ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ8774

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.084.152-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A.A. Schuering
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van instantie wegens te late betaling griffierecht in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 24 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, wonende te Leiden en vertegenwoordigd door advocaat mr. W.G.H. Janssen, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage van 19 januari 2011. De geïntimeerde, wonende te Nieuw Vennep en vertegenwoordigd door advocaat mr. H.H. Kelderhuis, was ook opgeroepen om te verschijnen. De zaak werd op 22 maart 2011 voor het eerst uitgeroepen, maar de appellant heeft verzuimd om tijdig het griffierecht te betalen. Volgens de Wet griffierechten burgerlijke zaken diende de betaling binnen vier weken na de eerste roldag, dus uiterlijk op 19 april 2011, te zijn bijgeschreven op de rekening van het hof. De betaling kwam echter pas op 26 april 2011 binnen, wat te laat was.

Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die een uitzondering op de betalingstermijn rechtvaardigden, zoals bedoeld in artikel 127a lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De appellant werd daarom ontslagen van deze instantie en werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die aan de zijde van de geïntimeerde werden vastgesteld op € 284,-- voor verschotten en € 447,-- voor het salaris van de advocaat. Dit arrest is in het openbaar uitgesproken door mr. A.A. Schuering, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Gerechtshof ‘s-Gravenhage
Sector Civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.084.152/01
zaaknummer Rechtbank ’s-Gravenhage, Sector kanton, Locatie Leiden: 919289/CV EXPL
09-9932
arrest d.d. 24 mei 2011
inzake
[appellant]
wonende te Leiden,
appellant,
advocaat: mr. W.G.H. Janssen te Leiden,
tegen:
[geïntimeerde]
wonende te Nieuw Vennep,
geïntimeerde,
advocaat: mr. H.H. Kelderhuis te Hoofddorp.
Het geding
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het tussen partijen gewezen vonnis van de Rechtbank ’s-Gravenhage van 19 januari 2011.
Appellant heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen het hiervoor genoemde vonnis en heeft geïntimeerde gedagvaard om op de rol voor dit hof te verschijnen.
Appellant heeft de zaak aangebracht. Voor appellant heeft zich een advocaat gesteld. Ook geïntimeerde is op die rol bij advocaat verschenen.
De zaak is op 22 maart 2011 aangehouden tot de rol van 26 april 2011 voor: Afwachten griffierecht partijen.
Appellant heeft niet binnen vier weken na de eerste roldag het griffierecht betaald.
In verband met het achterwege blijven van betaling van het griffierecht heeft het hof op 26 april 2011 bepaald dat heden arrest wordt gewezen op basis van het griffiedossier.
De motivering van de beslissing
1. De zaak is voor het eerst uitgeroepen op 22 maart 2011. Volgens art. 3 lid 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) moet appellant ervoor zorgen dat binnen vier weken na 22 maart 2011, dus uiterlijk 19 april 2011, het griffierecht is bijgeschreven op de rekening van dit hof. Appellant heeft niet tijdig betaald. Betaling van het griffierecht is op 26 april 2011 bij het hof binnengekomen. Dat is te laat.
2. Van omstandigheden als bedoeld in art. 127a lid 3 Rv., dat de toepassing van art. 127 lid 2 Rv., gelet op het belang van één of meer partijen bij toegang tot de rechter zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, is niet gebleken.
Nu appellant niet tijdig tot betaling van het griffierecht is overgegaan, zal geïntimeerde
overeenkomstig het bepaalde in artikel 127a, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van deze instantie worden ontslagen en zal appellant worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
De beslissing
Het hof:
- ontslaat geïntimeerde van deze instantie,
- veroordeelt appellant in de proceskosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van geïntimeerde vastgesteld op € 284,-- voor verschotten en op € 447,-- voor salaris van de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mr. A.A. Schuering, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2011.