende van oordeel dat sprake is van een overeenkomst van lastgeving.
In de considerans van de akte hebben SVB en de erven onder meer in aanmerking genomen dat zij overeenstemming hebben bereikt over de overdracht van de vordering van de erven op De Schelde aan SVB door middel van cessie, waarmee blijkens het opschrift van de akte 'cessie ter incasso' is bedoeld.
Onder 3.1. van de akte is bepaald dat "indien en voor zover ter zake van de Vordering een gehele of gedeeltelijke vergoeding van de door Partij 1 (hof: de erven) geleden en/of te lijden schade zal worden toegewezen bij in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak, dan wel op andere wijze een gehele of gedeeltelijke vergoeding van de door Partij 1 geleden en/of te lijden schade zal worden gerealiseerd, deze vergoeding onverwijld door SVB aan Partij 1 zal worden doorbetaald, vermeerderd met de over de vergoeding bij de rechterlijke uitspraak toegekende of op andere wijze overeengekomen of bepaalde rente".
Naar het oordeel van het hof blijkt aldus uit die considerans en het bepaalde onder 3.1. de bedoeling van de erven en SVB, te weten dat SVB op eigen naam ten behoeve van de erven een uitkering/schadevergoeding van De Schelde zal (trachten) te innen teneinde deze door te betalen aan de erven.
Voorts merkt het hof op dat in de akte uitdrukkelijk een aantal bevoegdheden van SVB zijn weergegeven onder nummer 4:
“4. Bevoegdheid SVB
4.1. SVB is - met uitsluiting van Partij 1 en/of anderen - bevoegd voor en/of namens Partij 1 met betrekking tot de Vordering, desgewenst op eigen naam:
4.1.1. overeenkomsten te sluiten met Partij A en/of derden, waaronder een vaststellingsovereenkomst waarbij de aan Partij 1 toe te kennen schadevergoeding op ook voor Partij 1 bindende wijze wordt vastgesteld;
4.1.2. gerechtelijke of arbitrale procedures te voeren om te geraken tot vaststelling van aansprakelijkheid van Partij A en/of te geraken tot een veroordeling van Partij A tot betaling van (een deel van) de Vordering;
4.1.3. voor het aan Partij 1 toekomende bedrag verhaal te zoeken op Partij A en/of derden en het aan Partij 1 toekomende bedrag te innen en daartoe al datgene te doen wat SVB wenselijk of noodzakelijk acht.
4.2. Partij 1 en SVB komen - voor zoveel nodig - overeen dat op de Vordering de wettelijke bepalingen betreffende de schadestaatprocedure van overeenkomstige toepassing zullen zijn.
Indien de akte een akte van cessie zou zijn, zou het opnemen van deze bevoegdheden van de cessionaris overbodig zijn, omdat de cessionaris na een voltooide overdracht als schuldeiser bevoegd is met betrekking tot de door cessie verkregen vordering een vaststellingsovereenkomst te sluiten, procedures te voeren etc. en die bevoegdheden niet behoeft te bedingen.
Het hof concludeert op grond van bovenstaande dat hier geen sprake is van cessie, maar van een cessie ter incasso, zijnde een obligatoire overeenkomst van lastgeving. SVB zal de vordering(en) tot vergoeding van materiële en immateriële schade in eigen naam kunnen vorderen ten behoeve van de erven.
Aan deze conclusie doet niet af dat in de akte -o.m. onder 1.1. en 1.2.- van overdracht van de vordering wordt gesproken, omdat, blijkens de verdere inhoud en strekking van de akte, met die omschrijving niet is bedoeld een zakenrechtelijke overgang maar het toekennen van de bevoegdheid om op eigen naam vorderingen te innen.