ECLI:NL:GHSGR:2011:BR0757

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-001622-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere inbraken in auto’s met onvoorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 11 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte is beschuldigd van het plegen van meerdere inbraken in auto’s en een poging daartoe, gepleegd op 5 april 2008 te Zandvoort. De tenlastelegging omvatte diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf werd verkregen door middel van braak. De verdachte heeft samen met een ander een vijftal inbraken gepleegd in voertuigen van verschillende rechthebbenden, waarbij diverse goederen zijn weggenomen, waaronder navigatiesystemen en persoonlijke bezittingen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, waarbij het eerdere vonnis van de politierechter is vernietigd. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat heeft bijgedragen aan de strafmaat. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding ingediend door benadeelde partijen, die door het hof zijn toegewezen voor een deel. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, en het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001622-10
Parketnummer: 15-667117-08
Datum uitspraak: 11 maart 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Amsterdam
meervoudige kamer voor strafzaken
zitting houdende te ‘s-Gravenhage
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 2 september 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats],
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 25 februari 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer verschillende tijdstippen op of omstreeks 05 april 2008 te Zandvoort (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbende(n), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s):
- in/uit een personenauto (merk Peugeot, type 307, met kenteken [kenteken A]) een navigatiesysteem met bedrading (van het merk Tom Tom), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of
- in/uit een personenauto (merk Peugeot, type 307, met kenteken [kenteken B]) een koffer en/of een navigatiesysteem met bedrading en zuignap (van het merk Tom Tom), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3] en/of
- in/uit een personenauto (merk Peugeot, type 307, met kenteken [kenteken C]) een acculader/stekker, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4] en/of
- in/uit een personenauto (merk Peugeot, type 307, met kenteken [kenteken D]) twee, althans één, zonnebril(len) en/of een etui, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 5] en/of
- in/uit een personenauto (merk Peugeot, type 307, met kenteken [kenteken E]) een navigatiehouder en/of acculader/stekker, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 6],
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of (telkens) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 05 april 2008 te Zandvoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto (merk Peugeot, type 307, met kenteken [kenteken F]) weg te nemen een of meer goed(eren) van zijn/hun gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die auto te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, het (portier)slot heeft opengebroken en/of geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en zijn schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, een en ander zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen op 05 april 2008 te Zandvoort telkens tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen, toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden:
- in/uit een personenauto (merk Peugeot, type 307, met kenteken [kenteken A]) een navigatiesysteem met bedrading van het merk Tom Tom, toebehorende aan [aangever 1] en
- in/uit een personenauto (merk Peugeot, type 307, met kenteken [kenteken B]) een koffer en een navigatiesysteem met bedrading en zuignap van het merk Tom Tom, toebehorende aan [aangever 3] en
- in/uit een personenauto (merk Peugeot, type 307, met kenteken [kenteken C]) een acculader/stekker, toebehorende aan [aangever 4] en
- in/uit een personenauto (merk Peugeot, type 307, met kenteken [kenteken D]) twee zonnebrillen en een etui, toebehorende aan [aangever 5] en
- in/uit een personenauto (merk Peugeot, type 307, met kenteken [kenteken E]) een navigatiehouder en een acculader/stekker, toebehorende aan [aangever 6],
waarbij verdachte en/of zijn mededader zich telkens de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij op 05 april 2008 te Zandvoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto (merk Peugeot, type 307, met kenteken [kenteken F]) weg te nemen een of meer goed(eren) van hun gading en/of geld, toebehorende aan [aangever 7], en zich daarbij de toegang tot die auto te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader, het portierslot heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in de avond van 5 april 2008 samen met een ander schuldig gemaakt aan een vijftal inbraken in auto’s en aan een poging daartoe. Dergelijke feiten veroorzaken doorgaans naast financiële schade tevens overlast en ergernis bij de gedupeerden. Met zijn handelwijze heeft de verdachte bovendien blijk gegeven van gebrek aan respect voor andermans eigendommen.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 februari 2011 is de verdachte eerder en bij herhaling onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vorderingen tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 (tweede cumulatief) tenlastegelegde tot een bedrag van € 1.046,43. In eerste aanleg is de benadeelde partij [aangever 3] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
Voorts hebben zich ter zake van het onder 1 (vijfde respectievelijk eerste cumulatief) tenlastegelegde [aangever 6] en [aangever 2] als benadeelde partijen gevoegd en vorderingen ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade tot een bedrag van respectievelijk € 23,80 en € 873,40. Ter zake van het onder 2 tenlastegelegde heeft [aangever 7] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade tot een bedrag van € 70,-. In hoger beroep zijn deze vorderingen aan de orde tot de genoemde, in eerste aanleg volledig toegewezen bedragen.
