Rolnummer: 22-000574-10
Parketnummer: 11-500408-09
Datum uitspraak: 28 april 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 21 januari 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
[adres]
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 14 april 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vier jaren met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt dat verdachte medewerking moet verlenen aan de uitvoering van het plan van aanpak als opgenomen in het door de reclassering over verdachte opgestelde rapport van
29 december 2009. Tevens is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Voorts is de verdachte veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaren, waarbij de tijd, gedurende welke het rijbewijs van verdachte ingevolge de Wegenverkeerswet 1994 ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van deze bijkomende straf in mindering wordt gebracht.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep is op
26 november 2010 ingetrokken.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 september 2009 te Dordrecht opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet
- als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto) en/of
- om ongeveer 08.29 uur (tijdens de ochtendspits) en/of
- rijdende op de Stadspolderring en/of
- met een snelheid gereden, welke gelegen was tussen de 54 kilometer per uur en/of 78 kilometer per uur, in ieder geval met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur (binnen de bebouwde kom) en/of
- met de zonneklep(pen) (voor de voorruit) in zijn motorrijtuig naar beneden geklapt en/of
- een (voor hem bestemd) rood verkeerslicht genegeerd en/of
waarna hij tegen een fietster [slachtoffer] is aangereden en/of gebotst (die gezien de rijrichting van verdachte) komende van rechts vanaf een fietspad de weg overstak,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 september 2009 te Dordrecht als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Stadspolderring, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te rijden, immers
heeft hij verdachte gereden in een motorrijtuig, (om ongeveer 08.29 uur),
-tijdens de ochtendspits- met een snelheid welke gelegen was tussen de 54 kilometer per uur en 78 kilometer per uur, op een weg de Stadspolderring, in ieder geval met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur (binnen de bebouwde kom)
terwijl hij verdachte tijdens het besturen van de auto zijn blik heeft afgewend naar zijn verdachtes voet(en) en/of naar de onderzijde in het door verdachte bestuurde motorrijtuig, en/of gezocht naar een blikje en/of een potje en/of een dekseltje, althans een voorwerp en/of dat voorwerp heeft vastgehouden en/of vastgepakt, in ieder geval heeft hij verdachte niet voortdurend zijn blik en/of aandacht op de weg, althans op het verkeer op de weg gehouden
heeft hij verdachte, komende uit de richting van het Joke Smit erf bij het oprijden van de met verkeerslichten beveiligde kruising, deeluitmakende van de wegen de Stadspolderring en de Recklinghausenweg, en rijdende op de (meest rechter) rijstrook, bestemd voor het rechtdoorgaand verkeer, een verkeerslicht, genegeerd, dat in zijn richting rood licht uitstraalde en/of vervolgens met onverminderde snelheid (rechtdoor) gereden op die Stadspolderring op het moment dat een fietser(vanaf het Rudyard Kipling-erf) de Stadspolderring - gezien verdachtes rijrichting van rechts naar links- overstak
niet is gestopt voor de aldaar op het wegdek aangebrachte stopstreep
(vervolgens) met onverminderde snelheid het kruisingsvlak is opgereden
heeft hij verdachte toen en aldaar geen, althans onvoldoende snelheid verminderd en/of niet tijdig geremd toen de ten opzichte van hem, verdachte van rechts komende fietser dicht genaderd was en/of doende was de Stadspolderring over te steken en/of is hij toen aldaar niet, althans niet tijdig gestopt en/of is hij niet, althans onvoldoende uitgeweken voor genoemde fietser
heeft hij verdachte de snelheid van het door hem verdachte bestuurde motorrijtuig niet zodanig geregeld, dat hij in staat was, dat motorrijtuig tot stilstand te brengen, binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
