ECLI:NL:GHSGR:2011:BR3894

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.073.948-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van den Wildenberg
  • M. Stollenwerck
  • J. van Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor het verkrijgen van een paspoort ten behoeve van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 8 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor het verkrijgen van een paspoort voor een minderjarige. De vader, verzoeker in hoger beroep, had eerder toestemming gegeven voor de afgifte van een paspoort, maar verzocht nu om vervangende toestemming omdat hij vreesde dat de moeder, met wie hij in een geschil verwikkeld was, de minderjarige naar Europa zou willen brengen om zelf een verblijfsvergunning te verkrijgen. De moeder, verweerster in hoger beroep, betwistte het beroep van de vader en verzocht het hof om hem niet-ontvankelijk te verklaren of het beroep ongegrond te verklaren.

Het hof oordeelde dat de vader niet met voldoende grieven was gekomen tegen de bestreden beschikking, maar dat het in het belang van de minderjarige wenselijk was om de beoordeling van het verzoek tot een tweede paspoort te betrekken bij de autoriteit die de aanvraag in behandeling zou nemen. Het hof concludeerde dat er al een paspoort voor de minderjarige was verstrekt en dat de aanvraag voor een tweede paspoort niet in het belang van de minderjarige was, gezien zijn jonge leeftijd van twee jaar. De vader had geen zakelijke of beroepsmatige redenen aangevoerd die de aanvraag voor een tweede paspoort rechtvaardigden.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en het verzoek van de moeder tot het verkrijgen van vervangende toestemming voor de afgifte van een paspoort ten behoeve van de minderjarige afgewezen. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van de minderjarige, waarbij het hof benadrukte dat de toestemming voor een tweede paspoort niet aan de orde was, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 8 juni 2011
Zaaknummer : 200.073.948/01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 10-1465
[appellant],
wonende op een geheim adres,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat voorheen mr. R. van Biezen, thans mr. R.A. Korver te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J.A. de Jonge te Amsterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 16 september 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 16 augustus 2010 van de rechtbank Rotterdam en heeft bij dat beroep tevens een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de beschikking van 16 augustus 2010 ingediend.
De moeder heeft in de hoofdzaak op 13 december 2010 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof is van de zijde van de vader op 28 oktober 2010 een brief van diezelfde datum met bijlagen ingekomen.
Het hof heeft, bij beschikking van 16 maart 2011, de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beschikking van 16 augustus 2010 van de rechtbank Rotterdam geschorst.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, de verklaring van toestemming van de vader voor afgifte van een paspoort voor de minderjarige: [de minderjarige], geboren [in 2009] te [Nigeria] (hierna: de minderjarige), vervangen door de verklaring van toestemming van de rechter.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de vervangende toestemming voor het verkrijgen van een paspoort ten behoeve van de minderjarige.
2. De vader verzoekt het hof om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen (het hof begrijpt:) en, opnieuw beschikkende, het inleidende verzoek van de moeder af te wijzen.
3. De moeder bestrijdt het beroep en verzoekt het hof opnieuw beschikkende:
a) de vader in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel:
b) het beroep hem als ongegrond te ontzeggen, met bevestiging, zo nodig onder verbetering van gronden, van de bestreden beschikking.
Ontvankelijkheid
4. Het meest verstrekkende verweer van de moeder strekt ten betoge dat de vader niet met zoveel woorden grieven tegen de bestreden beschikking heeft aangevoerd, waardoor hij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep.
5. Het hof passeert dit verweer van de moeder, nu op grond van vaste jurisprudentie geldt dat als grieven gelden alle gronden die een appellant aanvoert ter onderbouwing dat de bestreden uitspraak moet worden vernietigd en het hof van oordeel is dat de vader zulke gronden heeft aangevoerd.
Verkrijging vervangende toestemming
6. De vader stelt zich – kort samengevat en zakelijk weergegeven – dat hij in Nigeria een procedure aanhangig heeft gemaakt terzake van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige, waarbij hij heeft verzocht de hoofdverblijfplaats bij hem in Nigeria te bepalen. De vader vermoedt dat de moeder de minderjarige – die naast de Nigeriaanse, ook de Nederlandse nationaliteit heeft – naar Europa wil halen om aldus zelf een verblijfsvergunning te verkrijgen. De vader vervolgt met de stelling - dat de moeder een ander doel voor ogen heeft met de verkrijging van de vervangende toestemming - door er op te wijzen dat zij met het Nigeriaanse paspoort van de minderjarige zou kunnen reizen. Verkrijging van de vervangende toestemming voor het verkrijgen van een paspoort is niet in het belang van de minderjarige, aangezien de moeder in Nederland in de illegaliteit zal verdwijnen en de vader op deze wijze nimmer de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem toegewezen zal krijgen.
