ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ2934

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.069.744-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van Leuven
  • M. de Haan-Boerdijk
  • H. Hulsebosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van ondercuratelestelling en benoeming van curator

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 6 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, waarbij de betrokkene onder curatele was gesteld. De betrokkene, die in een psychiatrisch ziekenhuis was opgenomen, verzocht om vernietiging van de beschikking en stelde dat zij in staat was haar eigen financiën en zaken te regelen. De rechtbank had de betrokkene onder curatele gesteld op basis van een geestelijke stoornis, en benoemde [de curator] als curator.

Tijdens de zitting op 2 februari 2011 was de betrokkene niet verschenen, maar haar advocaat en de curator waren aanwezig. Het openbaar ministerie had eerder aangegeven niet ter zitting te verschijnen. De betrokkene voerde aan dat de kantonrechter onvoldoende had gemotiveerd waarom zij onder curatele was gesteld en dat er geen bezwaren waren tegen de benoeming van de curator. Het openbaar ministerie en de curator stelden echter dat de curatele noodzakelijk was en dat de betrokkene niet had aangetoond dat de eerdere verklaringen onjuist waren.

Het hof oordeelde dat de betrokkene inderdaad niet in staat was haar belangen behoorlijk waar te nemen, en dat de minder ingrijpende maatregel van bewind niet volstond. Het hof bevestigde de ondercuratelestelling en de benoeming van de curator, en wees het verzoek van de betrokkene af. De beslissing werd genomen door de rechters A. van Leuven, M. de Haan-Boerdijk en H. Hulsebosch, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
Uitspraak : 6 april 2011
Zaaknummer : 200.069.744/01
Rekestnr. rechtbank : 09-84018
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat mr. J.B. Peters te Zoetermeer,
tegen
het Openbaar Ministerie in het arrondissement ’s-Gravenhage,
waarvoor ingevolge artikel 43 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in het hoger beroep in de plaats treedt:
de advocaat-generaal bij het gerechtshof ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: het openbaar ministerie.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[de curator],
kantoorhoudende te [plaats],
hierna te noemen: de curator,
advocaat mr. M.L. Kleyn te ’s-Gravenhage.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De betrokkene is op 1 juli 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 7 april 2010 van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie ’s-Gravenhage.
Het openbaar ministerie heeft op 29 oktober 2010 een verweerschrift ingediend.
De curator heeft op 18 augustus 2010 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de betrokkene is bij het hof op 21 oktober 2010 een brief d.d. 20 oktober 2010 met bijlagen ingekomen.
Van de zijde van het openbaar ministerie is bij het hof op 26 januari 2011 een brief d.d. 24 januari 2011 ingekomen, waarbij is medegedeeld dat de advocaat-generaal niet ter terechtzitting zal verschijnen.
De zaak is op 2 februari 2011 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de advocaat van de betrokkene;
- de curator, bijgestaan door haar advocaat.
De betrokkene is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Op 24 februari 2011 is de betrokkene door de voorzitter, die daartoe door het hof uit zijn midden als raadsheer-commissaris werd aangewezen, buiten het gerechtsgebouw, te weten op haar verblijfadres: [verblijfadres], gehoord in het bijzijn van haar advocaat en de curator.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is de betrokkene onder curatele gesteld en is [de curator] tot curator benoemd.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de ondercuratelestelling van de betrokkene alsmede de persoon van de curator.
2. De betrokkene verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het openbaar ministerie alsnog niet-ontvankelijk te verklaren, althans het openbaar ministerie diens verzoeken te ontzeggen, althans die beslissingen te nemen die het hof in goede justitie zal vermenen te behoren, kosten rechtens.