waardoor hij met door hem bestuurde motorrijtuig (frontaal,in volle vaart) tegen die fietster is aangereden en/of gebotst,
tengevolge waarvan deze fietster (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
MEER SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, verdachte, op of omstreeks 25 september 2009 te Dordrecht als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de Stadspolderring,
heeft gereden in een motorrijtuig, (om ongeveer 08.29 uur), -tijdens de ochtendspits- met een snelheid welke gelegen was tussen de 54 kilometer per uur en 78 kilometer per uur, op een weg de Stadspolderring, in ieder geval met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur (binnen de bebouwde kom)
terwijl hij verdachte tijdens het besturen van de auto zijn blik heeft afgewend naar zijn verdachtes voet(en) en/of naar de onderzijde in het door verdachte bestuurde motorrijtuig, en/of gezocht naar een blikje en/of een potje en/of een dekseltje, althans een voorwerp en/of dat voorwerp heeft vastgehouden en/of vastgepakt, in ieder geval heeft hij verdachte niet voortdurend zijn blik en/of aandacht op de weg, althans op het verkeer op de weg gehouden
heeft hij verdachte, komende uit de richting van het Joke Smit erf bij het oprijden van de met verkeerslichten beveiligde kruising, deeluitmakende van de wegen de Stadspolderring en de Recklinghausenweg, en rijdende op de (meest rechter) rijstrook, bestemd voor het rechtdoorgaand verkeer, een verkeerslicht, genegeerd, dat in zijn richting rood licht uitstraalde en/of vervolgens met onverminderde snelheid (rechtdoor) gereden op die Stadspolderring op het moment dat een fietser(vanaf het Rudyard Kipling-erf) de Stadspolderring - gezien verdachtes rijrichting van rechts naar links- overstak
niet is gestopt voor de aldaar op het wegdek aangebrachte stopstreep
(vervolgens) met onverminderde snelheid het kruisingsvlak is opgereden
heeft hij verdachte toen en aldaar geen, althans onvoldoende snelheid verminderd en/of niet tijdig geremd toen de ten opzichte van hem, verdachte van rechts komende fietser dicht genaderd was en/of doende was de Stadspolderring over te steken en/of is hij toen aldaar niet, althans niet tijdig gestopt en/of is hij niet, althans onvoldoende uitgeweken voor genoemde fietser
heeft hij verdachte de snelheid van het door hem verdachte bestuurde motorrijtuig niet zodanig geregeld, dat hij in staat was, dat motorrijtuig tot stilstand te brengen, binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
waardoor hij met door hem bestuurde motorrijtuig (frontaal,in volle vaart) tegen die fietster is aangereden en/of gebotst,
tengevolge waarvan deze fietster (genaamd [slachtoffer]) werd gedood,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak feit 1 primair
Naar het oordeel van het hof is - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Partiële vrijspraken feit 1 subsidiair
Naar het oordeel van het hof is, anders dan de advocaat-generaal heeft betoogd, op grond van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en de zich in het dossier bevindende stukken, niet genoegzaam komen vast te staan dat de verdachte voorafgaande aan de aanrijding op de Stadspolderweg te Dordrecht met een hogere snelheid heeft gereden dan ter plaatse was toegestaan.
Het hof stelt in dit verband vast dat het zich in dossier bevindende proces-verbaal ongevalanalyse noch het overige bewijsmateriaal bewijs daarvoor bevat en de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep de snelheidsovertreding heeft ontkend. Derhalve kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte die bewuste 25 september 2009 de maximumsnelheid in de bebouwde kom heeft overschreden en spreekt het hof de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging vrij.
Voorts spreekt het hof de verdachte vrij van het tenlastegelegde "tijdens het besturen van de auto zijn blik heeft afgewend", maar acht het hof - gelet op de eigen verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep - in plaats daarvan bewezen dat de verdachte tijdens het besturen van de auto niet voortdurend zijn blik op de weg, althans op het verkeer op die weg, heeft gehouden.
