ECLI:NL:GHSGR:2011:BR2384

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.083.324-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • A.A. Schuering
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van instantie wegens te late betaling griffierecht in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 26 april 2011 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding. De appellante, MP Assurantiën B.V., had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De zaak betrof de niet-tijdige betaling van het griffierecht, dat binnen vier weken na de eerste roldag betaald moest zijn. De appellante had de zaak op 8 maart 2011 aangebracht, maar het griffierecht was pas op 8 april 2011 bij het hof binnengekomen, wat te laat was volgens de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz).

De advocaat van appellante, mr. A.J.G. Bisscheroux, voerde aan dat hij geen acceptgiro of factuur had ontvangen voor de betaling van het griffierecht en dat er onduidelijkheid was over het rekeningnummer. Het hof oordeelde echter dat de verantwoordelijkheid voor tijdige betaling bij de appellante lag en dat het niet ontvangen van de nota geen geldig excuus was voor de late betaling.

Het hof heeft vervolgens de geïntimeerden, [A] EN PARTNERS V.O.F. en APM TRUST B.V., ontslagen van deze instantie en de appellante veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, vastgesteld op € 649,- voor verschotten en € 447,- voor het salaris van de advocaat. Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten en de verantwoordelijkheden van partijen in het proces.

Uitspraak

Gerechtshof ‘s-Gravenhage
sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.083.324/01
zaaknummer rechtbank Rotterdam 368173 KG ZA 10-1193.
arrest d.d. 26 april 2011
inzake
MP Assurantiën B.V.,
gevestigd te Kerkrade
appellante,
advocaat: mr.A.J.G. Bisscheroux te Kerkrade,
tegen:
1. [A] EN PARTNERS V.O.F.,
gevestigd te Kerkrade,
2. APM TRUST B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerden,
advocaat: mr. A.H. Vermeulen te ’s-Gravenhage.
Het geding
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam, van 26 januari 2011.
Appellante heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen het hiervoor genoemde vonnis en heeft geïntimeerden gedagvaard om op de rol van 8 maart 2011 voor dit hof te verschijnen.
Appellante heeft de zaak tegen 8 maart 2011 aangebracht. Voor geïntimeerden heeft zich een advocaat gesteld. Ook geïntimeerden is op die rol bij advocaat verschenen.
De zaak is op 8 maart 2011 aangehouden tot de rol van 12 april 2011 voor: Afwachten griffierecht partijen.
Appellante heeft niet binnen vier weken na de eerste roldag het griffierecht betaald.
In verband met het achterwege blijven van een tijdige betaling van het griffierecht heeft het hof op 12 april 2011 bepaald dat heden arrest wordt gewezen op basis van het griffiedossier.
Op 9 april 2011 is een faxbrief van mr. A.J.G. Bisscheroux door het hof ontvangen.
De motivering van de beslissing
1. De zaak is voor het eerst uitgeroepen op 8 maart 2011. Volgens art. 3 lid 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) moet appellante ervoor zorgen dat binnen vier weken na 8 maart 2011, dus uiterlijk 5 april 2011, het griffierecht is bijgeschreven op de rekening van dit hof. Betaling is op 8 april 2011 bij het hof binnengekomen. Dat is te laat. Appellante heeft niet tijdig betaald.
2. Appellante heeft het volgende aangevoerd. Na het aanbrengen van de zaak werd vier weken gewacht op een acceptgiro/factuur ten behoeve van de betaling van het griffierecht. In het roljournaal stond: "12 april 201: afwachten griffierecht appellant." Tegen het einde van de 4weken-termijn heeft mijn secretaresse telefonisch contact opgenomen met uw griffie en kreeg daar op haar vraag waarom er nog geen acceptgiro was toegezonden (zoals dat wel gebeurd was bij het Gerechtshof 's-Hertgenbosch) als antwoord dat dit een kwestie was die moest worden behandeld door de afdeling financiële administratie. Dat is overigens tot op heden niet gebeurd. De betroffen medewerkster heeft mijn secretaresse toen het nummer van de bankrekening meegedeeld en toen is direct opdracht gegeven tot betaling, welke betalingsopdracht door mijn bank werd uitgevoerd op 8 april 2011.
3. Het hof overweegt het volgende. Volgens de administratie van FEZ is de nota voor het betalen van griffierecht op 16 maart 2011 verzonden. Voor de vraag voor wanneer appellante het griffierecht moest betalen, is de vraag of de advocaat van appellante de nota wel of niet heeft ontvangen, niet relevant. Vóór wanneer appellante moest betalen, volgt namelijk uit de Wgbz: dat is uiterlijk vier weken na de eerste roldag. Als appellante niet wist op welk rekeningnummer zij het griffierecht moest betalen, had zij daarover kunnen bellen, hetgeen kennelijk ook gebeurd is. In ieder geval is het door appellante aangevoerde geen geldig excuus voor het niet tijdig betalen van het griffierecht.
2. Van omstandigheden als bedoeld in art. 127a lid 3 Rv., dat de toepassing van art. 127 lid 2 Rv., gelet op het belang van één of meer partijen bij toegang tot de rechter zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, is niet gebleken.
Nu appellante niet tijdig tot betaling van het griffierecht is overgegaan, zullen geïntimeerden
overeenkomstig het bepaalde in artikel 127a, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van deze instantie worden ontslagen en zal appellante worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
De beslissing
Het hof:
- ontslaan geïntimeerden van deze instantie,
- veroordeelt appellante in de proceskosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van geïntimeerden vastgesteld op € 649,- voor verschotten en op € 447,- voor salaris van de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mr. A.A. Schuering, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 april 2011.