3. Het openbaar ministerie bestrijdt het beroep en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. De curator bestrijdt het beroep en verzoekt de betrokkene niet-ontvankelijk te verklaren, althans de bestreden beschikking, zo nodig onder aanvulling van de gronden, te bekrachtigen, kosten rechtens.
5. De betrokkene stelt dat zij ten onrechte onder curatele is gesteld. Zij is van mening dat zij, ondanks dat zij is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, zeer wel in staat is om haar eigen financiën en overige zaken te regelen. Volgens de betrokkene heeft de kantonrechter in het geheel niet gemotiveerd welke afweging er is gemaakt. De betrokkene wijst erop dat zij in eerste aanleg te kennen heeft gegeven dat, indien haar geestestoestand al aanleiding zou geven voor enige beschermingsmaatregel, volstaan kan worden met een onderbewindstelling. Naar haar mening is de kantonrechter ten onrechte niet op dit verweer ingegaan. De betrokkene stelt tot slot dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat er geen bezwaren zijn ingebracht tegen de benoeming van [de curator] tot curator. In haar verweerschrift heeft de betrokkene wel degelijk bezwaar gemaakt tegen de benoeming van de voorgedragen curator omdat zij de voorgedragen curator niet kende.
6. Het openbaar ministerie stelt zich op het standpunt dat, gelet op de in eerste aanleg overgelegde verklaringen, aan de voorwaarden voor een ondercuratelestelling is voldaan en dat een ondercuratelestelling tevens noodzakelijk is.
7. De curator stelt zich op het standpunt dat de curatele de aangewezen beschermingsmaatregel is voor de betrokkene en dat een bewind onvoldoende recht zou doen aan de aard van de beperkingen van de betrokkene. Zij merkt op dat de betrokkene niet heeft aangetoond dat de in eerste aanleg overgelegde verklaringen onjuist zijn, terwijl dit wel op haar weg had gelegen. Volgens de curator brengt de enkele mededeling in het verweerschrift dat de curator bij de betrokkene niet bekend is, niet met zich dat er zodanige bezwaren zijn tegen de voorgestelde curator dat deze niet kan worden benoemd. Dit geldt temeer nu de betrokkene zelf geen andere mogelijke curator heeft aangedragen.
8. Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:378 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld wegens een geestelijke stoornis, waardoor de gestoorde, al dan niet met tussenpozen, niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen behoorlijk waar te nemen.
9. Uit de drie verklaringen die in eerste aanleg zijn overgelegd, volgt naar het oordeel van het hof dat er bij de betrokkene sprake is van een geestelijke stoornis, waarbij het aannemelijk is dat zij, al dan niet met tussenpozen, niet in staat is of bemoeilijkt wordt haar belangen behoorlijk waar te nemen. Tijdens het verhoor van de betrokkene is het in de verklaringen geschetste beeld van haar bevestigd. Gebleken is dat het niet mogelijk is om met de betrokkene een gesprek te voeren over (toekomstige) huisvesting, de wijze waarop haar financiën dienen te worden beheerd en andere, met het oog op eventueel zelfstandig wonen, te bespreken onderwerpen. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat aan de voorwaarden voor een ondercuratelestelling van de betrokkene wegens een geestelijke stoornis wordt voldaan.
10. Anders dan de betrokkene stelt, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met de minder ingrijpende maatregel van het bewind. Deze maatregel biedt de betrokkene onvoldoende bescherming omdat haar handelingsonbekwaamheid niet alleen betrekking heeft op financiële zaken. Ook in andere opzichten is de betrokkene niet in staat haar belangen behoorlijk waar te nemen.
11. In geschil is voorts nog de benoeming van [de curator] tot curator van de betrokkene. De betrokkene heeft bezwaar tegen de persoon van de curator omdat zij de curator niet kende. Het hof is niet gebleken dat de betrokkene voor het overige bezwaren heeft tegen (het functioneren van) de huidige curator. Nu de betrokkene zelf geen familielid of bekende van haar heeft aangedragen om als curator op te treden, ziet het hof geen reden om een andere curator te benoemen.
12. Gelet op het hiervoor overwogene zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, De Haan-Boerdijk en Hulsebosch, bijgestaan door mr. Verburg als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 april 2011.