Voor het overige ziet het hof geen aanleiding om af te wijken van de bewezenverklaring van de rechter in eerste aanleg, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, zoals hij deze heeft afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 14 april 2011;
- het proces-verbaal ongevalsanalyse1;
- het verslag als bedoeld in artikel 7/10 der Wet op de lijkbezorging 19912.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 september 2009 te Dordrecht als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Stadspolderring, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, te rijden, immers
heeft hij verdachte gereden in een motorrijtuig, (om ongeveer 08.29 uur),
terwijl hij tijdens het besturen van de auto niet voortdurend zijn blik op de weg, althans op het verkeer op de weg heeft gehouden
heeft hij, komende uit de richting van het Joke Smit erf bij het oprijden van de met verkeerslichten beveiligde kruising, deeluitmakende van de wegen de Stadspolderring en de Recklinghausenweg, en rijdende op de (meest rechter) rijstrook, bestemd voor het rechtdoorgaand verkeer, een verkeerslicht genegeerd, dat in zijn richting rood licht uitstraalde en vervolgens rechtdoor gereden op die Stadspolderring op het moment dat een fietser vanaf het Rudyard Kipling-erf de Stadspolderring - gezien verdachtes rijrichting van rechts naar links- overstak
niet is gestopt voor de aldaar op het wegdek aangebrachte stopstreep
het kruisingsvlak is opgereden
heeft hij toen en aldaar niet tijdig geremd toen de ten opzichte van hem, verdachte van rechts komende fietser dicht genaderd was en doende was de Stadspolderring over te steken en is hij toen aldaar niet gestopt en is hij niet uitgeweken voor genoemde fietser
heeft hij de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig niet zodanig geregeld, dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
waardoor hij met het door hem bestuurde motorrijtuig frontaal tegen die fietster is aangereden,
tengevolge waarvan deze fietster genaamd [slachtoffer] werd gedood.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en de schuld in roekeloosheid bestaat.
Strafbaarheid van de verdachte
Bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de over de verdachte opgemaakte deskundigenrapporten, zijnde de rapportage van dr. M.J. van Trommel, psychiater, van 1 december 2009 alsmede de rapportage van drs. A.F.J.M. Zwegers, psycholoog, d.d. 4 december 2009.
Uit het eerstgenoemde rapport komt naar vormen dat de verdachte stressgevoelig en onzelfstandig is en over een gering concentratievermogen beschikt. De verdachte bezit volgens de psychiater Trommel daarnaast een onderontwikkeld normbesef. Er wordt gerapporteerd dat de verdachte zich ten tijde van het tenlastegelegde in stressvolle omstandigheden bevond, die onder andere samenhangen met zijn uitzichtloze financiële situatie, zijn hoge werkdruk en het zich moeten waarmaken als vader en als levenspartner van zijn vriendin. Deze factoren interfereerden met zijn plicht om zich aan regels van verkeersveiligheid te houden. Op grond hiervan adviseert psychiater Van Trommel om - indien het tenlastegelegde bewezen wordt beschouwd - verdachte te beschouwen als licht verminderd toerekeningsvatbaar.
Blijkens het tweede rapport is de psycholoog Zwegers van oordeel dat er bij de verdachte sprake is van sociale, emotionele en verstandelijke beperkingen als gevolg waarvan de verdachte niet kan voldoen aan de eisen die in het dagelijks leven aan hem gesteld worden. De stress die daaruit voortkomt, versterkt het bij de verdachte aanwezige gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel. De deskundige acht aannemelijk dat de genoemde beperkingen het functioneren van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde in lichte mate hebben beïnvloed. Zwegers acht de verdachte derhalve enigszins verminderd toerekeningsvatbaar.
Het hof komt met in achtneming van de beschouwingen en de conclusies van deze deskundigen tot het oordeel dat de verdachte ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vier jaren met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt dat verdachte medewerking moet verlenen aan de uitvoering van het plan van aanpak als opgenomen in het door de reclassering over verdachte opgestelde rapport van 29 december 2009. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaren.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft als autobestuurder een dodelijk verkeersongeval veroorzaakt, ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij hierbij zeer roekeloos heeft gereden.
De verdachte was, zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard, reeds tientallen malen met zijn auto op het kruispunt geweest en wist dat ter plaatse een fietseroversteekplaats was. Hij reed met een snelheid van ongeveer 50 km/uur op de kruising af en remde niet af toen hij zag dat het voor hem geldende verkeerslicht rood was. Naar eigen zeggen vertrouwde hij erop dat het licht wanneer hij bij de stopstreep zou zijn aangekomen, wel op groen zou gaan, ook al was hij niet op de hoogte van de werking van de desbetreffende verkeerslichten. Bij de nadering van het kruispunt was zijn aandacht voor de verkeerssituatie bovendien zo beperkt dat hij niet heeft gezien dat de voor hem geldende lichten kort daarvoor op rood waren gesprongen en dat zich naast de verkeerslichten die boven de weg waren aangebracht ook een verkeerslicht pal rechts van zijn rijstrook bevond.
Terwijl hij op de kruising afreed heeft de verdachte (naar eigen zeggen) geen overstekende fietser gezien. Pas toen hij haar op enkele meters afstand was genaderd, zag hij het latere slachtoffer op haar fiets oversteken. Hij is toen met volle kracht gaan remmen, maar kon niet meer stoppen en reed met aanmerkelijke snelheid tegen de fietster aan.
