”(…)
Omvang van het geding
4.2.1 Na het tussen partijen gesloten compromis, neergelegd in de beschikking van 31 juli 1997, is met de brief van 6 augustus 1998, kenmerk VB97/1392, alsnog de gelegenheid geboden voor de kwartalen waarvoor rechtgeldig bezwaar is gemaakt gegevens aan te leveren omtrent inslag van wijn in de kredietbergplaats onder dekking van documenten Benelux 40. Hierop is bij voor bezwaar vatbare beschikking van 29 juni 1999 een aanvullende teruggaaf van wijnaccijns verleend. Tegen laatstvermelde beschikking is [belanghebbende] in bezwaar en vervolgens in beroep gekomen. Derhalve kan in dit beroep alleen aan de orde komen de teruggaaf van accijns over de periode derde kwartaal 1986 tot en met derde kwartaal 1989, voor zover die teruggaaf ziet op inslag van wijn in de kredietbergplaats van [belanghebbende] onder dekking van documenten Benelux 40.
4.2.2 Over de stelling van [belanghebbende] dat door het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1991, C-208/90, Jur. 1991, I-4269 de periode waarop het bezwaar ziet, is uitgebreid met de periode 1 oktober 1989 tot en met 31 december 1991 overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank begrijpt deze stelling aldus, dat [belanghebbende] in beroep mede opkomt tegen het niet verlenen van teruggaaf onder dekking van documenten Benelux 40 over de periode vierde kwartaal 1989 tot en met vierde kwartaal 1991. In HvJ EG 13 januari 2004, zaak C-453/00, BNB 2004/150, LJN A01933 is ingegaan op de vraag of een door het Hof van Justitie uitgelegde regel van gemeenschapsrecht door een bestuursorgaan in de uitoefening van zijn bevoegdheden ook moet worden toegepast op rechtsbetrekkingen die zijn ontstaan vóór het arrest van het Hof waarin uitspraak wordt gedaan over het verzoek om uitlegging. Het Hof van Justitie heeft die vraag in beginsel bevestigend beantwoord, maar heeft daaraan een aantal (cumulatieve) voorwaarden verbonden, waaronder de voorwaarde dat het in geding zijnde besluit definitief is geworden ten gevolge van een uitspraak van een nationale rechterlijke instantie waarvan de beslissingen niet vatbaar zijn voor hoger beroep.
Gesteld noch gebleken is dat [belanghebbende] tijdig heeft verzocht om teruggaaf van accijns onder dekking van documenten Benelux 40 over de periode vierde kwartaal 1989 tot en met vierde kwartaal 1991. Derhalve is geen sprake van een situatie waarin het niet verlenen van teruggaaf uiteindelijk het gevolg is van een definitieve uitspraak van in dit geval de Hoge Raad, zodat [belanghebbende] in deze procedure niet kan opkomen tegen het niet verlenen van teruggaaf onder dekking van documenten Benelux 40 over de periode vierde kwartaal 1989 tot en met vierde kwartaal 1991. [De Inspecteur] had het bezwaar van [belanghebbende] in zoverre niet-ontvankelijk moeten verklaren. Het beroep dient hierom gegrond te worden verklaard.
4.2.3 Over het niet meenemen van de eindvoorraad wijn per ultimo 1991 in de berekening van de teruggaaf is in de beschikking van 29 juni 1999 vermeld dat het voor wat betreft dit element niet nodig is om een bezwaarschrift in te dienen tegen de beschikking om de aanspraken daarop rechtens te handhaven, omdat daarover namelijk te zijner tijd bij afzonderlijke, voor bezwaar vatbare beschikking een beslissing zal worden genomen.
In bezwaar komt [belanghebbende] wel op tegen het niet meenemen van de eindvoorraad 1991. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 11 augustus 2006, nr. 40.848, LJN AS4129 heeft [de Inspecteur] het bezwaar van [belanghebbende] integraal, en derhalve ook op het punt van de eindvoorraad 1991 afgewezen. De omstandigheid dat de Hoge Raad zich heeft uitgelaten over het meenemen van de eindvoorraad 1991 ontslaat [de Inspecteur] echter niet van de verplichting ter zake een meermalen toegezegde voor bezwaar vatbare beslissing te nemen. Nu [de Inspecteur] dat ten tijde van de uitspraak op bezwaar nog niet had gedaan, had hij het bezwaar in zoverre eveneens niet-ontvankelijk moeten verklaren.
4.2.4 Voorts kan [belanghebbende] in dit beroep niet alsnog opkomen tegen het compromis en de beschikking van 31 juli 1997 en - meer in het algemeen - tegen aangelegenheden die vallen buiten de reikwijdte van uiteindelijk de beschikking van 29 juni 1999. Het beroep dient in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Voor zover het beroep ziet op grieven die geen betrekking hebben op de teruggaaf inzake inslag van wijn in de kredietbergplaats van [belanghebbende] onder dekking van documenten Benelux 40 over de periode vierde kwartaal 1986 tot en met derde kwartaal 1989, kunnen deze in de onderhavige procedure niet aan de orde komen.