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] geconcludeerd tot toewijzing van een bedrag van € 167,22 en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [aangever 6], [aangever 2] en [aangever 7] heeft de advocaat-generaal tot integrale toewijzing geconcludeerd.
De vorderingen van de benadeelde partijen [aangever 6] en [aangever 2] – zijnde de rechthebbende op de personenauto van het merk Peugeot, type 307, met het kenteken [kenteken A] - respectievelijk van de benadeelde partij [aangever 7] zijn namens de verdachte niet betwist. Deze vorderingen zien op vergoeding van schade die een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 respectievelijk het onder 2 bewezenverklaarde en komen het hof ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor. Elk van die vorderingen ligt dan ook voor integrale toewijzing gereed op de wijze als nader in het dictum te bepalen.
Het voorgaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen [aangever 6], [aangever 2] en [aangever 7] tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten het hof telkens begroot op nihil, en in de kosten die deze benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 3] is namens de verdachte evenmin betwist. Het hof acht deze vordering evenwel ongegrond voor zover deze ziet op een vergoeding ad. € 820,21 ter zake van reparatie van het autoportier, aangezien uit de bij die vordering gevoegde stukken blijkt dat genoemd bedrag reeds door de verzekering is vergoed. In zoverre zal de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] dan ook worden afgewezen. Voor het overige heeft de vordering betrekking op vergoeding van schade – ten bedrage van € 226,22 - die een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde, komt deze vordering het hof ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor en ligt ook deze vordering mitsdien in zoverre voor toewijzing gereed op de wijze als nader in het dictum te bepalen.
Het hof ziet in het voorgaande aanleiding om te bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij [aangever 3], voor zover het gaat om de kosten die zij in verband met de vordering van deze benadeelde partij tot aan deze uitspraak eventueel hebben moeten maken, ieder hun eigen kosten dienen te dragen en om de verdachte te veroordelen in de kosten die de benadeelde partij [aangever 3] ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers
Nu vaststaat dat de verdachte tot de hierboven genoemde bedragen aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 respectievelijk het onder 2 bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen die bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffers [aangever 3], [aangever 6], [aangever 2] en [aangever 7].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 3] tot een bedrag van € 226,22 (tweehonderdzesentwintig euro en tweeëntwintig cent) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verstaat dat indien de mededader geheel of deels aan deze betalingsverplichting heeft voldaan, de verdachte daarvan in zoverre is bevrijd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] voor het overige af.
Bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partij [aangever 3], voor zover zij tot aan deze uitspraak kosten in verband met de vordering van laatstgenoemde hebben moeten maken, ieder hun eigen kosten dienen te dragen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij [aangever 3] ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde voorts de verplichting op om ten behoeve van [aangever 3] aan de Staat een bedrag te betalen van € 226,22 (tweehonderdzesentwintig euro en tweeëntwintig cent) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 (vier) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Verstaat dat indien de mededader geheel of deels aan deze betalingsverplichting heeft voldaan, de verdachte daarvan in zoverre is bevrijd.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 6] tot het gevorderde bedrag van € 23,80 (drieëntwintig euro en tachtig cent), en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verstaat dat indien de mededader geheel of deels aan deze betalingsverplichting heeft voldaan, de verdachte daarvan in zoverre is bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde voorts de verplichting op om ten behoeve van [aangever 6] aan de Staat een bedrag te betalen van € 23,80 (drieëntwintig euro en tachtig cent) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 (één) dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Verstaat dat indien de mededader geheel of deels aan deze betalingsverplichting heeft voldaan, de verdachte daarvan in zoverre is bevrijd.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 2] tot het gevorderde bedrag van € 873,40 (achthonderddrieënzeventig euro en veertig cent), en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verstaat dat indien de mededader geheel of deels aan deze betalingsverplichting heeft voldaan, de verdachte daarvan in zoverre is bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde voorts de verplichting op om ten behoeve van [aangever 2] aan de Staat een bedrag te betalen van € 873,40 (achthonderddrieënzeventig euro en veertig cent) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 17 (zeventien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Verstaat dat indien de mededader geheel of deels aan deze betalingsverplichting heeft voldaan, de verdachte daarvan in zoverre is bevrijd.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 7] tot het gevorderde bedrag van € 70,00 (zeventig euro), en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verstaat dat indien de mededader geheel of deels aan deze betalingsverplichting heeft voldaan, de verdachte daarvan in zoverre is bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde voorts de verplichting op om ten behoeve van [aangever 7] aan de Staat een bedrag te betalen van € 70,00 (zeventig euro) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 (één) dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Verstaat dat indien de mededader geheel of deels aan deze betalingsverplichting heeft voldaan, de verdachte daarvan in zoverre is bevrijd.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A.J.M. van Dijk, mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. A.W.M. Bijloos, in bijzijn van de griffier mr. S.N. Keuning.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 maart 2011.
Mr. Bijloos is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.