Rolnummer: 22-006281-09
Parketnummer: 10-701289-08
Datum uitspraak: 19 januari 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 27 november 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
adres volgens opgave verdachte ter terechtzitting: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 5 januari 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 uren voorwaardelijk, subsidiair 30 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 25 oktober 2008 te Rotterdam met iemand, te weten [aangeefster], van wie hij, verdachte, wist dat die [aangeefster] in staat van bewusteloosheid en/of verminderd bewustzijn en/of lichamelijke onmacht verkeerde, dat die [aangeefster] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
te weten dat die [aangeefster] sliep en/of onder invloed van alcohol was, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], namelijk,
- het met zijn, verdachtes, hand(en) strelen en/of betasten van de vagina van die [aangeefster] en/of
- het brengen van zijn, verdachte(s), vinger(s) in de vagina van die [aangeefster];
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op 25 oktober 2008 te Rotterdam met iemand, te weten [aangeefster], van wie hij, verdachte, wist dat die [aangeefster] in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, te weten dat die [aangeefster] sliep en/of onder invloed van alcohol was,handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], namelijk,
- het met zijn, verdachtes, hand betasten van de vagina van die [aangeefster] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [aangeefster].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verdachte heeft bekend dat hij aangeefster op 25 oktober 2008 heeft gestreeld, in de borst heeft geknepen en haar heeft gevingerd. Hij heeft betwist te hebben geweten dat zij ten tijde van deze handelingen in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde zoals aan hem wordt verweten.
Aangeefster heeft verklaard dat zij niet heeft bemerkt dat zij op bed is gelegd, op gegeven ogenblik wakker is geworden, voelde dat zij gevingerd werd en niet aanstonds besefte wie dat deed.
Naar het oordeel van het hof staat op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep vast dat aangeefster na alcoholgebruik en naar eigen zeggen in combinatie met vermoeidheid, op gegeven moment tijdens een verjaarsfeestje op de bank in slaap is gevallen en daarna door anderen op bed van de gastvrouw is gelegd. Verdachte - die die avond zodanig veel alcohol op had dat hij moest overgeven - voelde zich niet lekker en is naar de slaapkamer gegaan en in bed gaan liggen, waar hij bemerkte dat ook aangeefster daar lag. Hij heeft verklaard toen niet te hebben geweten of zij sliep of wakker was.
Hij is tegen haar aangekropen en is- zonder dat er tussen beiden is gesproken- overgegaan tot de voornoemde sexuele handelingen.
Verdachte heeft verklaard dat hij gedurende het jaar dat hij en aangeefster bevriend waren vaker met haar is wezen stappen en dat hij op de bewuste avond nog speciaal voor aangeefster een mix-drankje had meegenomen, waarvan hij wist dat zij er van hield. In de vriendenkring was alcoholgebruik niet ongebruikelijk maar op die avond heeft hij niet bemerkt dat aangeefster dronken was noch dat zij niet zelfstandig naar bed is gegaan.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte door zonder enige vorm van communicatie en zonder nader onderzoek naar de staat van bewustzijn van aangeefster over te gaan tot genoemde handelingen, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij toen door slaap en/of onder invloed van alcohol in een verminderde staat van bewustzijn verkeerde, zijnde een situatie waarbij van haar in redelijkheid niet kon worden verwacht dat zij weerstand bood aan de handelingen van de verdachte. Weliswaar heeft de verdachte verklaard dat hij ervan uitging dat zij ermee instemde omdat zij in zijn hand had geknepen doch dit verweer wordt verworpen. Niet alleen was er eerder geen sprake van een sexuele relatie tussen beiden - integendeel, verdachte heeft zelf verklaard dat hij bij het overnachten in haar woning op de bank moest slapen - ook overigens is een eventueel kneepje in de hand volstrekt ongenoegzaam om tot het oordeel te komen dat betrokkene zou instemmen met zijn voorgenomen handelingen.
Het tenlastegelegde is naar het oordeel van het hof mitsdien wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Met iemand van wie de dader weet dat hij in staat van lichamelijke onmacht verkeert handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van het slachtoffer. Door zijn handelwijze heeft de verdachte niet alleen het vertrouwen beschaamd dat het slachtoffer in hem had gesteld, maar heeft hij tevens inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en persoonlijke integriteit.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof voorts rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 december 2010 niet eerder wegens het plegen van strafbare feiten is veroordeeld.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 243 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 60 (zestig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Beveelt dat een op 60 (zestig) uren bepaald gedeelte van de taakstraf, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door hechtenis voor de tijd van 30 (dertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. T.E. van der Spoel, mr. C.M. le Clercq-Meijer en mr. C.M.P. Flint-Van Noort, in bijzijn van de griffier mr. M. Wegter. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 januari 2011.
Mr. C.M.P. Flint-Van Noort en de griffier zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.