GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.033.620/01
Zaak-/rolnummer rechtbank : 215768 / HA ZA 04-1240
BARANT INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
appellante,
hierna te noemen: Barant,
advocaat: mr. W.P. den Hertog te 's-Gravenhage,
SIEMENS FINANCE & LEASING GMBH,
gevestigd te München, Duitsland,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Siemens,
advocaat: mr. Chr.F. Kroes te Amsterdam.
Het hof verwijst naar zijn tussenarresten van 23 februari 2010 en 22 juni 2010.
Partijen hebben hun zaak op 21 april 2011 doen bepleiten, Barant door mr. M.M. van Leeuwen, advocaat te Rotterdam, en Siemens door mr. M.E.C. Lok, advocaat te Amsterdam. Beide advocaten hebben pleitaantekeningen overgelegd. Barant heeft voorafgaand aan de pleidooien bij akte drie producties overgelegd.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd op de pleitdossiers.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Het hof gaat uit van de feiten die de rechtbank onder "2. De vaststaande feiten" van haar tussenvonnis van 8 februari 2006 heeft vastgesteld, nu die feiten als zodanig in hoger beroep niet worden bestreden.
2.1 Het gaat om het volgende.
2.1 Op 29 maart 2001 heeft Siemens een zogenaamd "Mietkaufvertrag" gesloten met de Duitse eenmanszaak KSR Kranservice Reinecke (hierna te noemen KSR), gevestigd in Buchholz in Duitsland, met betrekking tot een hijskraan, type GMK 5180, serienummer 8137 (hierna te noemen: de hijskraan). Het bedrag waarvoor deze huurkoopovereenkomst is gesloten, is in totaal € 879.422,02. De hijskraan is vervaardigd door Deutsche Grove GmbH te Wilhelmshaven, Duitsland.
2.2 Siemens bezit de originele Duitse Fahrzeugbrief met betrekking tot de hijskraan.
2.3 KSR heeft de hijskraan december 2001/januari 2002 verkocht aan Barant voor € 792.502,42. De hijskraan is door KSR op 11 januari 2002 aan Barant afgeleverd in Zeebrugge in België. Op dat moment had KSR nog niet aan al haar uit het Mietkaufvertrag voortvloeiende huurkoopbetalingsverplichtingen voldaan.
2.4 Barant heeft de hijskraan doorverkocht aan een bedrijf van Larry Barnes in de Verenigde Staten. De hijskraan is in januari 2002 naar de Verenigde Staten verscheept.
2.5 Siemens heeft een vordering ingesteld tot vergoeding van schade veroorzaakt door onrechtmatig handelen door Barant. De rechtbank heeft deze vordering tot een bedrag van € 640.000,-, vermeerderd met rente en kosten, toegewezen. Hiertegen is Barant in hoger beroep gekomen.
4. De grieven beogen kennelijk het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen. De grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Het hof overweegt het volgende.
5. Het hof is van oordeel dat op grond van de redenering die is vermeld in 4.4 van het tussenvonnis van 8 februari 2006, vast staat dat Siemens begin 2002 eigenaar was van de hijskraan en dat KSR beschikkingsonbevoegd was ten aanzien van de hijskraan.
6. Vast staat dat Barant toen Siemens de procedure in eerste aanleg begon, geen bezitter was van de hijskraan en daarna ook geen bezitter van de hijskraan is geworden. Dit betekent dat de vraag of Barant als zij wel bezitter van de hijskraan zou zijn geweest, tegenover het door Siemens gepretendeerde eigendomsrecht een beroep zou hebben kunnen doen op bezit te goeder trouw, niet aan de orde is. De Duitse jurisprudentie over de betekenis van de originele Fahrzeugbrief voor de vraag of een beroep kan worden gedaan op bezit te goeder trouw, is dan ook niet aan de orde. Het hof zal de vraag of Barant in dat geval een beroep zou kunnen doen op bezit te goeder trouw, dan ook niet beantwoorden.
