ECLI:NL:GHSGR:2011:BR4565

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-003713-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing, wapenbezit en bezit van verdovende middelen met schadevergoeding aan Politie Haaglanden

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 20 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte is schuldig bevonden aan afpersing, het voorhanden hebben van een wapen in de zin van de Wet wapens en munitie, en het bezit van verdovende middelen. De feiten vonden plaats in 's-Gravenhage, waar de verdachte op 30 januari 2010 met geweld en bedreiging met een vuurwapen een geldbedrag van 1685 euro heeft afgedwongen van een aangever. Daarnaast heeft hij een mobiele telefoon van een andere aangever afgenomen. Op 1 februari 2010 heeft de verdachte een ambtenaar aangevallen en een deur van de politie beschadigd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en onder bijzondere voorwaarden. Tevens is de verdachte verplicht gesteld om een schadevergoeding van EUR 781,93 te betalen aan de Politie Haaglanden voor de geleden schade. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij integraal toegewezen, omdat de schade een rechtstreeks gevolg was van de bewezenverklaarde feiten. De verdachte is vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder de overval op een bedrijf, omdat het hof niet tot een overtuiging kon komen dat hij de dader was. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003713-10
Parketnummers: 09-665111-10 en 09-925073-10
TUL: 02-800234-07
Datum uitspraak: 20 april 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 24 juni 2010 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
thans gedetineerd in Huis van Bewaring De Boschpoort te Breda.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 4 februari 2011 en 6 april 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen met parketnummers 09-665111-10 en 09-925073-10. Het hof heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen van een doorlopende nummering voorzien. Het zal die nummering in dit arrest aanhouden. Het tenlastegelegde houdt in dat:
1.
hij op of omstreeks 30 januari 2010 te `s-Gravenhage met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 1685 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] en/of [aangever 1] en/of [bedrijf A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) heeft getoond aan die [aangever 1] en/of [aangever 3] en/of [aangever 4] en zei: "waar is de kluis?" en/of "als je rustig blijft, blijf ik ook rustig";
en/of
hij op of omstreeks 30 januari 2010 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 1685 euro, althans een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] en/of [aangever 1] en/of [bedrijf A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 1] en/of [aangever 3] en/of [aangever 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het tonen van een (op een)vuurwapen (gelijkend voorwerp) en het vragen om de kluis;
2.
hij op of omstreeks 30 januari 2010 te 's-Gravenhage met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 5] heeft gedwongen tot de afgifte van haar mobiele telfoon en/of een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het richten van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [aangever 5] en het zeggen van de woorden: "geef je portemonnee en telefoon";
3.
hij op of omstreeks 1 februari 2010 te 's-Gravenhage, opzettelijk een ambtenaar, te weten [aangever 6], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, met gebalde vuist tegen de neus/het hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op of omstreeks 1 februari 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een deur/raam, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan politiecorps Haaglanden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk tegen het raam in de deur van de ophoudruimte getrapt, waardoor de sponning is gebroken en het plexieglas uit de sponning is gesprongen;
5.
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 30 januari 2010 tot en met 1 februari 2010 te 's-Gravenhage (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een sterk op een Umarex Beretta Elite II, 4.5. kaliber gelijkend pistool, zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
6.
hij op of omstreeks 1 februari 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en onder de bijzondere voorwaarde zich - kort gezegd - gedurende de proeftijd te houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Ter zake van de vordering na voorwaardelijke veroordeling, de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen en het beslag zijn beslissingen genomen zoals nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Het namens de verdachte ingestelde hoger beroep is blijkens de daarvan opgemaakte akte niet gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 tenlastegelegde.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en onder 3 ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde wordt nog meer in het bijzonder overwogen dat het hof niet tot de overtuiging is kunnen komen dat de verdachte zich aan de overval, die op 30 januari 2010 in [bedrijf A] heeft plaatsgevonden, schuldig heeft gemaakt, ook niet aan de hand van de ter terechtzitting getoonde camerabeelden, aangezien die beelden te weinig specifieke kenmerken van de dader laten zien om buiten iedere redelijke twijfel te kunnen vaststellen dat die dader en de verdachte één en dezelfde persoon zijn.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 30 januari 2010 te 's-Gravenhage met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever 5] heeft gedwongen tot de afgifte van haar mobiele telefoon en een geldbedrag, toebehorende aan die [aangever 5], welke bedreiging met geweld bestond uit het richten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [aangever 5] en het zeggen van de woorden: "geef je portemonnee en telefoon";
4.
hij omstreeks 1 februari 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een deur/raam, toebehorende aan politiekorps Haaglanden, heeft beschadigd door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk tegen het raam in de deur van de ophoudruimte te trappen, waardoor de sponning is gebroken en het plexiglas uit de sponning is gesprongen;
5.
hij in de periode van 30 januari 2010 tot en met 1 februari 2010 te 's-Gravenhage een wapen van categorie I onder 7°, te weten een sterk op een Umarex Beretta Elite II, 4.5. kaliber gelijkend pistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
6.
hij omstreeks 1 februari 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,8 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Afpersing.