7. De moeder stelt zich – kort samengevat en zakelijk weergegeven – op het standpunt dat het belang van de minderjarige met zich meebrengt dat hij, als zeer jong kind, bij zijn moeder in Nederland kan verblijven. De vader houdt het Nederlandse paspoort onder zich, zonder de minderjarige te onderhouden. De moeder wenst de minderjarige graag bij zich te hebben, zodat zij hem in Nederland de kans kan geven een goede opleiding te volgen, die zij in Nigeria niet zou kunnen bekostigen.
8. Het hof stelt voorop dat bij een aanvraag van een paspoort ten behoeve van een minderjarige een verklaring dient te worden overgelegd van iedere persoon die het gezag uitoefent. Indien een persoon – in dit geval de vader – weigert deze toestemming te verlenen, kan op verzoek van de andere ouder (de moeder) deze verklaring worden vervangen door een verklaring van de rechter. De rechter geeft een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
9. Tussen partijen staat niet ter discussie dat er ten behoeve van de minderjarige reeds een paspoort is verstrekt, die door de vader wordt bewaard. Ingevolge artikel 9 van de Paspoortwet (verder: Pw) heeft iedere Nederlander recht op een paspoort. Op grond van artikel 29 in verbinding met artikel 30 Pw, bestaat de mogelijkheid om in uitzonderingsgevallen een tweede paspoort toe te staan. Daartoe dient de aanvrager een verzoek in te dienen aan de autoriteit die bevoegd is de aanvraag in ontvangst te nemen. Dit zal op grond van artikel 26, eerste lid, sub d, Pw, het hoofd van de daartoe aangewezen consulaire post zijn van Nigeria, waar de minderjarige verblijft. Op verzoek van houders van een nationaal paspoort kan blijkens artikel 23, eerste lid, van de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001, een tweede paspoort worden verstrekt indien zij aantonen dat zij voor zakelijke of beroepsmatige redenen:
a. in een reis achtereenvolgens verschillende landen moeten bezoeken waarbij zij de gerede kans lopen dat hun toelating tot een ander land op problemen zal stuiten, omdat uit het daartoe te overleggen nationaal paspoort blijkt dat zij eerder in een land zijn geweest, dan wel
b. regelmatig dringend moeten reizen op een tijdstip dat hun nationaal paspoort zich in verband met de visering bij een buitenlandse vertegenwoordiging bevindt.
Gesteld, noch gebleken is dat in de onderhavige zaak sprake is van een dergelijke situatie.
10. Hoewel de beoordeling van een verzoek tot een tweede paspoort is overgelaten aan genoemde autoriteit, acht het hof het in het belang van de minderjarige wenselijk om deze te betrekken bij de beoordeling van het onderhavige verzoek.
In het kader van die beoordeling acht het hof het niet in het belang van de minderjarige dat de rechter vervangende toestemming verleent. Immers, het tweede paspoort wordt enkel verleend voor zakelijke of beroepsmatige redenen, waar in het geval van de minderjarige – die twee jaar oud is – geen sprake van kan zijn. Het verlenen van vervangende toestemming voor een tweede paspoort ten behoeve van de minderjarige is derhalve niet aan de orde. Voor zover zou moeten worden aangenomen dat de meervermelde zakelijke en beroepsmatige redenen ook kunnen worden herleid tot die van de moeder, zijn die redenen in de persoon van de moeder noch gesteld noch gebleken.
11. Het vorenstaande leidt er toe dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en het inleidende verzoek van de moeder, strekkende tot het verkrijgen van vervangende toestemming voor de afgifte van een paspoort ten behoeve van de minderjarige, zal afwijzen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de moeder tot het verkrijgen van vervangende toestemming voor de afgifte van een paspoort ten behoeve van de minderjarige af;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, Stollenwerck en Van Veen, bijgestaan door mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juni 2011.