7. Siemens heeft niet onderbouwd dat Barant ander onderzoek had kunnen doen naar de beschikkingsbevoegdheid van KSR dan onderzoek naar de originele Duitse Fahrzeugbrief. De vraag waar het om gaat is de vraag of Barant door de hijskraan te kopen en door te verkopen zonder onderzoek te doen naar de originele Duitse Fahrzeugbrief, onrechtmatig jegens Siemens heeft gehandeld. Die vraag moet, naar partijen zijn overeengekomen, naar Nederlands recht worden beantwoord.
8. Bij beantwoording van deze vraag zijn de volgende punten van belang:
a. De prijs waarvoor Barant de hijskraan van KSR kocht, was marktconform.
b. Barant heeft twee maal eerder een kraan gekocht van KSR, één keer in maart 2001 en één keer in april 2001. Beide transacties zijn probleemloos afgewikkeld. Hieruit kon Barant afleiden, dat KSR meer in kranen handelde. De stelling van Siemens dat KSR zich uitsluitend met verhuur bezig hield, gaat dan ook niet op.
c. De stelplicht en bewijslast van de elementen van het gestelde onrechtmatig handelen rusten op Siemens. Op Siemens rust dan ook de bewijslast dat de hijskraan op het moment van aflevering in Zeebrugge aanwijzingen bevatte dat KSR niet beschikkingsbevoegd was. Siemens heeft niet onderbouwd gesteld, dat de hijskraan toen dergelijke aanwijzingen bevatte. Integendeel, uit de getuigenverklaringen in eerste aanleg komen sterke argumenten naar voren dat de hijskraan toen dergelijke aanwijzingen niet had. Dit betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat de hijskraan bij aflevering in Zeebrugge dergelijke aanwijzingen niet had.
d. Volgens de begin 2002 nog geldende § 18 lid 2 van de Straßenverkehrs-Zulassungs-Ordnung was voor een selbtsfahrende Arbeitsmachine als de hijskraan een Fahrzeugbrief niet vereist. Wel was ingevolge § 18 lid 3 een Betriebserlaubnis of een EG-Typgenehmigung vereist om op de openbare weg in Duitsland te mogen rijden.
e. Een Duitse Fahrzeugbrief van een voertuig is niet een waardepapier waaruit de eigendom van het voertuig blijkt. De houder van een originele Fahrzeugbrief wordt weliswaar vermoed eigenaar te zijn, maar behoeft niet de eigenaar van het voertuig te zijn.
f. De stelling van Siemens dat mobiele kranen, zeker bij eenmanszaken, vrijwel altijd zijn gefinancierd, is door Barant gemotiveerd betwist en na betwisting niet nader door Siemens onderbouwd. Siemens heeft geen concrete feiten gesteld op grond waarvan Barant moest twijfelen aan de beschikkingsbevoegdheid van KSR.
9. Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden Barant niet onrechtmatig jegens Siemens handelde door de hijskraan te kopen en door te verkopen zonder een onderzoek in te stellen naar de originele Fahrzeugbrief van de hijskraan. Hetgeen Siemens verder nog heeft gesteld, leidt niet tot een ander oordeel.
10. Nu Barant niet onrechtmatig heeft gehandeld, is de vordering van Siemens niet toewijsbaar. Het hof zal het eindvonnis van 25 maart 2009 vernietigen en de vordering van Siemens afwijzen. Aangezien de tussenvonnissen van 8 februari 2006 en 21 mei 2008 geen te executeren beslissingen bevatten, heeft Barant geen belang bij vernietiging van deze tussenvonnissen en zal het hof dienaangaande geen beslissing nemen. Het hof zal Siemens als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in beide instanties veroordelen.
vernietigt het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 25 maart 2009
wijst de vordering van Siemens af;
veroordeelt Siemens in de proceskosten in eerste aanleg, tot aan 25 maart 2009 aan de zijde van Barant begroot op € 23.269,-, waarvan € 4.584,- aan griffierecht, € 625,- aan getuigetaxe en tolk en € 18.060,- aan salaris van de advocaat;
veroordeelt Siemens in de proceskosten in hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Barant begroot op € 19.879,25, waarvan € 72,25 aan dagvaardingskosten, € 6.174,- aan griffierecht en € 13.633,- aan salaris van de advocaat;
verklaart dit arrest voor zover betrekking hebbend op de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. Schuering, T.L. Tan en R. van der Vlist en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2011 in aanwezigheid van de griffier.