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing. Dit is een zeer ernstig misdrijf dat doorgaans een grote impact op het slachtoffer heeft.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen in de zin van de Wet wapens en munitie. Ongecontroleerd bezit van dergelijke wapens veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving, aangezien zij in toenemende mate - zo ook in het onderhavige geval - worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten. Daarom dient hiertegen streng te worden opgetreden.
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van verdovende middelen. Drugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit. Het ongecontroleerde bezit van verdovende middelen dient dan ook krachtig te worden bestreden.
Tenslotte heeft de verdachte zich na zijn aanhouding op het politiebureau nog schuldig gemaakt aan beschadiging van een raam in een deur, hetgeen getuigt van een gebrek aan respect voor publiek eigendom en overlast en financiële schade heeft veroorzaakt.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 maart 2011 is de verdachte reeds eerder meermalen onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting - onder verwijzing naar de uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaken Salduz vs Turkije en Dayanan vs Turkije - betoogd dat de toestemming van de verdachte om hem op 8 maart 2010 te lichten onrechtmatig is verkregen, nu de verdachte geen raadsman heeft kunnen consulteren alvorens hij bedoelde toestemming heeft gegeven. De raadsman stelt zich op het standpunt dat sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en dat hieraan de consequentie van strafvermindering behoort te worden verbonden.
Aangezien het lichten van de verdachte heeft plaatsgevonden in het kader van het onderzoek naar de onder 1 ten laste gelegde overval op [bedrijf A] en de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken, ziet het hof evenwel in hetgeen door de raadsman is aangevoerd geen aanleiding om de straf, die ter zake van het onder 2, 4, 5 en 6 tenlastegelegde behoort te worden opgelegd, te matigen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur en onder na te melden voorwaarden een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het voorwerp, vermeld op de zich in het dossier bevindende lijst van in beslag genomen voorwerpen onder nummer 9, zal worden onttrokken aan het verkeer en dat de voorwerpen, vermeld onder nummer 3 tot en met 7 op die lijst, zullen worden teruggegeven aan de rechthebbende.
Het in beslag genomen op genoemde lijst onder 9 vermelde en nog niet teruggegeven voorwerp, met betrekking tot welk voorwerp het onder 5 bewezenverklaarde is begaan, zal aan het verkeer onttrokken worden verklaard, aangezien dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Ten aanzien van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, vermeld onder nummer 3 tot en met 7 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen, zal het hof de teruggave gelasten aan de rechthebbende.
Vordering tot schadevergoeding van de Politie Haaglanden
In het onderhavige strafproces heeft de Politie Haaglanden zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 4 tenlastegelegde tot een bedrag van EUR 781,93.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van EUR 781,93.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is voor wat betreft de in rekening gebrachte BTW namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 4 bewezenverklaarde. Nu de politie als overheidsorgaan de haar in rekening gebrachte BTW niet kan verrekenen, is deze BTW terecht opgevoerd. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve integraal worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van de Politie Haaglanden
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 781,93 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 4 bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van de Politie Haaglanden.
Vordering tot schadevergoeding van [aangever 6]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 6] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 tenlastegelegde tot een bedrag van EUR 150,-, welke vordering in eerste aanleg is toegewezen.
Aangezien de verdachte ter zake van het onder 3 tenlastegelegde evenwel wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij in hoger beroep in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Nu gesteld noch gebleken is dat de verdachte kosten heeft gemaakt met het oog op de verdediging tegen deze vordering kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 16 mei 2007 onder parketnummer 02-800234-07 is de verdachte onder meer veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder, voor zover in dezen van belang, de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 25 september 2008 is deze proeftijd met één jaar verlengd.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van de niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond en het hof acht ook termen aanwezig om de gevorderde tenuitvoerlegging te gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 36f, 57, 63, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2, 4, 5 en 6 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een op 6 (zes) maanden bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk vindt, ook als zulks inhoudt dat de verdachte voor ambulante behandeling wordt doorverwezen naar de forensisch psychiatrische polikliniek van Palier, of een soortgelijke instelling, waarbij aandacht kan worden besteed aan het middelengebruik van de verdachte.
Verstrekt aan de Stichting Reclassering Nederland opdracht om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer het voorwerp, vermeld onder nummer 9 op de zich in het dossier bevindende lijst van in beslag genomen voorwerpen, te weten 1 "vuurwapen".
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van de voorwerpen, vermeld onder de nummers 3, 4, 5, 6 en 7 op de zich in het dossier bevindende lijst van in beslag genomen voorwerpen, te weten 1 Samsung telefoontoestel, 1 Vodafone geheugensim, 1 Orange geheugensim, 1 geheugensim ([nummer]) en 5 sleutels.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Politie Haaglanden tot het gevorderde bedrag van EUR 781,93 (zevenhonderdeenentachtig euro en drieënnegentig cent), en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde de verplichting op om ten behoeve van de Politie Haaglanden aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 781,93 (zevenhonderdeenentachtig euro en drieënnegentig cent),
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 (vijftien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Verklaart de benadeelde partij [aangever 6] niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe en gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda onder parketnummer 02-800234-07 opgelegde voorwaardelijke straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Dit arrest is gewezen door mr. D.J.C. van den Broek, mr. L.A.J.M. van Dijk en mr. C.G.M. van Rijnberk, in bijzijn van de griffier mr. F.L.C. Schoolderman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 april 2011.