ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ1661

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.060.177/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Stollenwerck
  • J. Labohm
  • M. Mertens-de Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgemeenschap onder Marokkaans recht met betrekking tot belastingtoeslagen

In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgemeenschap tussen een vrouw en een man, waarbij het huwelijksvermogensregime wordt beheerst door Marokkaans recht. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin haar verzoek tot verdeling van de gemeenschappelijke boedel, met name de schulden, werd afgewezen. De vrouw verzoekt het hof om de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen en de man te veroordelen tot betaling van zijn aandeel in de gezamenlijke schulden, die in totaal € 13.681,-- bedragen. De man verzet zich tegen het beroep en vraagt om niet-ontvankelijk verklaring van de vrouw, dan wel afwijzing van haar verzoek.

De zaak is behandeld op 25 februari 2011, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun advocaten. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw en de man hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd is. Het hof overweegt dat de vrouw haar vordering baseert op artikel 2 van de Wet conflictenrecht huwelijksbetrekkingen (WCHb), en dat de kosten van de gewone gang van de huishouding door beide partijen gezamenlijk zijn gedragen.

Het hof concludeert dat de toeslagen die door de belastingdienst zijn verstrekt, ter dekking van de kosten van de huishouding zijn verstrekt. De vrouw heeft echter niet voldoende bewijs geleverd om de regresvordering tegen de man vast te stellen. Het hof bekrachtigt daarom de bestreden beschikking, maar wijst het verzoek van de man tot kostenveroordeling af. De beslissing van het hof is gegeven op 23 maart 2011.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 23 maart 2011
Zaaknummer : 200.060.177/01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 08-345 en F1 RK 08-1195
[appellant]
wonende op een geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. W.J.G. Schröder te Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. ir H.H. Veurtjes te Rotterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 15 maart 2010 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 17 december 2009 van de rechtbank Rotterdam.
De man heeft op 29 april 2010 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vrouw:
- op 23 april 2010 een brief d.d. 22 april 2010 met bijlagen.
De zaak is op 25 februari 2011 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de advocaat van de vrouw;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking en de beschikking van 30 oktober 2008 van de rechtbank van Rotterdam.
Bij de beschikking van 30 oktober 2008 heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en ten aanzien van de vermogensrechtelijke afwikkeling de procedure pro forma aangehouden.
Bij de beschikking van 17 december 2009 heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, het inleidend verzoek van de vrouw tot verdeling van de gemeenschappelijke boedel, in het bijzonder de schulden, afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
Algemeen
1. In geschil is de verdeling van de huwelijksgemeenschap voor zover het betreft de kredietfaciliteit bij de ABN AMRO bank en de terugvordering door de belastingdienst van diverse belastingtoeslagen over de jaren 2006 tot en met 2008.
2. De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking (gedeeltelijk) te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de man aan de vrouw ter zake van zijn aandeel in de schulden van partijen dient te betalen een bedrag ter grootte van de helft van de gezamenlijke schulden van partijen, zijnde € 13.681,-- dan wel enig ander bedrag dat door het hof ex aequo et bono zal worden vastgesteld.
3. De man bestrijdt het beroep en verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet dit toelaat, de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren, althans het verzochte af te wijzen en in alle gevallen de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Bevoegdheid en toepasselijk recht
4. De Nederlandse rechter is in dezen bevoegd op grond van artikel 3 sub a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Immers, partijen hebben hun gewone verblijfplaats in Nederland ([woonplaats]).
