ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ6860

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
001165-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Klein Breteler
  • Bakker
  • Van Walderveen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft verzoeker, geboren in 1977, een verzoek ingediend bij de rechtbank Middelburg om een vergoeding van EUR 190,- voor de dagen die hij in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank heeft op 8 juni 2010 een vergoeding van EUR 105,- toegekend. Verzoeker heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, dat op 28 april 2011 door het Gerechtshof 's-Gravenhage in raadkamer is behandeld. Tijdens deze behandeling zijn zowel verzoeker als zijn advocaat niet verschenen. Op 26 april 2011 heeft de advocaat van verzoeker een nieuw verzoek ingediend op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, waarin om een forfaitaire vergoeding voor kosten van rechtsbijstand werd gevraagd in verband met de behandeling van het hoger beroep.

Het hof heeft vastgesteld dat het verzoek alleen door de advocaat, mr. M.C. van der Want, was ondertekend en dat verzoeker niet in raadkamer was verschenen om dit verzuim te herstellen. Het hof oordeelt dat het verzoek als een nieuw verzoek moet worden aangemerkt, omdat de kosten van rechtsbijstand pas aan de orde kunnen komen tijdens de behandeling van het verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. Volgens de wet dient een verzoek als het onderhavige door verzoeker zelf te worden ingediend, hetzij door ondertekening, hetzij door in raadkamer te verschijnen.

Aangezien verzoeker niet in raadkamer is verschenen en het verzoek niet door hem is ondertekend, heeft het hof besloten het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren. De beslissing is genomen door de voorzitter mr. Klein Breteler en de leden mrs. Bakker en Van Walderveen, in aanwezigheid van griffier mr. Mulder, en is openbaar uitgesproken op 19 mei 2011.

Uitspraak

nummer 001165-10
datum uitspraak 19 mei 2011
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
raadkamer
BESCHIKKING
gegeven op het schriftelijk verzoek, op grond van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering ingediend namens:
[betrokkene],
geboren op [dag] 1977 te [plaats],
in deze zaak domicilie kiezende aan het kantooradres
van zijn advocaat mr. M.C. van der Want aan de Houtkade 7 te Middelburg.
Procesgang
Verzoeker heeft bij een op 23 maart 2010 ter griffie van de rechtbank Middelburg ingekomen verzoekschrift gevraagd hem op de voet van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering een vergoeding toe te kennen van EUR 190,- voor de dagen die hij in zijn strafzaak in verzekering heeft doorgebracht.
De rechtbank Middelburg heeft bij beschikking van 8 juni 2010 aan verzoeker een vergoeding toegekend van een bedrag van EUR 105,-.
Namens verzoeker is op 9 juni 2010 hoger beroep tegen die beslissing ingesteld.
Het hof heeft dit hoger beroep op 28 april 2011 in raadkamer behandeld. In raadkamer is gehoord de advocaat-generaal mr. Plas.
De verzoeker en diens advocaat zijn niet in raadkamer verschenen.
Bij faxbericht van 26 april 2011 is namens verzoeker op de voet van artikel 591a van het Wetboek van Straf-vordering verzocht om de forfaitaire vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in verband met de behandeling in hoger beroep van het verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
Ontvankelijkheid van het verzoek
Bij faxbericht van 26 april 2011 is bij dit gerechtshof een verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering binnengekomen, strekkende tot toekenning aan verzoeker van een forfaitaire vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in verband met de behandeling in hoger beroep van het verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzoek is alleen door mr. Van Der Want ondertekend.
Ten aanzien van dat verzoek stelt het hof vast dat de kosten van rechtsbijstand waarvan vergoeding wordt verzocht eerst bij gelegenheid van de behandeling in hoger beroep van het verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering aan de orde kunnen komen.
Het voorgaande brengt naar het oordeel van het hof mee, dat het onderhavige verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering moet worden aangemerkt als een nieuw verzoek.
Ingevolge artikel 591a, lid 4, juncto artikel 591, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering dient een verzoek als het onderhavige door verzoeker te worden ingediend. Hiervan blijkt door ondertekening van het verzoekschrift door verzoeker of doordat verzoeker, in het geval hij het verzoek niet heeft ondertekend, in raadkamer verschijnt en verklaart in te stemmen met het verzoek. Het Wetboek van Strafvordering geeft geen regeling voor indiening van een verzoekschrift als het onderhavige door een (gemachtigde) advocaat.
Nu het onderhavige verzoek alleen door de advocaat van verzoeker, mr. M.C. van der Want, is ondertekend en verzoeker niet in raadkamer is verschenen om dit verzuim te herstellen, dient het verzoek reeds om die reden niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beslissing
Het hof:
Verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door mr. Klein Breteler, voorzitter, mrs. Bakker en Van Walderveen, leden, in bijzijn van mr. Mulder, griffier, en uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2011.
Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.