ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ8448

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.084.468-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van den Wildenberg
  • J. Kamminga
  • M. Punselie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een beschikking inzake kinderalimentatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 1 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een beschikking inzake kinderalimentatie. De vader is op 23 maart 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 24 december 2010, waarbij hij werd verplicht om een kinderalimentatie van € 1.066,-- per maand te betalen. De vader heeft tevens verzocht om schorsing van de uitvoerbaarverklaring van deze beschikking, omdat hij meent dat de tenuitvoerlegging misbruik van de executiebevoegdheid van de moeder zou opleveren. Hij stelt dat hij een bedrag van € 35.000,-- aan achterstallige kinderalimentatie verschuldigd is, en dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn verweer en de financiële situatie van de moeder.

De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen het schorsingsverzoek en heeft aangegeven dat partijen overeenstemming hebben bereikt over een maandelijkse betaling van € 250,-- gedurende de procedure. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder instemt met het verzoek van de vader tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring, gezien de onderlinge afspraken. Het hof heeft vervolgens het verzoek van de vader toegewezen en de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking geschorst, met uitzondering van de beslissing omtrent de kinderalimentatie.

De inhoudelijke behandeling van het hoger beroep zal op een later moment plaatsvinden, waarvoor partijen nog een oproep zullen ontvangen. Deze beschikking is gegeven door de rechters A. van den Wildenberg, J. Kamminga en M. Punselie, bijgestaan door griffier M. Wittich-de Ridder.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 1 juni 2011
Zaaknummer : 200.084.468/01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 09-3092
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. S.C.A. van Vlijmen te Naarden,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A.T. Bol te Rotterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 23 maart 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 24 december 2010 van de rechtbank Rotterdam, bij het hof bekend onder zaaknummer 200.084.467, en heeft bij dat beroep tevens een verzoek tot schorsing van de werking van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de beschikking van 24 december 2010 ingediend.
De moeder heeft geen verweerschrift tegen het schorsingsverzoek ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- op 6 mei 2011 een faxbericht.
Bij voormeld faxbericht heeft de advocaat van de moeder het hof medegedeeld dat partijen in onderling overleg zijn overeengekomen dat gedurende de procedure in hoger beroep de vader in ieder geval een kinderalimentatie van € 250,-- per maand zal blijven voldoen, zodat de moeder om proceseconomische en financiële redenen ervoor kiest geen verweer te voeren tegen het schorsingsverzoek, zonder daarmee overigens recht of verweer in de bodemprocedure prijs te willen geven. Voorts heeft de advocaat van de moeder het hof bericht dat de mondelinge behandeling van het verzoek tot schorsing geen doorgang hoeft te vinden. De advocaat van de vader heeft dit faxbericht mede ondertekend voor akkoord.
Gelet op de inhoud van voormeld faxbericht heeft de op 11 mei 2011 bepaalde mondelinge behandeling, voor wat betreft het verzoek tot schorsing van de werking van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de bestreden beschikking, geen doorgang gevonden.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de vader aan de moeder met ingang van 1 april 2008, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige], geboren [in] 2008 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: de minderjarige), voor wat betreft de na 24 december 2010 te verschijnen termijnen telkens bij vooruitbetaling zal uitkeren € 1.066,-- per maand, welke bijdrage jaarlijks, met ingang van 1 januari 2011, wordt gewijzigd ingevolge de wettelijk vastgestelde indexering.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK TOT SCHORSING VAN DE WERKING VAN DE UITVOERBAAR BIJ VOORRAADVERKLARING VAN DE BESTREDEN BESCHIKKING
1. In geschil is thans de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking.
2. De vader verzoekt het hof de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking te schorsen. De vader stelt zich op het standpunt dat tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking misbruik van de executiebevoegdheid van de moeder oplevert. De vader is voorts van mening dat de bestreden beschikking op een juridische en feitelijke misslag berust. De vader voert daartoe aan dat nu de kinderalimentatie met terugwerkende kracht, en wel met ingang van 1 april 2008, is vastgesteld, hij een bedrag van € 35.000,-- aan de moeder verschuldigd is aan achterstallige kinderalimentatie. De moeder is nog niet tot executie overgegaan, maar als zij dit doet heeft dit grote financiële gevolgen voor de vader. De vader stelt voorts dat door de rechtbank ten onrechte in het geheel geen rekening is gehouden met het door hem gevoerde verweer, noch met het feit dat zich in het dossier onvoldoende financiële gegevens bevonden van de moeder op grond waarvan de rechtbank tot een oordeel kon komen, noch met het feit dat de vader sinds de geboorte van de minderjarige een bijdrage van € 250,-- per maand aan de moeder voldoet.
3. De moeder heeft het verzoek tot schorsing van de vader niet bestreden.
4. Het hof overweegt als volgt. Dat de moeder geen verweer wenst te voeren tegen het schorsingsverzoek van de vader is blijkens genoemd faxbericht kennelijk ingegeven door de tussen partijen bereikte overeenstemming dat gedurende de procedure in hoger beroep de vader in ieder geval een kinderalimentatie van € 250,-- per maand zal blijven voldoen. Het hof gaat er derhalve van uit dat de moeder zich niet verzet tegen de inhoud van het beroepschrift van de vader voor zover dit het verzoek tot schorsing van de werking van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de bestreden beschikking betreft en dat zij tegen de achtergrond van het door partijen overeengekomene in zoverre kan instemmen met dit verzoek. Het vorenstaande leidt ertoe dat het verzoek van de vader zal worden toegewezen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
schorst de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking ten aanzien van de beslissing omtrent de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige;
wijst het meer of anders verzochte af;
bepaalt dat de inhoudelijke behandeling van het hoger beroep zal plaatsvinden op een nader te bepalen datum, waarvoor partijen nog een afzonderlijke oproep zullen ontvangen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, Kamminga en Punselie, bijgestaan door mr. Wittich-de Ridder als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juni 2011.