ECLI:NL:GHSGR:2011:BR3353

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.051.297
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Labohm
  • A. Dusamos
  • J. Zwagemaker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een gemeenschap van goederen na overlijden met betrekking tot nabestaandenpensioen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage werd behandeld, gaat het om de verdeling van een gemeenschap van goederen na het overlijden van de vader van de appellanten. De appellanten, bestaande uit meerdere erfgenamen, hebben hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De zaak betreft onder andere de vraag of het nabestaandenpensioen van de geïntimeerde, die was opgebouwd tijdens haar huwelijk, moet worden betrokken in de verdeling van de gemeenschap. De appellanten stellen dat het nabestaandenpensioen niet als verknocht kan worden aangemerkt en dus wel in de verdeling moet worden meegenomen. De geïntimeerde daarentegen betoogt dat het pensioen niet in de gemeenschap valt, omdat het een voorziening is voor haar oudedag en niet ten laste van de gemeenschap is gekomen.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen. Het hof oordeelt dat het nabestaandenpensioen, dat is opgebouwd tijdens het huwelijk van de geïntimeerde, niet in de gemeenschap valt en als verknocht moet worden aangemerkt. Dit betekent dat de aanspraken van de geïntimeerde op het pensioen niet in de verdeling van de gemeenschap tussen de appellanten en de geïntimeerde worden betrokken. Daarnaast heeft het hof vastgesteld dat er enkele fouten zijn gemaakt in de eerdere uitspraak van de rechtbank, zoals een telfout en het niet betrekken van taxatiekosten in de verdeling.

Het hof heeft de partijen opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een boedelbeschrijving op te stellen, zodat de verdeling van de gemeenschap kan worden vastgesteld. De beslissing over de proceskosten is aangehouden voor het eindarrest. Het hof heeft de zaak op 22 maart 2011 behandeld en de uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector familie
Zaaknummer : 200.051.297
Zaak- rolnummer rechtbank : 304239 / HA ZA 08-467
arrest van de familiekamer 22 maart 2011
inzake
[appellant 1],
wonende te [adres],
en
[appellant 2],
wonende te [adres]
en
[appellant 3],
wonende te [adres],
en
[appellant 4],
wonende te [adres]e,
en
[appellant 5],
wonende te [adres],
en
[appellant 6],
wonende te [adres],
en
[appellant 7],
wonende te [adres],
en
[appellant 8],
wonende te [adres],
appellanten, tevens incidenteel geïntimeerden,
hierna te noemen: appellanten,
advocaat: mr. baron R.W. de Vos van Steenwijk te ’s-Gravenhage,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [adres],
geïntimeerde, tevens incidenteel appellante,
hierna te noemen: geïntimeerde,
advocaat: mr. A.H. Vermeulen te ’s-Gravenhage.
Het geding
Bij exploot van 17 november 2009 zijn appellanten in hoger beroep gekomen van het vonnis van 19 augustus 2009 van de rechtbank ’s-Gravenhage tussen de partijen gewezen.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in het be¬stre¬den vonnis heeft ver¬meld.
Bij memorie van grieven (met producties) hebben appellanten hun grieven aangevoerd.
Bij memorie van antwoord (met producties) heeft geïntimeerde de grie¬ven bestreden. Tevens heeft zij incidenteel hoger beroep ingesteld onder aanvoering van twee grieven.
Bij memorie van antwoord in het incidentele hoger beroep hebben appellanten de grieven bestreden.
Op 4 februari 2011 is de zaak bepleit, namens appellanten door mr. baron R.W. de Vos van Steenwijk, advocaat te ’s-Gravenhage en namens geïntimeerde door mr. A.H. Vermeulen, advocaat te ’s-Gravenhage.
De partijen heb¬ben hun procesdossiers aan het hof over¬ge¬legd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
Algemeen
1. Voor zover tegen de feiten in het bestreden vonnis geen grief is gericht gaat het hof uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten.
