ECLI:NL:GHSGR:2011:BR1639
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. Lückers
- A. Labohm
- J. Kamminga
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid hoger beroep bij te late betaling griffierecht
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de man in zijn hoger beroep, nadat hij het griffierecht niet tijdig had voldaan. De man had op 30 maart 2011 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 30 december 2010. Volgens de Wet griffierechten burgerlijke zaken diende het griffierecht uiterlijk op 29 april 2011 te zijn voldaan. De man erkende dat hij het griffierecht niet tijdig had betaald, maar stelde dat hij door het hof de redelijke verwachting was gewekt dat hij desondanks in zijn hoger beroep zou worden ontvangen. Hij voerde aan dat hij de nota griffierecht van 6 april 2011 niet tijdig had ontvangen en dat hem telefonisch was medegedeeld dat zijn beroep ondanks de verlate betaling ontvankelijk zou zijn.
De vrouw, verweerster in hoger beroep, betoogde dat de man op grond van artikel 282a lid 2 Rv niet-ontvankelijk verklaard diende te worden, omdat hij het griffierecht niet tijdig had voldaan. Zij stelde dat de hardheidsclausule uit artikel 282a lid 4 Rv niet van toepassing was, omdat deze enkel betrekking heeft op problemen in het betalingsverkeer aan de zijde van het hof. Het hof overwoog dat de man, ondanks het niet tijdig betalen van het griffierecht, ontvankelijk was in zijn hoger beroep. Het hof nam daarbij in aanmerking dat de man door de aanmaning en de mededelingen van de griffie de verwachting had kunnen hebben dat zijn beroep ook na de verstrijken van de betalingstermijn in behandeling zou worden genomen.
Uiteindelijk verklaarde het hof de man ontvankelijk in zijn hoger beroep en bepaalde dat de behandeling van de zaak op een nader te bepalen datum zal worden voortgezet. Deze beslissing werd genomen op 6 juli 2011 door de rechters M. Lückers, A. Labohm en J. Kamminga, bijgestaan door griffier Hogendoorn.