ECLI:NL:GHSGR:2011:BR4442

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.078.813-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Nievelt
  • A. Pannekoek-Dubois
  • J. van der Burght
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en draagkracht van de vader

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin zijn verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie werd afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.E.H. Dumont, stelt dat de rechtbank hem ten onrechte als alleenstaande heeft aangemerkt en dat er rekening gehouden moet worden met zijn nieuwe echtgenote en de financiële lasten die hij draagt. Hij voert aan dat zijn nieuwe echtgenote niet in haar eigen levensonderhoud kan voorzien en dat hij bijdraagt aan de kosten van zijn stiefzoon. Daarnaast stelt hij dat hij schulden heeft die zijn draagkracht beïnvloeden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 mei 2011 was de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M.F. Prickartz, niet aanwezig. Het hof oordeelt dat de vader niet voldoende heeft aangetoond dat zijn nieuwe echtgenote niet in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. Het hof wijst erop dat de keuze van de nieuwe echtgenote om haar verdiencapaciteit niet te benutten, niet ten nadele van de minderjarige mag worden meegenomen in de beoordeling van de draagkracht van de vader.

Verder concludeert het hof dat de vader geen bewijs heeft geleverd voor de noodzaak om rekening te houden met de kosten van zijn stiefzoon en dat de opgevoerde schulden niet in aanmerking kunnen worden genomen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, omdat de grieven van de vader falen. De vader had de kinderalimentatie die hij geacht werd te kunnen betalen, aan de moeder moeten voldoen om de schulden te voorkomen. De beslissing van het hof is genomen op 22 juni 2011.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
Uitspraak : 22 juni 2011
Zaaknummer : 200.078.813/01
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 09-3067
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.E.H. Dumont te Rotterdam,
tegen
[geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. E.M.F. Prickartz te Schiedam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 15 december 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 16 september 2010 van de rechtbank Rotterdam.
De moeder heeft geen verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 25 januari 2011 een brief van dezelfde datum met bijlagen;
- op 11 februari 2011 een brief van 10 februari 2011 met bijlage.
De zaak is op 11 mei 2011 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de advocaat van de moeder.
De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, het verzoek van de vader, strekkende tot wijziging van de bij de beschikking van 15 februari 2008 van de rechtbank Rotterdam vastgestelde bijdrage van € 350,- per maand in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [de minderjarige], geboren [in 2000] te [geboorteplaats], hierna te noemen: de minderjarige, afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, hierna ook te noemen: de kinderalimentatie.
2. De vader verzoekt, voor zover de wet zulks toelaat uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de bij de beschikking van 15 februari 2008 van de rechtbank Rotterdam vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige te bepalen op nihil, althans een zodanige bijdrage als het hof in goede justitie vermeent te behoren.
3. De moeder bestrijdt het beroep.
4. De vader stelt in zijn eerste grief dat de rechtbank hem ten onrechte als alleenstaande heeft aangemerkt. Hij betoogt dat zijn nieuwe echtgenote niet in haar eigen levensonderhoud kan voorzien en dat daarom moet worden uitgegaan van de bijstandsnorm voor een gezin.
In zijn tweede grief stelt de vader dat bij de beoordeling van zijn draagkracht rekening dient te worden gehouden met het feit dat hij met een bedrag van € 150,- per maand bijdraagt in de kosten van de zoon van zijn echtgenote.
In zijn derde grief betoogt de vader dat bij de beoordeling van zijn draagkracht voorts rekening dient te worden gehouden met een aflossing van € 170,- per maand op een flexibel krediet bij de ABN-AMRO bank en een aflossing van € 54,- per maand op een schuld bij Comfortcard. De vader is deze schulden aangegaan, zo stelt hij, omdat hij anders vanwege een loonbeslag niet in zijn levensonderhoud kon voorzien.
5. De advocaat van de moeder heeft ter terechtzitting namens de moeder de stellingen van de vader betwist. Voorts heeft de advocaat van de moeder verklaard het verweer in eerste aanleg met betrekking tot de ontvankelijkheid van de vader in zijn inleidende verzoek te handhaven.
6. Het hof overweegt als volgt.
7. De beschikking van 15 februari 2008 van de rechtbank Rotterdam is bekrachtigd door dit hof bij beschikking van 8 juli 2009. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat bij de vaststelling van de kinderalimentatie indertijd is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens. Derhalve is de rechtbank terecht overgegaan tot een hernieuwde beoordeling van de draagkracht van de vader.
Nieuwe echtgenote van de vader
8. Naar het oordeel van het hof heeft de vader ook in hoger beroep niet aangetoond dat zijn nieuwe echtgenote niet in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. Ter terechtzitting heeft de vader te kennen gegeven dat zijn nieuwe echtgenote geen werk kan vinden, doch hij heeft deze stelling niet nader onderbouwd of gestaafd met enig bewijs. Voorts is gesteld noch gebleken dat de nieuwe echtgenote van de vader fysiek en/of geestelijk niet in staat zou zijn tot het verwerven van inkomen. Dat de nieuwe echtgenote van de vader - met instemming van de vader - haar verdiencapaciteit onbenut laat, is haar eigen keuze, maar mag er niet toe leiden dat daarmee rekening wordt gehouden bij de vaststelling van de draagkracht van de vader, ten nadele van de minderjarige.
Stiefzoon van de vader
9. Uit een door de vader overgelegd uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie blijkt dat een zoon van de echtgenote van de vader woonachtig is bij de vader en zijn echtgenote. De stiefzoon van de vader is achttien jaar oud. Het hof is niet duidelijk geworden of de stiefzoon van de vader behoefte heeft en/of heeft gehad aan een bijdrage van de vader in de kosten van levensonderhoud en studie c.q verzorging en opvoeding en zo ja, wat de omvang van diens behoefte is. Ter terechtzitting heeft de vader verklaard dat zijn stiefzoon een werk-leertraject volgt. Hij heeft echter nagelaten stukken over te leggen waaruit blijkt wanneer zijn stiefzoon met dit werk-leertraject is begonnen en welk inkomen zijn stiefzoon in dit kader verdient. Voorts is niet duidelijk of en in hoeverre de eigen vader van de stiefzoon bijdraagt in diens kosten. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat geen rekening dient te worden gehouden met de door de vader gestelde bijdrage in de kosten van zijn stiefzoon.
Aflossing schulden
10. Het hof is van oordeel dat evenmin rekening dient te worden gehouden met de door de vader opgevoerde aflossing van € 170,- per maand op een flexibel krediet bij de ABN-AMRO bank en een aflossing van € 54,- per maand op een schuld bij Comfortcard. Indien de vader de afgelopen jaren de opgelegde kinderalimentatie, die hij geacht werd te kunnen betalen, aan de moeder had voldaan, was er immers geen loonbeslag gelegd en had de vader gemelde schulden niet hoeven aan te gaan.
11. Gelet op het hiervoor overwogene falen de grieven van de vader. De bestreden beschikking dient dan ook te worden bekrachtigd.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, Pannekoek-Dubois en van der Burght, bijgestaan door mr. Verburg als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juni 2011.