ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ9174

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK-10/00586
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Th. Groeneveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afvalstoffenheffing en aanslagberekening voor éénpersoonshuishouden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van mevrouw [X] tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 14 juli 2010, betreffende een aanslag in de afvalstoffenheffing voor het jaar 2008. De belanghebbende, mevrouw [X], heeft een aanslag ontvangen van € 263,52, berekend naar het tarief voor een éénpersoonshuishouden. De Inspecteur van de gemeente Den Haag heeft de aanslag gehandhaafd, waarop mevrouw [X] in beroep is gegaan. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 mei 2011 was de belanghebbende niet aanwezig, terwijl de Inspecteur wel aanwezig was. De griffier had mevrouw [X] tijdig uitgenodigd, maar zij is niet verschenen.

Het Gerechtshof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de aanslag terecht is opgelegd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de aanslag aan mevrouw [X] was opgelegd omdat zij feitelijk gebruik maakte van de woning in kwestie. De belanghebbende voerde aan dat ook haar partner een aanslag had ontvangen voor dezelfde woning, maar het Hof oordeelde dat dit niet aannemelijk was. De Inspecteur verklaarde dat voor elk perceel slechts één aanslag kan worden opgelegd, en dat de betaling die mevrouw [X] had overgelegd, betrekking had op andere heffingen.

Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de aanslag terecht was berekend naar het tarief voor een éénpersoonshuishouden. De belanghebbende had geen belang bij haar verzoek om een aanslag naar het tarief voor een tweepersoonshuishouden, aangezien dit tarief hoger was. De uitspraak werd op 17 mei 2011 in het openbaar gedaan, en het Hof achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-10/00586
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer d.d. 17 mei 2011
in het geding tussen:
Mevrouw [X] te [Z], hierna belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, hierna de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 14 juli 2010, nummer AWB 09/8939 AFSTHF betreffende de na te noemen aanslag.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 3 mei 2011, gehouden te 's-Gravenhage. Aldaar is de Inspecteur wel, doch belanghebbende niet verschenen. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 18 maart 2011 aan belanghebbende op het adres [a-straat 1], [0000 XX] te [Z], onder vermelding van plaats en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens informatie op de website van TNT Post is de vorenbedoelde brief op 21 maart 2011 op voornoemd adres uitgereikt.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Gronden
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de afvalstoffenheffing (hierna: de aanslag) opgelegd ten bedrage van € 263.52.
1.2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld.
1.4. Bij de in de aanhef vermelde uitspraak heeft de rechtbank – voor zover van belang - het beroep gericht tegen de aanslag afvalstoffenheffing ongegrond verklaard.
2. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank tijdig in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van €111. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
3.1. Belanghebbende stond vanaf 9 januari 2008 tot 8 december 2009 ingeschreven op het adres aan de [a-straat 2] te [Z] (hierna: de woning). De partner van belanghebbende woonde vanaf 15 december 2008 op dit adres.
3.2. De partner van belanghebbende heeft in februari 2009 per bank een overmaking van
€ 254,50 gedaan met als begunstigde het “Hoogheemraadschap”.
3.3. Aan belanghebbende is met dagtekening van 31 oktober 2009 de aanslag opgelegd berekend naar een tarief van een éénpersoonshuishouden.
4.1. Tussen partijen is in geschil of de aanslag terecht is opgelegd. Deze vraag wordt door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend beantwoordt.
4.2. Belanghebbende heeft ter ondersteuning van haar standpunt – zakelijk weergegeven - aangevoerd dat ook aan haar partner ten aanzien van dezelfde woning een aanslag afvalstoffenheffing is opgelegd welke hij vervolgens ook heeft betaald. Zij heeft als bewijs van betaling een bankafschrift overgelegd. Voorts voert zij aan dat zij een aanslag opgelegd moet krijgen berekend naar het tarief voor een tweepersoonshuishouden.
5.1. De rechtbank heeft het volgende overwogen. Daarbij dient voor ‘eiseres’ en “verweerder” te worden gelezen respectievelijk belanghebbende en de Inspecteur.
"Afvalstoffenheffing
3. Ingevolge artikel 2 van de Verordening afvalstoffenheffing 2008 van de gemeente Den Haag (hierna: de Verordening) wordt de belasting geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Als gebruiker wordt, voor zover hier van belang, aangemerkt degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel. Krachtens artikel 10.21 Wet milieubeheer bestaat een verplichting tot inzameling van huishoudelijke afvalstoffen ten aanzien van percelen waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan. Ingevolge artikel 4 van de Verordening is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar. De belasting is ingevolge artikel 6 van de Verordening verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar, of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. Indien de belastingplicht in de loop van het kalenderjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Daarbij telt bij de aanvang van de belastingplicht voor de zestiende van een kalendermaand die maand mee.
4. Nu eiseres van 9 januari 2008 tot en met 31 december 2008 feitelijk gebruik maakte van de woning, en overigens niet in geschil is dat de woning een perceel betreft ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt, is eiseres, gelet op artikel 2 van de Verordening, terecht als gebruiker voor de afvalstoffenheffing aangemerkt. De aanslag is dan ook terecht aan eiseres opgelegd. Eiseres heeft, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, niet aannemelijk gemaakt dat verweerder voor het onderhavige jaar met betrekking tot de woning eveneens aan haar vriend een aanslag afvalstoffenheffing heeft opgelegd.".
5.2.1. De Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat voor elk perceel slechts één aanslag kan worden opgelegd en dat het daarom niet mogelijk is dat ook aan de partner van belanghebbende een aanslag in de afvalstoffenheffing is opgelegd. Ten aanzien van het door belanghebbende in hoger beroep overgelegde bankafschrift heeft de Inspecteur aangevoerd dat de betaling van € 254,50 vermeld onder 3.2 is gedaan aan het Hoogheemraadschap Delfland voor de zuiveringsheffing (€ 210,54) en de watersysteemheffing (€ 43,96).
5.2.2. Het Hof hecht geloof aan het door de Inspecteur gestelde als voormeld en acht het tevens aannemelijk.
5.2.3. Het Hof acht het, gelet op het vorenstaande, niet aannemelijk dat ook aan de partner van belanghebbende een aanslag afvalstoffenheffing is opgelegd.
5.3.1. Ten aanzien van de stelling van belanghebbende dat de aanslag berekend moet worden naar het tarief voor een tweepersoonshuishouden overweegt het Hof als volgt. Artikel 3, eerste lid van de Verordening afvalstoffenheffing 2008 (hierna: Verordening) bepaalt dat de belasting per perceel per belastingjaar € 309 bedraagt. In het tweede lid van artikel 3 is bepaald dat het tarief per kalenderjaar wordt verminderd met:
a. € 45,48 voor een perceel dat wordt gebruikt door één persoon;
b. € 22,80 voor een perceel dat wordt gebruikt door twee personen.
Het vierde lid van artikel 3 van de Verordening bepaalt voorts dat voor de toepassing van (de vermindering van) het tweede lid beslissend is de gebruikssituatie op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht.
5.3.2. Nu bij het ontstaan van de belastingplicht van belanghebbende in januari 2008, de woning slechts gebruikt werd door haar is de aanslag terecht berekend naar een tarief van een éénpersoonshuishouden, namelijk € 309 verminderd met een bedrag van € 45,48. Belanghebbende heeft overigens geen belang bij haar stelling omdat het tarief voor een tweepersoonshuishouden hoger is dan dat voor een eenpersoonshuishouden.
5.4. Het vorenoverwogene voert het Hof tot de slotsom dat het hoger beroep ongegrond is.
6. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.J. Jansen. De beslissing is op 17 mei 2011 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog te verstrekken of aan te vullen. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.