2. Appellanten vorderen: het hof behage, het vonnis waarvan beroep te vernietigen en, opnieuw recht doende:
• de scheiding en deling van de betreffende gemeenschap van goederen en schulden vast te stellen in dier voege, dat aan geïntimeerde resp. appellanten zal worden toegescheiden / toegedeeld, zoals aangeduid in het voorgaande sub 21;
• met bevel aan de wederzijdse partijen te verrichten hetgeen geboden is om in elkanders bezit te doen geraken, hetgeen de betreffende partij conform het te wijzen arrest zal competeren;
• te verklaren voor recht, dat aanspraken van geïntimeerde [geïntimeerde] uit hoofde van voormeld scheidingsconvenant, [geïntime[B], gebaseerd op de Prudential-polis, en voor zover overschrijdende de som van € 20.722,50 eventueel voor verdeling in aanmerking komen op later tijdstip, en vooralsnog blijven buiten de onderhavige boedelverdeling;
• althans geïntimeerde te bevelen met appellanten / erven van de erflater / deelgenoten in diens onverdeelde nalatenschap, over te gaan tot scheiding en deling van de in de procedure aan de orde zijnde gemeenschap van goederen;
• met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon c.q. onzijdige personen, een en ander als in de wet voorzien;
• voorts met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van het geding, in eerste en in tweede instantie gevallen aan de zijde van appellanten, daaronder begrepen de zgn. nakosten, te weten: nasalaris advocaat; alsook deurwaarderskosten wegens betekening van vonnis, arrest, doen van bevel en andere aan de tenuitvoerlegging van de betreffende rechterlijke uitspraak verbonden kosten, een en ander volgens tarief als in balie resp. deurwaarderspraktijk gebruikelijk;
• en tenslotte met verklaring van het te wijzen arrest uitvoerbaar bij voorraad, zonder borgtocht of andere vorm van zekerheidstelling.
3. Door geïntimeerde wordt in het incidentele appel gevorderd:
• te vernietigen het vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage op 19 augustus 2009 tussen partijen gewezen onder zaak – en rolnummer 304239 HA ZA 08-467 en, opnieuw rechtdoende, bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, alsnog de verdeling van de gemeenschap vast te stellen met inachtneming van de in incidenteel appel geformuleerde grieven, kosten rechtens.
Ontvankelijkheid appellanten
4. Geïntimeerde heeft onder punt 4.1 van haar memorie van antwoord tevens incidenteel appel gesteld dat de erfgenamen en de executeur tot heden hebben verzuimd een verklaring van erfrecht te overleggen. Door het ontbreken van een verklaring van erfrecht kan niet worden vastgesteld of appellanten ook daadwerkelijk erfgenaam zijn.
5. Tijdens het pleidooi heeft geïntimeerde medegedeeld dat zij haar stelling dat appellanten niet-ontvankelijk zijn in hun appel niet langer handhaaft.
6. Het hof is van oordeel dat op basis van de processtukken niet gebleken is van enige tekortkoming aan de zijde van appellanten die tot een niet-ontvankelijkheid van het door hen ingestelde appel dient te leiden.
Telfout en taxatiekosten
7. Beide partijen zijn het er over eens dat de rechtbank een telfout heeft gemaakt van € 5,- bij de vaststelling van de overbedelingsvordering op geïntimeerde.
8. Voorts zijn beide partijen het er over eens dat de rechtbank heeft verzuimd de kosten van de taxatie van het woonhuis aan de [straat] te [adres] ten bedrage van € 871,08 in de verdeling te betrekken.
9. De grieven 1 en 2 van appellanten treffen derhalve doel.
Te verdelen liquide saldo
10. In punt 7 van hun memorie van grieven stellen appellanten dat geïntimeerde een voorschot heeft gekregen van € 15.000,-. Het reëel resterende liquide saldo beloopt daarom € 354.589,- minus € 15.000,- = € 339.589,-.
