ECLI:NL:GHSGR:2011:BR3910

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.080.530/01 en 200.080.534/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Labohm
  • A. Kleykamp-van der Ben
  • J. van der Burght
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap wegens gebrek aan gegevens

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, ging het om een hoger beroep van zowel de vrouw als de man tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 19 oktober 2010 een beschikking gegeven waarin de verdeling van de huwelijksgemeenschap werd vastgesteld, maar deze beschikking was uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De vrouw en de man zijn respectievelijk op 14 en 17 januari 2011 in hoger beroep gekomen van deze beschikking, die later is aangevuld op 12 november 2010.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juli 2011 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft de beroepen van de vrouw en de man gevoegd behandeld. De vrouw verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de verdeling van de huwelijksgemeenschap vast te stellen, terwijl de man het beroep van de vrouw bestreed en verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en de boedelbestanddelen conform zijn brief van 17 september 2009 toe te delen.

Het hof heeft vastgesteld dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de huwelijksgemeenschap, die was ontbonden op 7 juli 2009. Het hof benadrukte dat voor een juiste verdeling voldoende gegevens moeten worden verstrekt, waaronder een boedelbeschrijving. De advocaat van de man had een beschrijving ingediend, maar de advocaat van de vrouw had geen boedelbeschrijving overgelegd. Hierdoor kon het hof geen inzicht krijgen in de omvang van de boedel, wat leidde tot de conclusie dat de verzoeken van beide partijen tot vaststelling van de verdeling moesten worden afgewezen.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd voor zover deze de verdeling van de huwelijksgemeenschap vaststelde en de verzoeken van de vrouw en de man tot vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap afgewezen. Deze beslissing werd genomen op 20 juli 2011 en is uitgesproken in openbare zitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 20 juli 2011
Zaaknummers : 200.080.530/01 en 200.080.534/01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 08-1968
In de zaak met zaaknummer 200.080.530/01
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. C.W.F. Jansen te Rotterdam,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. C.J.P. Liefting te Amstelveen.
en
In de zaak met zaaknummer 200.080.534/01
[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. C.J.P. Liefting te Amstelveen,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. C.W.F. Jansen te Rotterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw en de man zijn respectievelijk op 14 januari 2011 en 17 januari 2011 in hoger beroep gekomen van een beschik¬king van 19 oktober 2010 van de rechtbank Rotterdam, welke is aangevuld bij beschikking van 12 november 2010.
De man heeft op 16 maart 2011 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vrouw:
- op 27 januari 2011 een brief van 26 januari 2011 met bijlagen;
- op 2 maart 2011 een brief van 28 februari 2011 met bijlage;
- op 12 april 2011 een brief van 11 april 2011 met bijlage;
- op 14 juni 2011 een brief van dezelfde datum met bijlagen;
- op 24 juni 2011 een brief van dezelfde datum met bijlage;
- op 28 juni 2011 een brief van dezelfde datum;
van de zijde van man:
- op 27 januari 2011 een brief van 26 januari 2011 met bijlagen;
- op 28 juni 2011 een brief van dezelfde datum met bijlage.
De zaken zijn op 1 juli 2011 gezamenlijk mondeling behandeld. Ter zitting zijn verschenen: de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de man, bijgestaan door mr. M. Groenewoud, waarnemend voor mr. C.J.P. Liefting.
Het hof zal de beide beroepen ingevolge het bepaalde in artikel 361 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gevoegd in één beschikking behandelen en beslissen.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank de verdeling van de gemeenschap vastgesteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
De echtscheidingsbeschikking is op 7 juli 2009 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In onderhavige zaak is in geschil de verdeling van de huwelijksgemeenschap, welke door echtscheiding is ontbonden op 7 juli 2009.
2. De vrouw verzoekt het hof bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de verdeling vast te stellen met inachtneming van de namens de vrouw geformuleerde grieven en tevens vast te stellen wie welk bedrag aan de ander wegens overbedeling zal hebben te voldoen, dan wel een zodanige beslissing te nemen als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
3. De man bestrijdt het beroep van de vrouw en verzoekt het hof het beroep van de vrouw af te wijzen en te beschikken als verzocht in het namens de man ingediende beroepschrift.
4. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en zo nodig, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de boedelbestanddelen conform de brief met bijlagen van de man van 17 september 2009, worden toegedeeld aan één der partijen, te bepalen dat de waarde van elk afzonderlijk boedelbestanddeel gelijk is aan de waarde als opgenomen in de brief van de man van 17 september 2009, alsmede te concluderen dat de vrouw, in verband met de verdeling van de huwelijksgemeenschap, aan de man verschuldigd is een bedrag van € 33.997,39, te verhogen met de wettelijke rente vanaf de datum van ingebrekestelling.
5. Het hof stelt allereerst vast dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt ter zake de verdeling van de voormalige huwelijksgemeenschap.
6. Het hof begrijpt de beroepen van de vrouw en de man aldus dat zij het hof verzoeken de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap vast te stellen.
7. Het hof overweegt als volgt. Indien de rechter op grond van artikel 3:185 van het Burgerlijk Wetboek wordt verzocht de verdeling vast te stellen, dienen aan de rechter voldoende gegevens te worden verschaft om de verdeling te kunnen vaststellen. De rechter zal dan onder meer inzicht moeten hebben in de omvang van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap per datum ontbinding van het huwelijk. Voorts dient de rechter inzicht te hebben in waarde van boedelbestanddelen.
8. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft het hof aan beide advocaten verzocht een boedelbeschrijving aan het hof te doen toekomen zodat het hof inzicht heeft in de aard en omvang van de voormalige huwelijksgemeenschap. Van de advocaat van de man heeft het hof een beschrijving gekregen van de huwelijksgemeenschap per 18 juni 2008 en niet per datum ontbinding huwelijk, zijnde 7 juli 2009. Van de advocaat van de vrouw heeft het hof geen boedelbeschrijving gekregen. Het hof heeft geen inzicht kunnen verkrijgen in de omvang van de boedel. Gelet hierop kan het hof niet de verdeling van de huwelijksgemeenschap vaststellen en dienen de verzoeken van de vrouw en de man daartoe te worden afgewezen. Dat de vrouw geen nadere stukken in het geding heeft gebracht omdat zij er van uit ging dat partijen overeenstemming ter zake de verdeling hadden bereikt, doet aan dit oordeel niet af. De door de vrouw en de man geformuleerde grieven hoeven dan ook geen bespreking meer. Dit alles leidt ook tot vernietiging van de bestreden beschikking, voor zover daarbij de verdeling van de huwelijksgemeenschap is vastgesteld.
9. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarbij de verdeling van de huwelijksgemeenschap is vastgesteld en opnieuw beschikkende:
wijst de inleidende verzoeken van de vrouw en de man tot vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap alsnog af;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Kleykamp-van der Ben en Van der Burght, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2011.