Door aldus te handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een aaneenschakeling van gedragingen die aldus ernstig gevaar vormt voor de verkeersveiligheid en heeft de verdachte zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer op uiterst laakbare wijze miskend.
Door aldus te handelen heeft de verdachte het jeugdige slachtoffer haar leven ontnomen en haar nabestaanden onpeilbaar leed berokkend; haar vader heeft daarover ter terechtzitting in hoger beroep (wederom) verklaard.
Het hof heeft moeten vaststellen dat de verdachte, die beginnend bestuurder is, reeds meerdere malen met Justitie in aanraking is gekomen in verband met door rood licht rijden en andere verkeersovertredingen; bovendien was hij al enkele malen bij schadeveroorzakende verkeersincidenten betrokken. De verdachte heeft van een en ander kennelijk niet geleerd zijn verkeersgedrag aan te passen. Het hof zal hiermee bij de sanctionering rekening moeten houden.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het Reclasseringsadvies van de Stichting Reclassering Nederland d.d. 29 december 2009, alsmede de eerdervermelde gedragskundige rapportages.
Bij het bepalen van de op te leggen sancties heeft het hof mede acht geslagen op de toepasselijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting, die zijn vastgesteld door het landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS).
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Daarnaast is het hof van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden zeer aanzienlijke duur een geboden reactie vormt. Het hof merkt in dit verband nog op dat het - anders dan de stelling van de raadsman - niet alleen aan het Centraal Bureau voor Rijvaardigheidsbewijzen is om strikt op de waarborging van de verkeersveiligheid toe te zien, maar dat de strafrechter bij de strafoplegging ook de verkeersveiligheid dient te betrekken.
Over de duur van de ten aanzien van het voorwaardelijke gedeelte van de op te leggen vrijheidsstraf op te leggen proeftijd merkt het hof het volgende op. Sinds de inwerkingtreding van de Wet herijking strafmaxima op 1 februari 2006 kan in bepaalde gevallen een proeftijd worden opgelegd van maximaal tien jaren, indien er ernstig rekening moet worden gehouden met het risico dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen (artikel 14b, tweede lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafrecht).
Het hof acht een dergelijke situatie in het onderhavige geval aanwezig. Uit zowel het voormelde Reclasseringsadvies, als de voormelde gedragskundige rapportages, blijkt dat bij de verdachte het risico van recidive hoog, althans verhoogd wordt geacht. Het hof is op grond van deze rapportages en zijn beoordeling van de persoon van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep uit zijn verklaringen naar voren kwam, van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daarom acht het hof, met de rechtbank, langdurig toezicht geboden. Met het oog daarop ziet het hof dan ook geen aanleiding om ten aanzien van de aan het voorwaardelijk deel van de straf te verbinden proeftijd anders te beslissen dan de rechtbank heeft gedaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een op 3 (drie) maanden bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 4 (vier) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich in de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt dat verdachte medewerking moet verlenen aan de uitvoering van het plan van aanpak als opgenomen in het door de reclassering over verdachte opgestelde rapport van 29 december 2009.
Verstrekt aan deze instelling opdracht om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 120 (honderdtwintig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 5 (vijf) jaren.
Bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen bij de tenuitvoerlegging van deze bijkomende straf wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingehouden of ingevorderd is geweest.
Dit arrest is gewezen door mr. G.P.A. Aler,
mr. R.M. Bouritius en mr. F.C.V. de Groot, in bijzijn van de griffier mr. R.W. van Zanten.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 april 2011.
Mr. F.C.V. de Groot is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
1 Het proces-verbaal ongevalanalyse met bijlagen, d.d. 15 november 2009, van de politie Zuid-Holland-Zuid, in de wettelijke vorm opgemaakt en genummerd 250909.0829.0318.
2 Het verslag als bedoeld in artikel 7/10 der Wet op de lijkbezorging 1991, d.d. 25 september 2009, van de heer M. Mrahorovic, lijkschouwer der gemeente Dordrecht, opgenomen in het eindproces-verbaal PL 1810/09-505563 van de politie Zuid-Holland-Zuid, in de wettelijke vorm opgemaakt en genummerd AH.5.