11. Geïntimeerde stelt dat appellanten geen argumenten aanvoeren waarom het reeds uitgekeerde voorschot nog zou moeten worden verrekend met het thans aanwezige saldo, noch hebben zij door bijvoorbeeld het overleggen van dagafschriften onderbouwd dat het uit te keren liquiditeitssaldo inderdaad met het bedrag van het voorschot dient te worden verrekend. In haar toelichting op haar incidentele grief 2 stelt geïntimeerde dat het liquide saldo dat thans beschikbaar is € 355.589,- bedraagt.
12. Het hof overweegt als volgt. Onbestreden is dat geïntimeerde een voorschot heeft gekregen van € 15.000,-. Naar het oordeel van het hof dient in het kader van de financiële afrekening tussen partijen het bedrag van € 15.000,- te worden verrekend.
13. Nu tussen partijen onbestreden is dat het bedrag aan liquiditeiten bedraagt € 354.589,- dient dit bedrag in de verdeling te worden betrokken.
Prudentialpolis
14. Partijen zijn het er over eens dat de prudentialpolis onverdeeld dient te blijven en dat de opbrengst in de verdeling dient te worden betrokken op het moment dat de verzekeraar tot uitkering overgaat. Nu partijen overeenstemming hebben bereikt omtrent de prudential polis behoeft de grief geen verdere bespreking meer.
Inboedelgoederen
15. Het hof begrijpt uit VII dat appellanten de inboedel wensen te verkrijgen vanwege affectie.
16. Uit de memorie van antwoord tevens incidenteel appel volgt dat geïntimeerde zich kan vinden in de wijze waarop de rechtbank de inboedel heeft verdeeld. Tijdens haar pleidooi heeft geïntimeerde gesteld dat de inboedel zonder haar instemming onder de overige erfgenamen is verdeeld.
17. Uit de pleitaantekeningen van appellanten volgt dat appellanten de inboedelgoederen naar zich toe hebben gehaald.
18. Het hof overweegt als volgt. De handelswijze van appellanten om de inboedel zich toe te eigenen is niet een gebruikelijke gang van zaken bij een verdeling.
19. Het hof acht het niet in het belang van partijen – mede bezien het ernstige conflict dat tussen hen bestaat - dat de inboedel weer bij elkaar moet worden gebracht en dat vervolgens partijen om de beurt een keuze kunnen maken wie welk inboedelgoed krijgt. Rekening houdend met de belangen van partijen bepaalt het hof dat ieder der partijen onder zich houdt die inboedelgoederen die hij/zij thans onder zich heeft, onder gehoudenheid van appellanten om aan geïntimeerde te voldoen de somma van € 2.553,-.
Nabestaandenpensioen
20. Appellanten zijn van mening dat het nabestaandenpensioen dat voor geïntimeerde is opgebouwd tijdens haar huwelijk met [B] in de verdeling dient te worden betrokken. De ontbinding van het huwelijk tussen geïntimeerde en [B] dateert van april 1992. Dit nabestaandenpensioen valt niet onder de categorie pensioenen waarop de wet verevening pensioenen voorziet. De waarde van het nabestaandenpensioen is 50/50 te verdisconteren bij de verdeling van de gemeenschap. Het nabestaandenpensioen is niet aan te merken als verknocht. Appellanten begroten de waarde van het nabestaandenpensioen op € 13.934,68.
21. Geïntimeerde is van mening dat in de onderhavige zaak geen sprake is van echtscheiding, maar van verdeling van een gemeenschap als gevolg van het overlijden van de vader van appellanten. Nu sprake is van een verdeling van een gemeenschap als gevolg van het overlijden van de vader van de geregistreerde partners valt de pensioenaanspraak niet in de gemeenschap. Geïntimeerde verwijst naar het arrest van de Hoge Raad 27 november 1981 NJ 1982,503:
” De verknochtheid van het ouderdomspensioen aan de persoon van de rechthebbende staat eraan in de weg dat een verrekening moet plaatsvinden ten behoeve van de erfgenamen van de overleden andere echtgenoot, nu na het overlijden de zorg voor de persoon van deze laatste geen gewicht meer in de schaal werpt.”