5. Voorts is niet in geschil dat het huwelijksvermogensregime van partijen in beginsel wordt beheerst door Marokkaans recht.
De kredietfaciliteit en de terugvordering van belastingtoeslagen
6. De vrouw heeft - daartoe bevraagd door het hof - ter zitting gesteld dat haar vordering jegens de man is gebaseerd op artikel 2 van de Wet conflictenrecht huwelijksbetrekkingen (hierna: WCHb). In de visie van de vrouw zijn uit het krediet bij de ABN AMRO bank betaald de kosten van de gewone gang van de huishouding. Voorts begrijpt het hof uit de toelichting van de vrouw dat zij van mening is dat de terugvordering van de belastingtoeslagen eveneens dient te worden aangemerkt als kosten van de gewone gang van de huishouding.
7. De man erkent dat ten behoeve van de kosten van de gewone gang van de huishouding door partijen een bedrag van ongeveer € 6.300,-- is opgenomen ten laste van het krediet bij de ABN AMRO bank. Voorts heeft de man ter zitting verklaard dat hij een bedrag van ruim € 4.000,-- heeft gestort op de rekening van de vrouw. Voorts heeft de man gesteld dat uit zijn inkomen zijn betaald de maandelijkse huur, de gas-, water- en elektrakosten. De toeslagen die de vrouw thans vordert heeft zij in eerste aanleg niet gevorderd. De toeslagen zijn niet in zijn privé vermogen gevallen.
8. Het hof overweegt als volgt. Op grond van de door de advocaat van de vrouw gegeven toelichting, zal het hof voor de grondslag van de vordering van de vrouw uitgaan van artikel 2 van de WCHb alsmede artikel 1:85 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof verstaat de door de vrouw gestelde vordering - zoals nader toegelicht ter zitting - als een regresvordering op de man vanwege door haar betaalde kosten van de gewone gang van de huishouding waarvoor beide partijen - ongeacht hun huwelijksvermogensregime - op grond van artikel 2 WCHb aansprakelijk zijn.
9. Ingevolge het bepaalde in artikel 2 van de WCHb wordt de vraag of en in hoeverre de ene echtgenoot aansprakelijk is voor verbintenissen ten behoeve van de gewone gang van het huishouden, welke door de andere echtgenoot zijn aangegaan, indien die andere echtgenoot en de wederpartij ten tijde van het aangaan van de verbintenis hun gewone verblijfplaats hadden in dezelfde Staat, beheerst door het recht van die Staat.
10. Niet bestreden is dat ten laste van de gewone gang van de kosten van de huishouding een bedrag van € 6.300,-- ten laste van het krediet faciliteit bij de ABN AMRO bank is gebracht. Hier tegenover staat dat de man een bedrag van € 4.696,35 heeft gestort op de rekening van de vrouw ten behoeve van de gewone gang van de kosten van de huishouding. Voorts heeft de man uit zijn inkomen voldaan de kosten van huur, gas, water en elektra. Door de vrouw is niet bestreden dat de man een bedrag van € 4.696,35 op haar rekening heeft gestort.
11. De verstrekte toeslagen zijn afhankelijk geweest van het inkomen partijen. Uit het appelschrift volgt dat de toeslagen zijn verstrekt voor:
- Kinderopvangtoeslag;
- Huurtoeslag;
- Zorgtoeslag.
Het totaal bedrag aan ten onrechte verkregen toeslagen bedraagt € 9.362,--.
12. Het hof is van oordeel dat de toeslagen aldus verstrekt zijn ter dekking van de kosten van de gewone gang van de huishouding. Nu de belastingdienst voormelde toeslagen terug vordert is het hof van oordeel dat de vordering van de belastingdienst kan worden aangemerkt als kosten met betrekking tot de gewone gang van de huishouding.
13. Op basis van de door de vrouw verstrekte gegevens en het door de man gevoerde verweer kan het hof niet vaststellen of en, zo ja, tot welk bedrag de vrouw op de man een regresvordering heeft met betrekking tot de kosten van de gewone gang van de huishouding.
14. Om een regresvordering te kunnen vaststellen dient het hof te beschikken over de inkomensgegevens van beide partijen alsmede een totaal overzicht van de kosten van de gewone gang van de huishouding en wie wat heeft betaald.
Kostenveroordeling
15. Het hof ziet geen reden voor een kostenveroordeling en zal het daartoe strekkende verzoek van de man afwijzen.
Bekrachtiging
16. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen dient de bestreden beschikking onder aanvulling van de gronden te worden bekrachtigd.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stollenwerck, Labohm en Mertens-de Jong, bijgestaan door mr. Wittich-de Ridder als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 maart 2011.