Teruggaaf inslagen Benelux 40 over de periode derde kwartaal 1986 tot en met derde kwartaal 1989
4.3.1 Naar aanleiding van de in 2.8 vermelde brief van de Staatssecretaris van 6 augustus 1998 heeft [belanghebbende] om teruggaaf van accijns over 246.211 liter ingeslagen wijn gevraagd. Naar de rechtbank begrijpt, ziet deze hoeveelheid ingeslagen wijn op de periode vierde kwartaal 1986 tot en met derde kwartaal 1989. Bij brief van 20 april 2009 heeft de rechtbank [de Inspecteur] een aantal vragen voorgelegd. Op de vraag op grond waarvan hij tot de conclusie is gekomen dat met betrekking tot een gedeelte van de met document Benelux 40 ingeslagen hoeveelheid wijn niet aan de vereiste verstrekking van gegevens was voldaan, heeft [de Inspecteur] - voor zover van belang - als volgt geantwoord:
”Naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie heeft de Tariefcommissie op 23 september 1996 beslist dat vruchtenwijn gelijksoortig is aan bepaalde soorten druivenwijn. Dit houdt in, dat niet alle soorten wijn voor teruggaaf in aanmerking komen. Op basis van de uitspraken van de Tariefcommissie heeft de Staatssecretaris in samenspraak met de overkoepelende organisatie voor wijnimporteurs overzichtslijsten samengesteld van soorten wijn waarvoor wel en geen teruggaaf kan worden verleend. Bij deze lijsten is aangesloten bij de goederencodes. Deze lijsten zijn als bijlagen 1 t/m 4 gevoegd achter de brief van de Staatssecretaris van 5 december 1996. Zo komt sherry, evenals mousserende wijn en druivenmost, niet voor teruggaaf in aanmerking. Nu niet alle wijn voor teruggaaf in aanmerking komt, betekent dit in het onderhavige geval dat [belanghebbende] moet aantonen dat de wijn die zij met Benelux 40 heeft ingeslagen, wijn is waarvoor teruggaaf kan worden verleend. Bijkomende moeilijkheid hierbij is dat het formulier Benelux 40 slechts een summiere goederenomschrijving kent waar vaak de goederencode op ontbreekt. Dit is de reden dat ik [belanghebbende] in de gelegenheid heb gesteld administratieve bescheiden, zoals facturen, over te leggen om haar claim te onderbouwen. [Belanghebbende] heeft zelf opgegeven dat zij in de periode 4e kwartaal 1986 t/m 3e kwartaal 1989 een hoeveelheid van 246.211 liter heeft ingeslagen met Benelux 40. Voor een hoeveelheid van 19.087 liter kon [belanghebbende] geen facturen overleggen of soortgelijke bescheiden waaruit de soort en oorsprong van de wijn bleek. Voor deze hoeveelheid heb ik derhalve geen teruggaaf verleend. Kopieën van de facturen met een overzicht van [belanghebbende] (bijlage 2) en een controletelling van de douane (bijlage 3) voeg ik bij.”.
4.3.2 Daartoe in de gelegenheid gesteld door de rechtbank heeft [belanghebbende] bij brief van 23 september 2009 gereageerd op de antwoorden van [de Inspecteur] naar aanleiding van de brief van de rechtbank van 20 april 2009. Op de hiervoor onder 4.3.1 aangehaalde toelichting van [de Inspecteur] heeft [belanghebbende] geantwoord:
”De beantwoording van deze vraag door de Douane wordt door [belanghebbende] gevolgd.”
4.3.3 Overigens heeft [belanghebbende] niet aannemelijk gemaakt dat de totale teruggaaf van ƒ 4.025.707,70 op een onjuist bedrag is berekend en de rechtbank heeft in de berekening ook geen onregelmatigheden aangetroffen. Derhalve is het beroep in zoverre ongegrond.
Duur bezwaarfase
4.4 De stelling van [belanghebbende] dat de lange duur van de bezwaarfase mee moet brengen dat het beroep alleen daarom al gegrond moet worden verklaard, vindt steun in het recht noch in de jurisprudentie.
De rechtbank overweegt dienaangaande ten overvloede dat [de Inspecteur] bij brief van 30 juli 1999 aan [belanghebbende] heeft meegedeeld dat hij het bezwaar zou aanhouden totdat de rechter uitspraak zou hebben gedaan in een procedure over de eindvoorraad 1991. Bij brief van 31 augustus 1999 heeft [belanghebbende] daarop gereageerd met de mededeling dat zij daarop zou terugkomen. [De Inspecteur] heeft onweersproken gesteld dat [belanghebbende] daarop niet is teruggekomen. Eveneens ten overvloede overweegt de rechtbank dat [belanghebbende] tegen het uitblijven van de uitspraak op bezwaar beroep had kunnen instellen, maar dat zij van die mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt. (…)”