22. Het hof overweegt als volgt. In het onderhavige geval is sprake van een nabestaandenpensioen dat voor geïntimeerde is opgebouwd in de periode dat zij met de heer [B] gehuwd was. De lasten van het nabestaandenpensioen zijn niet ten laste gekomen van de gemeenschap tussen erflater en geïntimeerde. Het betreft een voorziening voor de oudedag van geïntimeerde. In de verhouding tot appellanten dienen de rechten voortvloeiende uit het nabestaandenpensioen naar maatschappelijke normen bezien als verknocht aangemerkt te worden en vallen deze niet in de te verdelen gemeenschap tussen appelanten en geïntimeerde. De grief treft geen doel.
Schulden
23. Geïntimeerde stelt dat de rechtbank in het dictum ten onrechte niet heeft opgenomen dat de schulden voor een bedrag van € 53.102,- aan geïntimeerde zijn toegedeeld.
24. Uit de memorie van antwoord op het incidentele appel volgt dat geïntimeerde het er mee eens is dat zij de schulden tot een bedrag van € 53.102,- dient te voldoen.
25. Het hof overweegt als volgt. Schulden zijn geen goed en kunnen daarom niet aan een partij worden toegedeeld. Voor schuldoverneming is de medewerking nodig van de crediteur. Het hof begrijpt dat geïntimeerde een bedrag van € 53.102,- als een eigen schuld zal voldoen en appellanten ter zake die schuld zal vrij waren.
Bankrekeningen [buitenland]
26. Geïntimeerde wenst inzage te hebben in de bankrekeningen van erflater in [buitenland] vanaf 1995 tot het moment van overlijden van erflater. Geïntimeerde is op 17 juli 2000 een geregistreerd partnerschap met erflater aangegaan. Geïntimeerde heeft op grond van art 3:173 BW recht op rekening en verantwoording over het over de gemeenschap gevoerde beheer. De executeur, zijnde [appellant 8], voerde sinds jaar en dag het beheer en de administratie over het vermogen van zijn broer en van geïntimeerde.
27. Bij conclusie van repliek in eerste aanleg hebben appellanten geteld dat hun niets bekend is van bezittingen in [buitenland].
28. Het hof overweegt als volgt. Voor de bepaling van de omvang van de gemeenschap is relevant welke boedelbestanddelen aanwezig waren op het moment van overlijden van erflater. Door appellanten wordt ontkend dat er bezittingen zijn in [buitenland]. Op geïntimeerde rust derhalve de bewijslast om aan te tonen dat op het moment van overlijden van erflater bezittingen in [buitenland] van erflater aanwezig waren. Naar het oordeel van het hof heeft geïntimeerde niet eens het begin van bewijs geleverd. Geïntimeerde heeft het over een bank in [buitenland] maar geeft niet aan welke bank. Naar het oordeel van het hof heeft geïntimeerde niet voldaan aan haar stelplicht. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen is er geen grond aanwezig te bepalen dat de executeur een rekening en verantwoording dient af te leggen over bankrekeningen in [buitenland].
Vaststellen verdeling
29. Op basis van de gegevens die partijen aan het hof hebben verstrekt kan het hof de verdeling van de ontbonden gemeenschap niet vaststellen. Het hof is gebleken dat partijen al partieel gelden hebben verdeeld. Wat verdeeld is tussen partijen kan de rechter niet meer verdelen.
30. Om fouten te voorkomen verzoekt het hof partijen, met inachtneming van hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen en met inachtneming van hetgeen tussen partijen niet meer in geschil is een boedelbeschrijving op te stellen per sterfdatum van erflater. Na de boedelbeschrijving dienen partijen aan te geven wat inmiddels is verdeeld en wat in hun visie nog moet worden verdeeld.
Proceskosten
31. Het hof zal zich bij het eindarrest over de proceskosten uitlaten.
Beslissing
Het hof:
bepaalt dat de partijen binnen 6 weken na datum van dit arrest een akte dienen te nemen zoals overwogen in rechtsoverweging 30;
houdt iedere verdere beslissing aan;
Dit arrest is gewezen door mrs. Labohm, Dusamos en Zwagemaker en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 maart 2011 in aanwezigheid van de griffier.