Rolnummer: 22-000016-10
Parketnummer: 11-710330-09
Datum uitspraak: 27 januari 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht van 21 december 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 13 januari 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis. Voorts zijn de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, telkens met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 januari 2009 te Dordrecht (aan het [a-straat]) meermalen, althans eenmaal, opzettelijk en wederrechtelijk de hierna te noemen goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbende(n), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en wel:
- een (personen)auto (merk: Ford, type: Escort, kleur: groen, kenteken: [kenteken 1]), toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of
- een (personen)auto (merk: Daewoo, type: Espero, kleur: grijs, kenteken: [kenteken 2]), toebehorende aan [aangever 3] en/of
- een (personen)auto (merk: Mitsubishi, kleur: rood, kenteken: [kenteken 3]), toebehorende aan [aangever 4] en/of
- een (bedrijfs)auto (merk: Mercedes-Benz, kleur: geel, kenteken: [kenteken 4]), toebehorende aan [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of
- (een) deur(en) en/of (een) ra(a)m(en), althans hout- en/of glaswerk van de entree van het flatgebouw [a-straat] ([nummers] en/of [nummers]), toebehorende aan woonstichting Progrez heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door (telkens) (met een hard en/of scherp en/of puntig voorwerp) krassen aan te brengen op voornoemde auto('s) en/of voornoemd(e) (entree van het) flatgebouw.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 januari 2009 te Dordrecht (aan het [a-straat]) meermalen opzettelijk en wederrechtelijk de hierna te noemen goederen toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden, en wel:
- een (personen)auto (merk: Ford, type: Escort, kleur: groen, kenteken: [kenteken 1]), toebehorende aan [aangever 1] en
- een (personen)auto (merk: Daewoo, type: Espero, kleur: grijs, kenteken: [kenteken 2]), toebehorende aan [aangever 3] en
- een (personen)auto (merk: Mitsubishi, kleur: rood, kenteken: [kenteken 3]), toebehorende aan [aangever 4] en
- een (bedrijfs)auto (merk: Mercedes-Benz, kleur: geel, kenteken: [kenteken 4]), toebehorende aan [aangever 6] en
- glaswerk van de entree van het flatgebouw [a-straat] ([nummers] en/of [nummers]), toebehorende aan woonstichting Progrez heeft beschadigd door telkens krassen aan te brengen op voornoemde auto's en voornoemde entree van het flatgebouw.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Het hof acht de verklaringen van de getuigen [aangever 1] en [aangever 2] betrouwbaar. Het door de raadsvrouw bij pleidooi aangevoerde maakt dat oordeel niet anders. Het is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden, dat deze getuigen enige reden hebben gehad de verdachte, die zij goed kenden en met wie zij een goede verstandhouding hadden, valselijk te beschuldigen. Evenmin ziet het hof reden om te twijfelen aan de kwaliteit van de waarnemingen van deze getuigen. Beide getuigen hebben ieder voor zich verklaard dat zij de verdachte op 24 januari 2009 omstreeks 4.10 uur/4.15 uur te Dordrecht op het [a-straat] hebben waargenomen. Beiden hebben de verdachte handelingen zien verrichten aan auto's. [aangever 1] beschrijft deze handelingen (dossierpagina's 37 en 38) alsof de verdachte iets op de auto's schreef. [aangever 2] heeft verklaard (dossierpagina's 39 en 40) dat zij heeft gezien dat de verdachte handelingen verrichtte welke leken op het maken van krassen op auto's en op ramen van het in de bewezenverklaring genoemde flatgebouw.
De verdachte heeft daar ter terechtzitting in hoger beroep tegenover gesteld dat hij op de bewuste ochtend rond 4.00 uur de uitgaansgelegenheid [uitgangsgelegenheid] te Dordrecht heeft verlaten, waarna hij met [betrokkene 1] naar [betrokkene 1] is auto is gelopen. Onderweg naar de auto hebben zij gesproken met [betrokkene 2]. Vervolgens zijn de verdachte en [betrokkene 1] in [betrokkene 1] is auto gestapt. De verdachte is vervolgens -naar eigen zeggen- rond 4.30 uur op de [b-straat] door [betrokkene 1] afgezet, waarna hij daar nog een uur heeft gezeten. Tussen 5.30 uur en 5.45 uur ging hij zijn woning aan het [a-straat], nabij het [pad], binnen.
De verklaringen van de ter terechtzitting gehoorde getuigen [betrokkene 2] en [betrokkene 1] sluiten naar het oordeel van het hof geenzins uit dat de verdachte omstreeks 4.10 uur/4.15 uur op het [a-straat] is geweest, zoals door [aangever 1] en [aangever 2] verklaard. Immers, de getuige [betrokkene 1] noch de getuige [betrokkene 2] kan bevestigen dat de verdachte na het verlaten van [betrokkene 1] is auto aan de [b-straat], op korte loopafstand van het [a-straat] en het [pad] gelegen, daar nog een uur heeft gezeten. Het dossier biedt ook overigens geen steun voor die stelling.
Dat een ander dan de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan acht het hof dan ook op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft meerdere auto's en glaswerk van een entree van een flatgebouw bekrast. Dit zijn ergerlijke feiten, waardoor financiële schade aan de benadeelden wordt berokkend en gevoelens van onbehagen in de samenleving worden teweeggebracht.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 december 2010, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [aangever 1]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 1], in rechte vertegenwoordigd door [aangever 2], zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 450,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij evenwel aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 450,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1].
Vordering tot schadevergoeding [aangever 3]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 737,80.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij evenwel aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 3]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 737,80 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever 3].
Vordering tot schadevergoeding [aangever 6]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 5] zich als vertegenwoordiger van [aangever 6] als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 1.200,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij evenwel aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 6]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 1.200,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever 6].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 (twintig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Beveelt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 1] tot het gevorderde bedrag van EUR 450,00 (vierhonderdvijftig euro), en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde voorts de verplichting op om ten behoeve van [aangever 1] aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 450,00 (vierhonderdvijftig euro) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 9 (negen) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft. Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 3] tot het gevorderde bedrag van EUR 737,80 (zevenhonderdzevenendertig euro en tachtig cent), en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde voorts de verplichting op om ten behoeve van [aangever 3] aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 737,80 (zevenhonderdzevenendertig euro en tachtig cent) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 14 (veertien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft. Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 6] tot het gevorderde bedrag van EUR 1.200,00 (duizend tweehonderd euro), en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde voorts de verplichting op om ten behoeve van [aangever 6] aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 1.200,00 (duizend tweehonderd euro) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 22 (tweeëntwintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft. Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Dit arrest is gewezen door mr. G.P.A. Aler, mr. R.M. Bouritius en mr. M.C.R. Derkx, in bijzijn van de griffier mr. C. Hol. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 januari 2011.